Guy E. Dubois

Vipassana: De Ontwikkeling van Inzicht

Vipassana: De Ontwikkeling van Inzicht

Vipassanā betekent letterlijk: ‘de dingen zien zoals ze werkelijk zijn. Dit ’zien’ vergt helder begrip in de drie karakteristieken (tilakkhaṇa) van alle geconditioneerde fenomenen, namelijk:

Inzicht in de veranderlijkheid/vergankelijkheid (anicca sammasana ñāna)[i]; inzicht in de onbevredigendheid (dukkha sammasana ñāna)[ii] en inzicht in de zelfloosheid (anattā sammasana ñāṇa)[iii] van álle fenomenen.

Anicca, dukkha en anattā zijn de drie fundamentele elementen van Buddhadhamma – de leer van de Boeddha. Zij vormen de hoekstenen om tot zelfrealisatie te komen.

Van de drie is anicca de essentiële factor in dit bewustwordingsproces. Het is de passe-partout waarmee de twee andere poorten van de inzichtsburcht zich openen.

Om anicca te kunnen ontsluiten dient de beoefenaar (dhammanuvatti) het Edele Achtvoudige Pad (magga sacca) – de Vierde Edele Waarheid van de Boeddha – intensief te belopen.

Dit pad is onderverdeeld in drie – progressief opgaande – stappen, namelijk ethiek/moraliteit (sīla), concentratie (samādhi) en wijsheid (paññā).[iv] Sīla – wat staat voor een deugdzaam leven – vormt de basis voor samādhi, wat neerkomt op het concentreren van het bewustzijn op een dusdanige manier dat éénpuntigheid (ekaggatā)[v] bereikt wordt. Duidelijker gesteld: wil de beoefenaareen uitstekende concentratie van het bewustzijn – samādhi – bereiken, dan is het noodzakelijk dat zijn/haar sīla zuiver moet zijn, vermits samādhi gegrondvest is op sīla.

Enkel wanneer de yogi zijn concentratie zodanig verfijnd heeft dat hij één wordt (de zgn. absorptie) met zijn meditatie-object kan wijsheid – paññā – zichontwikkelen. Ook hier geldt opnieuw dezelfde redenering: wil de beoefenaareen uitstekende paññā bereiken, dan is het noodzakelijk dat zijn/haar samādhi zuiver moet zijn, vermits paññā gebouwd is op samādhi.

Laat dit duidelijk zijn: sīla en samādhi vormen de basisvoorwaarden voor het ontwikkelen van paññā. Zónder (uitstekende) moraliteit en zónder (uitstekende) concentratie is géén (uitstekende) wijsheid mogelijk. Hoe perfecter de moraliteit, resp. de concentratie, hoe perfecter de wijsheid zal zijn.

En het is juist deze (perfecte) wijsheid die de beoefenaarin staat stelt om anicca, dukkha en anattā helder te begrijpen door de beoefening van vipassanā. Door het beoefenen van vipassanā kan hij/zij de dingen ‘zien’ zoals ze werkelijk zijn.

In vipassanā-meditatie is het object van meditatie de vergankelijkheid (anicca) van alle dingen die zich presenteren. De methode van vipassanā komt er dus op neer dat de dhammanuvatti er moet naar streven anicca bij zichzelf te realiseren (d.i. herkennen, erkennen en er één mee worden).[vi] Eenmaal anicca gerealiseerd is, zal hij/zij dukkha begrijpen, om vervolgens anattā te zien alsultieme waarheid.

Enkel door dit inzicht begrijpt de dhammanuvatti de ellende die zijn hele bestaan doordringt en verzadigt (dukkha sacca)[vii]; laat hij de oorzaak van dukkha (samudaya sacca) los;realiseert hij de beëindiging van dukkha (nirodha sacca) en cultiveert hij het pad dat leidt tot de beëindiging van dukkha (magga sacca).[viii]

Anicca realiseren komt erop neer dat de dhammanuvatti de veranderlijkheid binnen zichzelf realiseert. Hij wordt één (ekaggatā) met zijn vergankelijkheid, d.i. hij ervaart de persoonlijke vergankelijkheid in zijn diepste zelf en aanvaardt deze vergankelijkheid gelijkmoedig. Op deze manier bereikt de beoefenaareen staat van inwendige en van uitwendige vrede en brengt zichzelf en zijn energie in harmonie met (het proces van) het hele bestaan.

De ervaring van anicca kan door de beoefenaar slechts verworven worden op voorwaardedat hij juiste aandacht (sammā sati)[ix] ontwikkelt.

Sammā sati is onze oorspronkelijke natuur, maar onze aandacht is gecontamineerd en gemanipuleerd door onze conditioneringen.

Sandy Boucher[x]:

“Ontwaken, wakker zijn, zou de normale menselijke conditie moeten zijn. Zelfrealisatie drukt immers de diepste waarheid van onze natuur uit, onze eenheid met de energie van het universum. We studeren, mediteren en beoefenen om tot dit bewustzijn door te dringen.”

Hiervoor vestigt de dhammanuvatti zijn analytische aandacht op de vier velden van opmerkzaamheid (satipaṭṭhāna). Door constante meditatiebeoefening van satipaṭṭhāna wordt de sattatimsa bodhipakkhiya dhamma[xi] bij de beoefenaar getriggerd.

Door deze constante, geconcentreerde aandacht (sati), wordt zijn gelijkmoedigheid (upekkhā) ontwikkeld doordat hij de wet van anicca experiëntieel ervaart. De dhammanuvatti is immers tot het inzicht gekomen datalles wat ontstaat uiteindelijk zal vergaan. Dat alles wat gecreëerd wordt ten onder gaat; dat alles wat geconditioneerd ontstaat finaal vergaat. Sabe sankhara anicca.

Sati en upekkhā vormen daardoor de twee vleugels waaruit vipassanā opgebouwd is. De evenwichtige combinatie van beide realiseert wijsheid (paññā).

“Anicca vata sankhara, uppada vaya dhammino. Uppajjitva nirujjhanti tesam vupasamo sukho. – Vergankelijk helaas zijn alle verschijnselen; ze ontstaan en ze vergaan. Eenmaal ze ontstaan zijn, vergaan ze; énkel hun uitdoving brengt geluk.” [xii]

Deze wijsheid ontstaat bij de dhammanuvatti niet op een intellectuele basis, maar berust op directe experiëntiële kennis. Het is direct ervaringsgericht, gerealiseerd inzicht. Paccakkha- ñāṇa.[xiii]

Deze wijsheid is de directe weg naar Nibbāna.

Het bovenstaande vormt de theorie van vipassanāmeditatie.

Praktisch komt de vipassanātechniek erop neer dat de dhammanuvatti zijn geconcentreerde aandacht richt op zijn bewustzijn/lichaam-complex. Namelijk op de vier velden (gocara) van opmerkzaamheid (satipaṭṭhāna): het lichaam; de gewaarwordingen en gevoelens; het bewustzijn en de indhoud van het bewustzijn (de zgn. ‘objecten van het bewustzijn).

Het maakt niet uit of de dhammanuvatti zijn aandacht richt op het geheel (de vier velden samen) of op slechts één van de deelaspecten.

Welke keuze de beoefenaar ook maakt, steeds zal hij door het refrein van de satipaṭṭhāna gewezen worden op de essentie:

“Zo blijft de monnik volhardend het proces van ontstaan (van resp. het lichaam; de gewaarwordingen; het bewustzijn of de inhoud van het bewustzijn) observeren; blijft hij het proces van vergaan (van resp. het lichaam; de gewaarwordingen; het bewustzijn of de inhoud van het bewustzijn) observeren; of blijft hij zowel het proces van ontstaan als het proces van vergaan (van resp. het lichaam; de gewaarwordingen; het bewustzijn of de inhoud van het bewustzijn) observeren.”

Deze observatie doet hij – overeenkomstig de instructies van de sutta – ijverig (ātāpī); helder bewust en met diep inzicht in de vergankelijkheid (sampajañña); met penetrerende aandacht (satimā); en vrij en onthecht van elk werelds verlangen en afkeer (vineyya loke abhijjha domanassa).

Op welke manier de dhammanuvatti zijn beschouwing ook richt, steeds zal de conclusie zijn dat alles wat hij/zij observeert vergankelijk; onbevredigend en zelfloos is.

De Boeddha:

“Sabbe sankhara anicca. Sabbe sankhara dukkha. Sabbe sankhara anatta – Alle verschijnselen zijn vergankelijk. Alle verschijnselen zijn onbevredigend. Alle verschijnselen zijn zelfloos.”

Vinaya[xiv]:

“Van alle geconditioneerde verschijnselen heeft de Bhagavat op hun ontstaan gewezen evenals op hun vergaan. Dit is de leer van de grote Samana.”

Door het vestigen van geconcentreerde aandacht op de satipaṭṭhāna’s zal de dhammanuvatti duidelijk en helder begrijpen hoe zijn hele lichamelijke structuur; hoe zijn hele mentale structuur; hoe de combinatie van zijn lichamelijke en mentale structuur; in elkaar steekt. Het hele bestaan als een procesvan ontstaan en vergaan; een eeuwig procesvan constante verandering. In de hele fysieke en mentale structuur is niets stabiel; niets vast; niets onafhankelijk te vinden. Alles is in constante verandering. En deze constante verandering is geen fout van de natuur. Verandering is juist de manier zoals de dingen zijn. Yathā bhūta. Verandering vormt de natuurwet; de kosmische wet. Anicca is de enige constante in het hele bestaan.

Door zijn constante aandacht (sati) op de constant veranderende natuur van de lichamelijke en mentale gewaarwordingen ontwikkelt de dhammanuvatti diepgaand zijn faculteit van gelijkmoedigheid (upekkhā). Aandacht én gelijkmoedigheid vormen de twee vleugels van vipassanā. Sati + upekkhā = vipassanā.

Aandacht leidt de dhammanuvatti naar helder begrip/inzicht in de drie karakteristieken van de fenomenen (tilakkhaṇa). Gelijkmoedigheid voert hem naar de aanvaarding ervan. Anders gezegd: vergankelijk is het lot van de mens. Als hij dit feit in zichzelf realiseert (herkent, erkent en er één mee wordt) én volkomen aanvaardt zal hij innerlijke vrede kennen in dít leven.

Het hierboven summier geschetste pad naar de realisatie van wijsheid wordt omstandig beschreven in de Visuddhimagga[xv] van Buddhaghosa[xvi], die hiervoor de mosterd haalde bij Upatissa, een boeddhistische monnik die leefde in Ceylon in de 1e eeuw n.Chr. en die de auteur was van het werk Vimuttimagga (het Pad van Bevrijding).[xvii] Een meer recent, maar even diepgravend boek is dit van de Birmaanse monnik Mahasi Sayadaw. Ook hier is het pad van de zeven zuiveringen (satta visuddhi) – net zoals het werk van Buddhaghosa – de rode draad door het hele boek heen.[xviii]

Voor de goede verstaander recapituleer ik hieronderde hierbovengebruikte terminologie:

Helder Begrip

Helder inzicht; klaar zien. Helder begrip veronderstelt realisatie in onszelf: herkennen; erkennen en er één mee worden; de fenomenen direct ervaren; intuïtief, experiëntieel ervaren (paccanubhoti) zoals ze werkelijk ‘zijn’ (yathā bhūta). Dus níetzoals we dénken of zouden wíllen dat ze zijn of net níet zouden willen dat ze zijn en dit gelijkmoedig, d.i. zonder enige reactie te geven (zónder de interactie van de speeltuin van ons bewustzijn: zónder de verhalen; zónder de drama’s, zonder onze saṅkhāra’s van verlangen en van afkeer). Zienzoals de reflectie van een spiegel. Om dit ‘zien’ te bekomen is juiste aandacht (sammā sati – zie onder) nodig.

Sayadaw U Pandita[xix]:

“True insight only occurs in the presence of a nonthinking, bare awareness of the passing away of phenomena in the present moment.”

De Drie Kenmerken (Tilakkhaṇa) van Alle Geconditioneerde Fenomenen

Deze drie karakteristieken zijn: veranderlijkheid/verandering/vergankelijkheid (anicca); lijden/leed/ellende (dukkha) en niet-zelf (anattā). Om vorderingen te maken in vipassanā – het ‘zien’ van de dingen zoals ze in werkelijkheid zijn – moet de dhammanuvatti zich (zo ononderbroken mogelijk) bewust blijven van anicca. Het advies van de Boeddha is kort en bondig: de beoefenaarmoet proberen de tilakkhaṇa steeds te blijven waarnemen. In feite omvat dit advies de kern van de leer van de Boeddha. Wanneer dit inzicht dgroeit bij de beoefenaar, evolueert eveneens zijn inzicht in de werkelijke aard van de fenomenen.

De Lichamelijke en Mentale Structuur

De hele fysische en mentale structuur én de combinatie van beide d.i. de integrale lichamelijke en mentale structuur; de complete stroom (sota) van het bestaan. Deze hele structuur is geconditioneerd, d.i. gebonden aan oorzaken (hetu’s) énvoorwaarden (paccaya’s) voor ontstaan, bestaan en vergaan.

Verkregen door Juiste Aandacht (Sammā-Sati)

Deze juiste aandacht kan énkelverkregen worden door analytische meditatie. Deze aandacht is van een uitzonderlijke, allesomvattende, penetrerende kwaliteit.

Sayadaw U Pandita[xx]:

“We spreken hier niet over gewone opmerkzaamheid, wel over opmerkzaamheid van een buitengewone, uitzonderlijke kwaliteit. Het gaat hier over een intense, volgehouden opmerkzaamheid. Wanneer het object verschijnt richt de aandacht van het bewustzijn zich onmiddellijk krachtig op het object. Dit gebeurt zonder aarzelen, zonder nadenken, zonder reflectie, zonder analyse. Het object moet a.h.w. ’gegrepen’ worden zodat het observerende bewustzijn het observatie-object volledig omvat, zich over het hele object verspreidt, het in zijn geheel omsluit. Het object moet volledig geobserveerd worden, vanaf het begin, over het midden, tot het einde.”

In de praktijk betekent dit het continu waarnemen en observeren van alle opkomende objecten. Elk moment van opmerkzaamheid moet verbonden zijn met het volgende. In elk moment. En van moment tot moment. Het opmerken en observeren van de objecten mag bijgevolg geen lacunes kennen, maar moet een continu karakter hebben. Wanneer een object verschijnt moet het bewustzijn onmiddellijk met krachtige inspanning op het object worden gericht.”

Deze juiste aandacht bezit vier cruciale kwaliteiten of eigenschappen voor het beschouwen/contempleren/mediteren ervan; voor de concentratie erop en het bewustzijn ervan, namelijk:

  • ijverig, gepassioneerd, met vuur, met passie (ātāpī)
  • met penetrerende, ‘als een pijl’, [niet-reactieve] opmerkzaamheid (sati)
  • helder bewust en met diep inzicht in de permanente vergankelijkheid van alle verschijnselen (sampajañña)
  • gelijkmoedig, i.c. vrij en onthecht van werelds verlangen en afkeer (vineyya loke abhijjhā-domanassa)

De Vier Velden van Aandacht (Satipaṭṭhāna)

Het lichaam; de gewaarwordingen (fysiek) en gevoelens (mentaal), ofwelop het geheel ofwelop één van de deelaspecten van de satipaṭṭhāna’s, i.c.:

  • beschouwing/contemplatie/concentratie/bewustzijn op het lichaam (kāyānupassanā),[xxi] namelijk: aandacht op de ademhaling; op de basis- en secundaire houdingen van het lichaam; op de vergankelijkheid van de lichaamshandelingen; op de afstotelijkheid van de anatomische bestanddelen van het lichaam; op de elementen en tenslotte op het lijk.
  • beschouwing/contemplatie/concentratie/bewustzijn op de gewaarwordingen (vedanānupassanā): aandacht op de lichamelijke gewaarwordingen en mentale gevoelens.
  • beschouwing/contemplatie/concentratie/bewustzijn op het bewustzijn (cittānupassanā): aandacht op de gesteldheid van het bewustzijn, i.c. op de mentale staten van het bewustzijn.
  • beschouwing/contemplatie/concentratie/bewustzijn op de verschijnselen/dingen (dhammānupassanā): In het bijzonder gaat het over:
    • de vijf hindernissen (panca nīvaraṇa)
    • de vijf aggregaten van hechten (panca upādāna khandha)
    • de zes innerlijke en zes uiterlijke zintuigsferen (salāyatana)
    • de zeven factoren van verlichting (satta bojjhaṅga)
    • de Vier Edele Waarheden (cattari ariya sacca)

Door de volgehouden en aanhoudende meditatiebeoefening van satipaṭṭhāna worden eerst de vijf hindernissen (panca nivarana) vernietigd. Vervolgens worden, na de analytische observatie van de khandhas en de salāyatana, de zeven verlichtingsfactoren door de dhammanuvatti beoefend en ontwikkeld. De beoefening en het tot ontwikkeling brengen van deze verlichtingsfactoren tenslotte brengen de dhammanuvatti tot helder begrip (sammā diṭṭhi) van de Vier Edele Waarheden.

Satipaṭṭhāna

Letterlijk: ‘sati’ =aandacht geven op het nu; ‘patthana’ of ‘upatthana’ = stevig; vast verankerd; intensief; voortdurend. Satipaṭṭhāna is – volgens de Boeddha himself – een directe, ongeëvenaardeweg (ekayana magga) om het bewustzijn te zuiveren (sattanam visuddhiya) en om tot verlichting/zelfrealisatie (Nibbāna) te komen.

Mahāsatipaṭṭhāna-Sutta[xxii]:

“Monniken, dit is een (enige/directe/ongeëvenaarde) weg die leidt tot zuivering van de wezens; dit is de weg tot het overstijgen van verdriet en zorgen; tot het beëindigen van dukkha en angst; tot het onder de knie krijgen van de juiste methode voor het realiseren van Nibbāna, namelijk door het viervoudig vestigen van opmerkzaamheid.”

Satipaṭṭhāna is de meditatie-beoefening, ‘methode’ of ‘techniek’ die nodig is om de dhammanuvatti te zuiveren; om zijn verdriet en zorgen te overstijgen; om dukkha te vernietigen en om hem de methode bij te brengen die nodig is om zijn zelfrealisatie te verwezenlijken. Anders verwoord: de observatie die voortvloeit uit satipaṭṭhāna leidt de mediteerder op een unieke manier naar Nibbāna.

Zoals hierbovenreedsaangehaald, bestaan verschillende ‘technieken’ of ‘methoden’ om satipaṭṭhāna in praktijk te brengen; d.i. om satipaṭṭhāna te beoefenen. Sommige van deze technieken leggen de nadruk op één aspect van de vier velden of fundamenten, terwijl andere technieken juist állefundamenten gebruiken. In de complete Satipaṭṭhāna-Sutta worden door de Boeddha extensief méér dan 50 oefeningen beschreven.

Gelijkmoedigheid (Upekkhā)

Gelijkmoedigheid staat voor: géén énkele reactie (saṅkhāra = ‘datgene wat ons bezielt’)geven op gewaarwordingen. Gelijkmoedigheid spruit voort uit het experiëntiële wéten[xxiii] van de beoefenaar dat alles élk moment verandert, vluchtig is en volkomen onstabiel.

Wijsheid (Paññā)

De realisatie (herkennen; erkennen en er één mee worden) van het ego-loze, d.i. diep inzicht in de illusievan een separaat, stabiel, eeuwig ‘ik’ dat zich separaat opstelt t.o.v. het geheel. De Boeddha formuleerde deze wijsheid in zijn laatste woorden: “Vergankelijkheid is onverbrekelijk verbonden met alle bestaande dingen. Streef vol ijver naar jullie verlichting” (Parinibbāna-Sutta). Deze wijsheid is het pad dat naar Nibbāna leidt.

Nibbāna

“Er is, monniken, een sfeer waar geen aarde, geen water, geen vuur, geen lucht is. Geen sfeer van onbegrensde ruimte, geen sfeer van onbegrensd bewustzijn, geen sfeer van nietsheid, geen sfeer van noch-perceptie-noch-niet-perceptie. Noch deze wereld, noch een andere wereld, noch beiden: noch zon, noch maan. Hier, monniken, zeg ik, is er geen komen, geen gaan, geen blijven, noch verdwijnen noch opkomen. Deze sfeer is niet stilstaand, niet bewegend, zonder enige voorwaardelijke grond. Dit is inderdaad het einde van lijden!”[xxiv]

7 Zuiveringen & 16 Fasen

Het pad naar Nibbāna omvat 7 zuiveringen (satta visuddhi) en 16 inzichten (solana ñāṇa’s).


Voetnoten

[i] ‘anicca sammasana ñāṇa’: anicca = de veranderlijkheid; de vergankelijkheid; sammasana = het begrijpen van; het ontdekken van; het verkennen van; het bepalen van; ñāṇa = inzicht. Anicca sammasana ñāṇa = het inzicht waardoor men de vergankelijkheid (van alle fenomenen) begrijpt.

[ii] ‘dukkha sammasana ñāṇa’  = het inzicht waardoor men de onbevredigdheid (van alle fenomenen) begrijpt.

[iii] ‘anattā sammasana ñāṇa’  = het inzicht waardoor men de zelfloosheid (van alle fenomenen) begrijpt.

[iv] Dit komt overeen met de eerste drie zuiveringen van de zeven zuiveringen (satta visuddhi), namelijk: ethische zuivering (sīla visuddhi); zuivering van het bewustzijn (citta visuddhi) en zuivering van inzicht (diṭṭhi visuddhi). Deze drie zuiveringen corresponderen eveneens met de drie trainingen (tisikkhā): training in ethiek/moraliteit (sīla sikkhā); training in concentratie (samādhi sikkhā) en training in wijsheid (paññā sikkhā).

[v]‘ekaggatā’: éénpuntigheid van het bewustzijn. Het is de diepe concentratie waardoor subject én meditatie-object één worden, in mekaar vloeien, absorberen.

[vi] ‘Realisatie’ wordt niet verkregen door geleende, ontvangen wijsheid van anderen (suta-mayā paññā); noch door logisch en rationeel [maar geconditioneerd] denken (cinta-mayā paññā). Enkel door direct empirisch ervaren; ervaringswijsheid door zelfinzicht (bhāvanā-mayā paññā) kan de dhammanuvatti tot zelfrealisatie komen.

[vii] Dukkha vormt een sleutelwoord in de Dhamma. Het is de eeuwige ellende dat alle wezens in alle aspecten van hun bestaan doordringt. De oorzaak van deze ellende ligt besloten in onwetendheid (avijjā, moha) — niet-weten, niet-kunnen, niet-durven zien hoe de werkelijke aard van het bestaan is (= anicca, dukkha, anattā), met als gevolg: verlangen (lobha) en afkeer (dosa).

[viii] Zie het uitstekende artikel van Peter Harvey, (2009), The Four Ariya-saccas as True Realities for the Spiritually Ennobled’ — the Painful, its Origin, its Cessation, and the Way Going to This — Rather than Noble TruthsConcerning These. Buddhist Studies Review, BSRV 26.2 (2009) 197-227, Equinox Publishing Ltd, UK

[ix] Aandacht (sati): opmerkzaamheid; mindfulness. Deze aandacht is niet passief, maar is dynamisch; ‘confronterenden provocerend’ — [This means that the mind must] covering the object completely; penetrating into it; not missing any part of it.’ — Sayadaw U. Pandita, (1992), In This Very Life. The Liberation Teachings of the Buddha p. 93 e.v.

[x] Boucher, Sandy, (2017), We are in Training to Be Nobody Special, Tricycle, Trike Daily, Personal reflections.

[xi] ‘sattatimsa bodhipakkhiya dhamma’: de zeven sets van 37 individuele factoren/kwaliteiten/eigenschappen die tot Verlichting leiden: het Edele Achtvoudige Pad (attha magganga); de factoren van verlichting (satta sambojjhaṅga); de vijf spirituele vermogens (panca indriya); de vijf potentiële krachten (panca bala); de vier velden van opmerkzaamheid (cattaro Satipaṭṭhāna); de vier elementen van zuivere inspanning (cattaro sammāppadhāna); en de vier eigenschappen van spirituele kracht (cattaro iddhipāda).

[xii] Deze tekst is een integraal onderdeel van het boeddhistisch begrafenisritueel in Sri Lanka.

[xiii]paccakkha-ñāṇa: Syn. voor vipassanā-ñāṇa; gerealiseerd inzicht.

[xiv] Vinaya 3.60

[xv] Visuddhimagga’ visuddhi+magga: visuddhi = zuivering; magga = de weg, het pad. Visuddhimagga = het pad van zuivering.

[xvi] Visuddhimagga: het magnum opus van Buddhaghosa, een boeddhistische monnik, die de theoretische en praktische leerstellingen van de Boeddha, die in de Tipitaka Pali Canon zijn opgetekend, beschreef, zoals ze werden begrepen en beoefend door de monniken van het Mahavihara-klooster in Anuradhapura (250 km ten N. van Colombo, de huidige hoofdstad van Sri Lanka) omstreeks 430 v.Chr.. Het boek wordt beschouwd als de belangrijkste Theravāda-tekst naast de Tipitaka Pali Canon. De structuur van het boek is gebaseerd op de Rathavinita-Sutta, Majjhima Nikaya 24, die het pad van de zeven zuiveringen & de zestien fasen van Inzicht beschrijft.

[xvii] ‘Vimuttimagga’ vimutti+magga: vimutti = bevrijding; magga = de weg, het pad. Vimuttimagga = het pad van bevrijding.

Upatissa, Thera, (1961), Vimuttimagga – The Path of Freedom. De oorspronkelijke Pali-tekst van dit werk is verloren gegaan, maar werd bewaard in een Chinese versie (6e eeuw n.Chr.). Voor het grootste deel lopen de versies van de Vimuttimagga en de Visuddhimagga synchroon, hoewel er toch een aantal punten afwijkend zijn. Het grootste verschil tussen beide werken is ligt in de substructuur: de Vimuttimagga baseert het schema van het inzichtsproces op de Vier Edele Waarheden, terwijl de Visuddhimagga het schema volgt van de Rathavinita-Sutta.

De Visuddhimagga van Buddhaghosa is een boeddhistisch meesterwerk. Het vormt aanbevolen lectuur voor elke gevorderde yogi. Maar dit velt geen enkel waarde-oordeel over de Vimuttimagga. Integendeel. Waar de Visuddhimagga een academische benadering wegdraagt, is de Vimuttimagga eerder apologetisch van aard. Maar het is, in ieder geval, ‘bevrijdende’ lectuur.

Een uitstekende vertaling van de Visuddhimagga in Engelse vertaling is: Buddhaghosa, Bhadantacariya, (2010), Visuddhimagga, The Path of Purification, Pariyatti Press, Onalaska, WA, USA

Voor een uitgebreide Nederlandstalige samenvatting en bespreking van de Satta Visuddhi en de Solana Nana verwijs ik naar mijn boek: Dubois, Guy, Eugène, (2019), Satta-visuddhi. De Zeven Zuiveringen & de Zestien Fasen van Inzicht. Gratis te downloaden via deze link: https://tilorien.org/sattavisuddhi.pdf

Voor een vergelijkende studie tussen beide verwijs ik naar: Bapat P. V. (1937), Vimuttimagga and Visuddhimagga. A Comparative Study, Buddhist Publication Society, Kandy, Sri Lanka.

[xviii] Sayadaw, Mahasi, (1994), The Progress of Insight (Visuddhinana-katha)

[xix] Sayadaw U. Pandita, (1992), In This Very Life. The Liberation Teachings of the Buddha p. 192

[xx] Sayadaw U. Pandita, (2016), Freedom Within. Liberation teachings on the Satipatthana meditation practice p. 14

[xxi] ‘anupassana’ = het voortdurend intensief vestigen van de aandacht op de 4 fundamenten van opmerkzaamheid; resp. op het lichaam (kāyānupassanā); op de gewaarwordingen (vedanānupassanā); op het bewustzijn (citta-anupassanā) en op de objecten van het bewustzijn(dhamma-anupassanā).

Sayadaw U. Pandita, (2016), Freedom Within. Liberation teachings on the Satipatthana meditation practice p. 18 — “Anupassanā is ardent effort (atappa viriya), mindfulness (sati), concentration (samādhi) and wisdom–clear comprehension: (paññā) and its benefit is to know correctly, clearly in order to see the true nature of phenomena.

[xxii] Mahāsatipaṭṭhāna-Sutta, Digha Nikaya 22

[xxiii] Soms wordt dit experiëntiele wéten’ als ‘gecontroleerd geloof/vertrouwen’ [verified faith] bestempeld.

Sayadaw U. Pandita, (1992), In This Very Life. The Liberation Teachings of the Buddha p. 70 — “seeing clearly, bright and unconfused, the mind begins to fill with a new kind of faith, known as verified faith. Verified faith is neither blind nor unfounded. It comes directly from personal experience of reality. One might compare it to the faith that raindrops will get us wet. The scriptures formally characterize this kind of faith as a decision based on direct personal experience. (…) It is your own direct, personal, intuitive experience that brings you about this firm and durable kind of faith.

[xxiv] Nibbāna Sutta, Udana 8.1


Wil je beginnen met mediteren of ben je op zoek naar meer verdieping?
Wij bieden persoonlijke begeleiding, volledig op donatie basis.

Gratis Meditatiecursus

Over Guy E. Dubois

Guy E. Dubois (1947) heeft verschillende delen van de vroeg-Boeddhistische teksten in het Nederlands vertaald, van kommentaar voorzien en stelt deze gratis ter beschikking op de site van SuttaCentral. Hij is verder auteur van verschillende werken over de leer van de Boeddha. Deze zijn online te lezen, voor wie liever een echt boek in handen houdt, te bestellen op bol.com.

De auteur wil zelf zijn initiële doelstelling trouw blijven: hij wenst niets te verdienen aan Dhamma. Guy: “Wanneer er ook maar iets aan ‘winst’ gegenereerd wordt zal het onverbiddelijk naar dana gaan.” Als yogi is hij volledig ongebonden t.o.v. elke boeddhistische stroming. Zo interpreteert hij de Dhamma op een vrijgevochten manier. Als dusdanig is hij — in de letterlijke betekenis van het woord — een ‘thuisloze’, een bhikkhu, een bedelmonnik, die zijn dhutanga (praktijk) op een heel persoonlijke wijze invulling geeft. In zijn boeken combineert hij een virulente vrijzinnige levenshouding met een grote genegenheid voor de diepe inzichten van de Boeddha.

Je moet zelf de inspanning leveren, de Boeddhas wijzen slechts de weg

Boeddha, Dhp 276