Deze leerrede is een van de meesterwerken uit de Pali Canon. In zijn kern is het een alomvattend portret van het boeddhistische pad van beoefening, waarbij elk stadium van de beoefening met levendige vergelijkingen wordt geïllustreerd.
Dit portret wordt naast de boeddhistische kijk op andere rivaliserende filosofen van die tijd geplaatst, waarmee wordt getoond hoe de Boeddha – in tegenstelling tot de inflexibele, populistische aanpak van zijn tijdgenoten – zijn leer op een manier uiteenzette die toegesneden en gevoelig was voor de behoeften van zijn toehoorders. Dit grotere portret van het intellectuele landschap van het vroeg-boeddhistische India wordt op zijn beurt gepresenteerd in een ontroerend verhaal: het verdrietige verhaal van Koning Ajatasattu.
Ajatasattu was de zoon van Koning Bimbisara van Magadha, een van de Boeddha’s eerste volgelingen. Aangemoedigd door Devadatta – de neef van de Boeddha, die de steun van Ajatasattu wilde gebruiken in zijn poging om de positie van de Boeddha als hoofd van de Sangha over te nemen – zmindorgde Ajatasattu voor de dood van zijn vader zodat hij de troon voor zichzelf zeker kon stellen. Als gevolg van zijn kwade daden was hij niet alleen voorbestemd om door zijn eigen zoon vermoord te worden – Udayibhadda (genoemd in de leerrede) – maar ook om onmiddellijk wedergeboren te worden in een van de laagste regionen van de hel.
In deze leerrede bezoekt Ajatasattu de Boeddha, in de hoop dat deze hem wat vrede kan brengen. De vraag die hij aan de Boeddha stelt, laat het beperkte niveau van zijn eigen begrip zien. Hierop beschrijft de Boeddha geduldig de stappen van de beoefening, beginnend op een heel basaal niveau en dit geleidelijk opbouwend, om zo de spirituele horizon van de koning te vergroten. Aan het einde van de toespraak neemt Ajatasattu toevlucht in het ‘Drievoudige Juweel’. Hoewel zijn eerdere daden zo zwaar wegen dat zijn uitdrukking van vertrouwen op dat moment maar beperkte gevolgen kon hebben, verzekert het Commentaar ons dat het verhaal van de koning uiteindelijk een happy end heeft. Na het overlijden van de Boeddha, sponsorde hij de ‘Eerste Raad’, waar een congres van Arahants het eerste gestandaardiseerde verslag van de leer van de Boeddha samenstelde. Door de verdienste van deze daad is Ajatasattu voorbestemd om – na vrij te zijn gekomen uit de hel – de bevrijding te bereiken als een Pacceka Boeddha.
Aldus heb ik gehoord…
… Eens verbleef de Gezegende in Rajagaha, in Jivaka Komarabhacca’s mangobos met een groot gevolg aan monniken – wel 1250 monniken in totaal. Nu, op dat moment – omdat het uposatha (een dag van inachtneming) was; de nacht van de volle maan in het waterlelieseizoen, de vierde maand van de regentijd – zat Koning Ajatasattu van Magadha, de zoon van Koningin Videha, op het dakterras van zijn paleis, omringd door zijn ministers. Toen voelde hij zich geïnspireerd om het volgende te uiten: “Hoe prachtig is deze door de maan verlichte nacht! Hoe mooi… Hoe liefelijk… Hoe inspirerend… Hoe veelbelovend is deze door de maan verlichte nacht! Welke priester of denker zullen wij vannacht bezoeken, die ons zou kunnen verlichten en ons gemoedsrust zou kunnen brengen?”
Toen dit gezegd was, zei een van de ministers tegen de koning: “Uwe Majesteit, er is Pūraṇa Kassapa, de leider van een gemeenschap, de leider van een groep, de leraar van een groep, vereerd en beroemd, heilig geacht door vele mensen. Hij is op leeftijd, al lang asceet, oud, in de laatste fase van zijn leven. Uwe Majesteit zou hem moeten bezoeken. Misschien dat, als u hem zou bezoeken, hij u zou kunnen verlichten en gemoedsrust kunnen brengen.”
Toen dit gezegd was, bleef de koning stil.
Vervolgens zei een andere minister tegen de koning: “Uwe Majesteit, er is Makkhali Gosala… Uwe Majesteit, er is Ajita Kesakambalin… Uwe Majesteit, er is Pakudha Kaccayana… Uwe Majesteit, er is Sañjaya Belatthaputta… Uwe Majesteit, er is Nigantha Nataputta, de leider van een gemeenschap, de leider van een groep, de leraar van een groep, vereerd en beroemd, heilig geacht door vele mensen. Hij is op leeftijd, al lang asceet, oud, in de laatste fase van zijn leven. Uwe Majesteit zou hem moeten bezoeken. Misschien dat, als u hem zou bezoeken, hij u zou verlichten en u gemoedsrust zou kunnen brengen.”
Toen dit gezegd was, bleef de Koning stil.
Deze hele tijd zat Jivaka Komarabhacca in stilte, niet ver van de koning vandaan. Dus zei de koning tegen hem, “Vriend Jivaka, waarom zeg je niets?”
“Uwe Majesteit, er is de Gezegende, waardig en op de juiste manier zelf-ontwaakt, verblijvend in mijn mangobos met een groot gevolg aan monniken – wel 1250 monniken in totaal. Wat deze Gezegende betreft, doet dit bewonderenswaardige verhaal de ronde: ‘Zeker, de Gezegende is waardig en op de juiste manier zelf-verlicht, begiftigd met kennis en moreel gedrag, met het goede pad, kenner van werelden, ongeëvenaarde trainer van te temmen mensen, leraar van goden en mensen, volledig bevrijd, gezegend.’ Uwe Majesteit zou hem moeten bezoeken. Misschien dat, als u hem zou bezoeken, hij u zou kunnen verlichten en gemoedsrust zou kunnen brengen.”
“Laat in dat geval, vriend Jivaka, de rij-olifanten klaarmaken.”
Nadat hij had geantwoord, “Zoals u zegt, uwe majesteit,” en na vijfhonderd vrouwelijke olifanten klaar te hebben laten maken, alsook de eigen olifant van de koning, kondigde Jivaka bij de Koning aan: “Uwe majesteit, uw olifanten zijn gereed. Doe waar u het tijd voor acht.”
Toen vertrok de Koning, nadat hij vijfhonderd van zijn vrouwen op de vijfhonderd olifanten had laten bestijgen – een op elk – en nadat hij zijn eigen olifant had bestegen, vanuit de hoofdstad in vol koninklijke ornaat, met fakkel dragende bedienden, naar Jivaka Komarabhacca’s mangobos. Maar toen de koning dicht bij het mangobos kwam, werd hij door angst gegrepen, door onrust, wat ervoor zorgde dat zijn haar recht overeind ging staan. Angstig, gejaagd, met zijn haar recht overeind, zei hij tegen Jivaka Komarabhacca: “Vriend Jivaka, je misleidt mij toch niet? Je gaat me toch niet aan mijn vijanden overleveren? Hoe kan er zo’n grote gemeenschap van monniken zijn – 1250 in totaal – zonder geluid van niezen, zonder geluid van hoesten, zonder wat voor stemgeluid dan ook?”
“Wees niet bang, grote koning. Wees niet bang. Ik misleid en bedrieg u niet, en geef u niet over aan uw vijanden. Ga vooruit, grote koning, vooruit! Dat daar zijn lampen die branden in de paviljoenshal.”
Toen dan ging de koning zo ver op zijn olifant als de grond dit toestond, steeg hij af en benaderde hij de deur van het paviljoen te voet. Bij zijn aankomst, vroeg hij Jivaka “Waar, vriend Jivaka, is de Gezegende?”
“Dat is de Gezegende, grote koning, zittend tegen de middelste pilaar, naar het oosten kijkend, omgeven door de gemeenschap van monniken.”
Toen benaderde de koning de Gezegende en, hem bereikt hebbende, ging hij aan een zijde staan. Terwijl hij daar stond – de gemeenschap van monniken, in absolute stilte zittend, zo kalm als een meer, overziend – voelde hij zich geïnspireerd om het volgende te uiten: “Moge mijn zoon, Prins Udayibhadda, genieten van dezelfde vrede waar deze gemeenschap van monniken nu van geniet!”
[De Gezegend zei:] “Bent u samen met uw dierbaren gekomen, grote koning?”
“Heer, mijn zoon, Prins Udayibhaddam is mij erg dierbaar. Moge hij van dezelfde vrede genieten waar deze gemeenschap van monniken nu van geniet!”
Toen, nadat hij zijn hoofd voor de Gezegende had gebogen, en de gemeenschap van monniken had gegroet met zijn handpalm tegen handpalm over zijn hart, ging hij aan een zijde zitten. Terwijl hij daar zat, zei hij tegen de Gezegende: “Ik zou de Gezegende een vraag willen stellen over een bepaald onderwerp, als hij mij de gelegenheid zou geven om mijn vraag toe te lichten.”
“Vraag, grote koning, wat u wilt.”
De Vraag van de Koning
“Heer, er zijn deze gewone ambachtslieden: olifantentrainers, paardentrainers, wagenrijders, boogschutters, vaandeldragers, kampmaarschalken, bevoorradingsofficieren, hoge koninklijke officieren, commando’s, militaire helden, bepantserde krijgers, met leer beklede krijgers, huisslaven, banketbakkers, barbieren, badmeesters, koks, kettingmakers, wassers, wevers, manden makers, pottenbakkers, rekenaars, accountants, en elk ander soortgelijk gewone ambachtsman. Zij leven van de vruchten van hun ambacht, zichtbaar in het hier en nu. Zij geven plezier en verfrissingen aan zichzelf, aan hun ouders, hun kinderen, hun vrienden en collega’s. Zij geven voortreffelijke offergaven aan priesters en denkers, tot de hemel voerend, resulterend in geluk, bevorderlijk voor een hemelse geboorte. Is het mogelijk, heer, om een soortgelijke vrucht van het heilige leven te tonen, zichtbaar in het hier en nu?”
“Herinnert u zich, grote koning, dat u ooit eerder deze vraag aan andere priesters en denkers gesteld heeft?”
“Ja, dat herinner ik me.”
“Als het niet te lastig voor u is, hoe hebben zij hier op geantwoord?”
“Nee, het is niet lastig voor mij daar waar een Gezegende – of iemand net als de Gezegende – zit.”
“Spreek dan, grote koning.”
Non-actie
“Eens, heer, benaderde ik Pūraṇa Kassapa en, bij mijn aankomst, wisselde ik beleefde groeten met hem uit. Na een uitwisseling van vriendelijke groeten en beleefdheden, ging ik aan een zijde zitten. Terwijl ik daar zat, vroeg ik hem: ‘Eerwaarde Kassapa, er zijn deze gewone ambachtslieden… Zij leven van de vruchten van hun ambacht, zichtbaar in het hier en nu… Is het mogelijk, eerwaarde heer, om een soortgelijke vrucht van het heilige leven te tonen, zichtbaar in het hier en nu?’
“Toen dit gezegd was, zei Pūraṇa Kassapa tegen mij, ‘Grote koning, in handelingen of in het aansporen van anderen tot handelingen, in het verminken of het aansporen van anderen tot verminken, in martelen of het aansporen van anderen tot martelen, in het toebrengen van verdriet of in het aansporen van anderen tot het toebrengen van verdriet, in intimideren of in het aansporen van anderen tot intimideren, in het nemen van een leven, in het nemen van wat niet gegeven is, inbreken in huizen, rijkdom plunderen, een hinderlaag leggen, vreemdgaan, liegen – doet men geen kwaad. Als men met een schijf zo scherp als een scheermes alle levende wezens in deze wereld in een enkele hoop vlees zou veranderen, zou er geen kwaad van die oorzaak zijn, geen kwaad uit voortkomen. Zelfs als men langs de rechter oever van de Ganges zou gaan, moordend en anderen aansporend tot moorden, verminkend en anderen aansporend tot verminken, martelend en anderen aansporend tot martelen, zou er geen kwaad uit voortkomen. Zelfs als men over de linker oever van de Ganges zou gaan, gevend en aansporend tot geven, offerend en aansporend tot offeren, dan zou er geen verdienste uit voortkomen. Geen verdienste zal voortkomen uit vrijgevigheid, zelfbeheersing, terughoudendheid, en het spreken van de waarheid.
“Dus, wanneer gevraagd naar de vruchten van het heilige leven, zichtbaar in het hier en nu, antwoordde Pūraṇa Kassapa met non-actie. Net als wanneer een persoon, wanneer gevraagd over een mango, zou antwoorden met een broodvrucht; of, wanneer gevraagd over een broodvrucht, zou antwoorden met een mango: op dezelfde wijze, wanneer gevraagd over de vruchten van het heilige leven, zichtbaar in het hier en nu, antwoordde Purana Kassapa met non-actie. De gedachte kwam in mij op: ‘Hoe kan iemand zoals ik eraan denken een priester of denker van deze wereld te minachten?’ Noch verheugde ik mij in Pūraṇa Kassapa’s woorden, noch protesteerde ik er tegen. Noch verheugend, noch protesterend, was ik ontevreden. Zonder onvrede te uiten, zonder zijn leer te accepteren, zonder hem over te nemen, stond ik op van mijn zetel en vertrok ik.
Zuivering door Rondzwerven
“Een andere keer benaderde ik Makkhali Gosala en, bij mijn aankomst, wisselde ik beleefde groeten met hem uit. Na een uitwisseling van vriendelijke groeten en beleefdheden, ging ik aan een zijde zitten. Terwijl ik daar zat, vroeg ik hem: ‘Eerwaarde Gosala, er zijn deze gewone ambachtslieden… Zij leven van de vruchten van hun ambacht, zichtbaar in het hier en nu… Is het mogelijk, eerwaarde heer, om een soortgelijke vrucht van het heilige leven aan te tonen, zichtbaar in het hier en nu?’
“Toen dit gezegd was, zei Makkhali Gosala tegen mij: ‘Grote koning, er is geen oorzaak, geen noodzakelijke voorwaarde, voor de verontreinigingen in wezens. Wezens zijn verontreinigd zonder oorzaak, zonder noodzakelijk voorwaarde. Er is geen oorzaak, geen noodzakelijke voorwaarde, voor de zuivering van wezens. Wezens zijn gezuiverd zonder oorzaak, zonder noodzakelijke voorwaarde. Er is niets zelf-veroorzaakt, niets anders-veroorzaakt, niets menselijk-veroorzaakt. Er is geen kracht, geen inzet, geen menselijke energie, geen menselijk streven. Alle levende wezens, al het leven, alle wezens, alle zielen zijn machteloos, verstoken van kracht, verstoken van inzet. Onderworpen aan de veranderingen van het lot, serendipiteit, en natuur, zijn zij gevoelig voor plezier en pijn in de zes grote classificaties van geboorte.’
“’Er zijn 1,406,600 principiële modi van herkomst. Er zijn 500 soorten karma, vijf soorten, en drie soorten; volledig karma en half karma. Er zijn 62 wegen, 62 sub-eonen, zes grote klassen van geboorte, acht klassen van mensen, 4,900 modi van levensonderhoud, 4,900 soorten zwervers, 4,900 Naga-verblijfplaatsen, 2,000 faculteiten, 3,000 hellen, 36 stof-werelden, zeven gebieden van bewuste wezens, zeven gebieden van niet-bewuste wezens, zeven soorten vertakkende planten, zeven soorten goden, zeven soorten menselijke wezens, zeven soorten demonen, zeven soorten grote meren, zeven grotere knopen, zeven mindere knopen, 700 grotere afgronden, 700 mindere afgronden, 700 grotere dromen, 700 mindere dromen, 84,000 grote eonen. Na hier telkens in geboren te zijn en er in rondgezworven te hebben, zullen zowel de wijzen als de dwazen een einde aan pijn maken.’
“’Hoewel men zou kunnen denken, “Door dit moreel gedrag, deze beoefening, deze soberheid, of dit heilige leven zal ik onrijp karma tot rijping brengen en gerijpt karma elimineren wanneer ik erdoor geraakt word” – is dat onmogelijk. Plezier en pijn zijn afgemeten, het rondzwerven heeft vaste grenzen. Er is geen verkorten of verlengen, geen versnellen of vertragen. Net als een bol touw, wanneer dat wordt gegooid, aan zijn einde komt simpelweg door af te wikkelen, zullen op de zelfde manier, na geboren te zijn en rondgezworven te hebben, zowel de wijzen als de dwazen een einde aan pijn maken.’
“Dus, wanneer gevraagd naar de vruchten van het heilige leven, zichtbaar hier en nu, antwoordde Makkhali Gosala met zuivering door rondzwerven. Net als wanneer een persoon, wanneer gevraagd over een mango, zou antwoorden met een broodvrucht; of, wanneer gevraagd over een broodvrucht, zou antwoorden met een mango: op dezelfde wijze, wanneer gevraagd over de vruchten van het heilige leven, zichtbaar hier en nu, antwoordde Makkhali Gosala met zuivering door rondzwerven. De gedachte kwam in mij op: ‘Hoe kan iemand zoals ik eraan denken een priester of denker van deze wereld te minachten?’ Noch verheugde ik mij in Makkhali Gosala’s woorden, noch protesteerde ik er tegen. Noch verheugend, noch protesterend, was ik ontevreden. Zonder onvrede te uiten, zonder zijn leer te accepteren, zonder hem over te nemen, stond ik op vanuit mijn zetel en vertrok ik.
Vernietiging
“Een andere keer benaderde ik Ajita Kesakambalin en, bij mijn aankomst, wisselde ik beleefde groeten met hem uit. Na een uitwisseling van vriendelijke groeten en beleefdheden, ging ik aan een zijde zitten. Terwijl ik daar zat, vroeg ik hem: ‘Eerwaarde Ajita, er zijn deze gewone ambachtslieden… Zij leven van de vruchten van hun ambacht, zichtbaar in het hier en nu… Is het mogelijk, eerwaarde heer, om een soortgelijke vrucht van het heilige leven te tonen, zichtbaar in het hier en nu?’
“Toen dit gezegd was, zei Ajita Kesakambalin tegen mij: ‘Grote koning, er is niets dat gegeven wordt, niets dat aangeboden wordt, niets dat geofferd wordt. Er is geen vrucht, geen resultaat van goede of kwade daden. Er is geen wereld, geen volgende wereld, geen moeder, geen vader, geen spontaan geboren wezens; geen priesters of denkers die, juist varend en juist beoefenend, deze wereld en de volgende verkondigen nadat zij deze direct gekend en voor zichzelf gerealiseerd hebben. Een persoon is een mix van vier primaire elementen. Bij de dood keert de aarde (in het lichaam) terug, en fuseert het met de (externe) aardesubstantie. Het vuur keert terug en fuseert met de externe vuursubstantie. De vloeistof keert terug en fuseert met de externe vloeistofsubstantie. De wind keert terug en fuseert met de externe windsubstantie. De zintuiglijke faculteiten verspreiden zich in de ruimte. Vier mannen, met de kist als de vijfde, dragen het lichaam. De toespraken ter ere van de overledene reiken niet verder dan de begraafplaats. De botten worden ‘duifkleurig’. De offergaven eindigen in as. Vrijgevigheid wordt onderwezen door dwazen. De woorden van diegenen die spreken over een bestaan na de dood zijn fout, het is leeg gezwets. Met het uit elkaar vallen van het lichaam, worden zowel de wijzen als de dwazen vernietigd. Zij bestaan niet na de dood.’
“Dus, wanneer gevraagd naar de vruchten van het heilige leven, zichtbaar hier en nu, antwoordde Ajita Kesakambalin met vernietiging. Net als wanneer een persoon, wanneer gevraagd over een mango, zou antwoorden met een broodvrucht; of, wanneer gevraagd over een broodvrucht, zou antwoorden met een mango: op dezelfde wijze, wanneer gevraagd over de vruchten van het heilige leven, zichtbaar in het hier en nu, antwoordde Ajita Kesakambalin met vernietiging. De gedachte kwam in mij op: ‘Hoe kan iemand zoals ik eraan denken een priester of denker van deze wereld te minachten?’ Noch verheugde ik mij in Ajita Kesakambalin’s woorden, noch protesteerde ik er tegen. Noch verheugend, noch protesterend, was ik ontevreden. Zonder onvrede te uiten, zonder zijn leer te accepteren, zonder hem over te nemen, stond ik op vanuit mijn zetel en vertrok ik.
Ongerelateerdheid
“Een andere keer benaderde ik Pakudha Kaccayana en, bij mijn aankomst, wisselde ik beleefde groeten met hem uit. Na de uitwisseling van vriendelijke groeten en beleefdheden, ging ik aan een zijde zitten. Terwijl ik daar zat, vroeg ik hem: ‘Eerwaarde Pakudha, er zijn deze gewone ambachtslieden… Zij leven van de vruchten van hun ambacht, zichtbaar in het hier en nu… Is het mogelijk, eerwaarde heer, om een soortgelijke vrucht van het heilige leven te tonen, zichtbaar in het hier en nu?’
“Toen dit gezegd was, zei Pakudha Kaccayana tegen mij, ‘Grote koning, er zijn deze zeven substanties – ongemaakt, niet verder te ontleden, eeuwig, zonder maker, onbegroeid, stevig als een bergtop, stevig rechtop staand als een pilaar – die niet veranderen, niet wijzigen, elkaar niet belemmeren, onbekwaam om elkaar plezier, pijn, of zowel plezier als pijn te bezorgen. Welke zeven? De aardesubstantie, de vloeistofsubstantie, de vuursubstantie, de windsubstantie, plezier, pijn, en de ziel als zevende. Dit zijn de zeven substanties – ongemaakt, niet verder te ontleden, eeuwig, zonder maker, onbegroeid, stevig als een bergtop, stevig rechtop staand als een pilaar – die niet veranderen, niet wijzigen, elkaar niet belemmeren, onbekwaam om elkaar plezier, pijn, of zowel plezier als pijn te bezorgen.
“’En onder hen is geen moordenaar, noch iemand die aanzet tot moorden, geen toehoorder noch iemand die aanzet tot toehoren, geen waarnemer noch iemand die aanzet tot waarnemen. Wanneer men het hoofd [van een andere persoon] afhakt, is er niemand die iemand van het leven berooft. Het zwaard gaat simpelweg door de zeven substanties.’
“Dus, wanneer gevraagd naar de vruchten van het heilige leven, zichtbaar in het hier en nu, antwoordde Pakudha Kaccayana met ongerelateerdheid. Net als wanneer een persoon, wanneer gevraagd over een mango, zou antwoorden met een broodvrucht; of, wanneer gevraagd over een broodvrucht, zou antwoorden met een mango: Op dezelfde wijze, wanneer gevraagd over de vruchten van het heilige leven, zichtbaar hier en nu, antwoordde Pakudha Kaccayana met ongerelateerdheid. De gedachte kwam in mij op: ‘Hoe kan iemand zoals ik eraan denken een priester of denker van deze wereld te minachten?’ Noch verheugde ik mij in Pakudha Kaccayana’s woorden, noch protesteerde ik er tegen. Noch verheugend, noch protesterend, was ik ontevreden. Zonder onvrede te uiten, zonder zijn leer te accepteren, zonder hem over te nemen, stond ik op vanuit mijn zetel en vertrok ik.
Viervoudige Terughoudendheid
“Een andere keer benaderde ik Nigantha Nataputta en, bij mijn aankomst, wisselde ik beleefde groeten met hem uit. Na de uitwisseling van vriendelijke groeten en beleefdheden, ging ik aan een zijde zitten. Terwijl ik daar zat, vroeg ik hem: ‘Eerwaarde Aggivessana, er zijn deze gewone ambachtslieden… Zij leven van de vruchten van hun ambacht, zichtbaar in het hier en nu… Is het mogelijk, eerwaarde heer, om een soortgelijke vrucht van het heilige leven te tonen, zichtbaar in het hier en nu?’
“Toen dit gezegd was, zei Nigantha Nataputta tegen mij, ‘Grote koning, er is het geval waar de Nigantha – de knooploze – terughoudend is met de viervoudige terughoudendheid. En hoe is de Nigantha terughoudend met de viervoudige terughoudendheid? Er is het geval waar de Nigantha belemmerd wordt door alle wateren, samengevoegd met alle wateren, gezuiverd door alle wateren, overstroomd met alle wateren. Dit is hoe de Nigantha terughoudend is met de viervoudige terughoudendheid. Wanneer de Nigantha – de knooploze – terughoudend is met zo een viervoudige terughoudendheid, wordt van hem gezegd dat hij een knooploze (Nigantha), een zoon van Nata (Nataputta), met zijn zelf geperfectioneerd, zijn zelf beheerst, zijn zelf gevestigd, is.’
“Dus, wanneer gevraagd naar de vruchten van het heilige leven, zichtbaar hier en nu, antwoordde Nigantha Nataputta met viervoudige terughoudendheid. Net als wanneer een persoon, wanneer gevraagd over een mango, zou antwoorden met een broodvrucht; of, wanneer gevraagd over een broodvrucht, zou antwoorden met een mango: op dezelfde wijze, wanneer gevraagd over de vruchten van het heilige leven, zichtbaar hier en nu, antwoordde Nigantha Nataputta met viervoudige terughoudendheid. De gedachte kwam in mij op: ‘Hoe kan iemand zoals ik eraan denken een priester of denker van deze wereld te minachten?’ Noch verheugde ik mij Nigantha Nataputta’s woorden, noch protesteerde ik er tegen. Noch verheugend, noch protesterend, was ik ontevreden. Zonder onvrede te uiten, zonder zijn leer te accepteren, zonder hem over te nemen, stond ik op vanuit mijn zetel en vertrok ik.
Ontwijking
“Een andere keer benaderde ik Sañjaya Belatthaputta en, bij mijn aankomst, wisselde ik beleefde groeten met hem uit. Na de uitwisseling van vriendelijke groeten en beleefdheden, ging ik aan een zijde zitten. Terwijl ik daar zat, vroeg ik hem: ‘Eerwaarde Sañjaya, er zijn deze gewone ambachtslieden… Zij leven van de vruchten van hun ambacht, zichtbaar in het hier en nu… Is het mogelijk, eerwaarde heer, om een soortgelijke vrucht van het heilige leven te tonen, zichtbaar in het hier en nu?’
“Toen dit gezegd was, zei Sañjaya Belatthaputta tegen mij: ‘Als u me vraagt of er een andere wereld bestaat [na de dood], als ik zou denken dat er een andere wereld bestaat, zou ik dat dan tegen u beweren? Ik denk het niet. Zo denk ik niet. Ik denk niet anders. Ik denk niet niet. Ik denk niet niet niet. Als u me zou vragen of er geen andere wereld… zowel een als geen… noch een, noch geen… of er wezens zijn die weer geboren worden… of er geen zijn… zowel wezens als geen wezens zijn… noch wezens, noch geen wezens zijn… of de Tathāgata bestaat na de dood… niet… beide…. Noch bestaat, noch niet bestaat na de dood, zou ik dit dan tegen u beweren? Ik denk het niet. Zo denk ik niet. Ik denk niet anders. Ik denk niet niet. Ik denk niet niet niet.’
“Dus, wanneer gevraagd naar de vruchten van het heilige leven, zichtbaar hier en nu, antwoordde Sañjaya Belatthaputta met ontkenning. Net als wanneer een persoon, wanneer gevraagd over een mango, zou antwoorden met een broodvrucht; of, wanneer gevraagd over een broodvrucht, zou antwoorden met een mango: op dezelfde wijze, wanneer gevraagd over de vruchten van het heilige leven, zichtbaar in het hier en nu, antwoordde Sañjaya Belatthaputta met ontkenning. Nog steeds kwam de gedachte mij op: ‘Hoe kan iemand zoals ik eraan denken een priester of denker van deze wereld te minachten?’ Noch verheugde ik mij Sañjaya Belatthaputta’s woorden, noch protesteerde ik er tegen. Noch verheugend, noch protesterend, was ik ontevreden. Zonder onvrede te uiten, zonder zijn leer te accepteren, zonder hem over te nemen, stond ik op vanuit mijn zetel en vertrok ik.
De Eerste Vrucht van het Heilige Leven
“Dus, Heer, vraag ik de Gezegende ook: er zijn deze gewone ambachtsmannen: olifantentrainers, paardentrainers, wagenrijders, boogschutters, vaandeldragers, kamp maarschalken, bevoorradingsofficieren, hoge koninklijke officieren, commando’s, militaire helden, bepantserde krijgers, met leer beklede krijgers, huisslaven, banketbakkers, barbieren, badmeesters, koks, kettingmakers, wassers, wevers, manden makers, pottenbakkers, rekenaars, accountants, en elk ander soortgelijke gewone ambachtslieden. Zij leven van de vruchten van hun ambacht, zichtbaar in het hier en nu. Zij geven voor plezier en verfrissingen aan zichzelf, aan hun ouders, hun kinderen, hun vrienden en colleges. Zij geven voortreffelijke offergaven aan priesters en denkers, tot de hemel voerend, resulterend in geluk, bevorderlijk voor een hemelse geboorte. Is het mogelijk, heer, om een soortgelijke vrucht van het heilige leven te tonen, zichtbaar in het hier en nu?”
“Ja, dat is het, grote koning. Maar eerst zal ik u hierover een tegenvraag stellen. Antwoord zoals u wilt. Veronderstel dat er een man van u was: uw slaaf, uw werkman, vóór u in de ochtend opstaand, pas na u in de avond naar bed gaand, uitvoerend waartoe u opdracht geeft, altijd handelend om u te plezieren, respectvol met u sprekend, altijd kijkend naar uw gelaatsuitdrukking. De gedachte zou in hem opkomen: ‘Is het niet verbazingwekkend? Is het niet wonderlijk? – de bestemming, het resultaat van verdienstelijke daden. Want deze Koning Ajatasattu is een menselijk wezen, en ook ik ben een menselijk wezen; toch geniet Koning Ajatasattu, begiftigd en verzadigd in de vijf draden van zintuiglijkheid – als een god, in wezen – terwijl ik zijn slaaf ben, zijn werkman… altijd kijkend naar zijn gelaatsuitdrukking. Ook ik zou verdienstelijke daden moeten doen. Wat als ik mijn haar en baard af zou scheren, de okergele gewaden aan zou trekken, en voort zou gaan van het huishoudelijk leven de thuisloosheid in?’
“Dus na enige tijd scheert hij zijn haar en baard af, trekt het okergele gewaad aan, en gaat van het huishoudelijk leven de thuisloosheid in. Zo de thuisloosheid ingegaan, leeft hij terughoudend in lichaam, spraak, en bewustzijn, tevreden met het simpelste voedsel en onderdak, zich verheugend in afzondering. Veronderstel dan dat een van uw mannen u zou informeren: ‘U moet weten, uwe majesteit, dat die man van u – uw slaaf, uw werkman… altijd kijkend naar uw gelaatsuitdrukking… van het huishoudelijke leven de thuisloosheid in is gegaan… tevreden met het simpelste voedsel en onderdak, zich verheugend in afzondering.’ Zou u, zo geïnformeerd, zeggen, ‘Breng die man terug naar mij. Maak hem weer mijn slaaf, mijn werkman… altijd kijkend naar mijn gelaatsuitdrukking!’?”
“Zeker niet, heer. Bij voorkeur ben ik degene die voor hem moet buigen, op moet staan uit respect voor hem, hem uitnodig te komen zitten, hem uitnodig giften te accepteren van gewaden, aalmoesvoedsel, onderdak, en medicijnen voor de zieken. En ik zou hem voorzien van rechtvaardige veiligheid, verdediging en bescherming.”
“Dus wat denkt u, grote koning. Als dat zo is, is er een zichtbare vrucht van het heilige leven, of niet?”
“Ja, heer. Als dat zo is, is er zeker een zichtbare vrucht van het heilige leven.”
“Dit, grote koning, is de eerste vrucht van het heilige leven, zichtbaar in het hier en nu, die ik u aanwijs.”
De Tweede Vrucht van het Heilige Leven
“Maar is het mogelijk, heer, om nog een vrucht van het heilige leven te tonen, zichtbaar in het hier en nu?”
“Ja, dat is mogelijk, grote koning. Maar eerst zal ik u daarover een tegenvraag stellen. Antwoord zoals u wilt. Veronderstel dat er een man van u is: een boer, een huishouder, een belastingbetaler die de koninklijke schatkist aanvult. De gedachte zou in hem opkomen: ‘Is het niet verbazingwekkend? Is het niet verwonderlijk? – de bestemming, het resultaat van verdienstelijke daden. Want deze Koning Ajatasattu is een menselijk wezen, en ook ik ben een menselijk wezen, toch geniet Koning Ajatasattu, begiftigd en verzadigd in de vijf draden van zintuiglijkheid – als een god, in wezen – terwijl ik een boer, een huishouder, een belastingbetaler ben die de koninklijke schatkist aanvult. Wat als ik mijn haar en baard af zou scheren, de okergele gewaden aan zou trekken, en voort zou gaan van het huishoudelijk leven de thuisloosheid in?”
“Dus na enige tijd verlaat hij zijn vergaarde rijkdom, groot of klein; verlaat hij zijn kring van familieleden, groot of klein; scheert hij zijn haar en baard af, trekt het okergele gewaad aan, en gaat hij van het huishoudelijk leven de thuisloosheid in. Zo de thuisloosheid ingegaan, leeft hij terughoudend in lichaam, spraak, en bewustzijn, tevreden met het simpelste voedsel en onderdak, zich verheugend in afzondering. Veronderstel dan dat een van uw mannen u zou informeren: ‘U moet weten, uwe majesteit, dat die man van u – een boer, een huishouder, een belastingbetaler die de koninklijke schatkist aanvulde… van het huishoudelijke leven de thuisloosheid is ingegaan … tevreden met het simpelste voedsel en onderdak, zich verheugend in eenzaamheid.’ Zou u, zo geïnformeerd, zeggen, ‘Breng die man terug naar mij. Maak hem weer een boer, een huishouder, een belasting betaler die de koninklijke schatkist aanvult!’?”
“Zeker niet, heer. Bij voorkeur, ben ik degene die voor hem moet buigen, op moet staan uit respect voor hem, hem uitnodig te komen zitten, hem uitnodig giften te accepteren zoals gewaden, aalmoesvoedsel, onderdak, en medicijnen voor de zieken. En ik zou hem voorzien van rechtvaardige veiligheid, verdediging en bescherming.”
“Dus wat denkt u, grote koning. Als dat zo is, is er een zichtbare vrucht van het heilige leven, of niet?”
“Ja, heer. Als dat zo is, is er zeker een zichtbare vrucht van het heilige leven.”
“Dit, grote koning, is de tweede vrucht van het heilige leven, zichtbaar in het hier en nu, die ik aan u wijs.”
Hogere Vruchten van het Heilige Leven
“Maar is het mogelijk, heer, om nog een vrucht van het heilige leven te tonen, zichtbaar in het hier en nu?”
“Ja, dat is mogelijk, grote koning. Luister en wees aandachtig. Ik zal spreken.”
“Er is het geval, grote koning, dat een Tathāgata in de wereld verschijnt, waardig en terecht zelf-ontwaakt. Hij onderwijst de Dhamma die goed is in het begin, goed in het midden, goed in zijn einde. Hij verkondigt het heilige leven zowel in detail als essentie, geheel perfect, overtreffend puur.”
“Nu krijgt een huishouder of de zoon van de huishouder, na de Dhamma gehoord te hebben, vertrouwen in de Tathāgata en denkt hij: ‘Het leven van een huishouder is verstikkend, een stoffig pad. Het leven als asceet is als de openlucht. Het is niet makkelijk om thuis te leven en het heilige leven perfect te beoefenen, puur te beoefenen, zoals een gepolijste schelp. Wat als ik mijn haar en baard af zou scheren, de okergele gewaden aan zou trekken, en voort zou gaan van het huiselijke leven de thuisloosheid in?”
“Na enige tijd geeft hij zijn hoeveelheid rijkdom op, groot of klein; verlaat hij zijn familiekring, groot of klein; scheert hij zijn haar en baard af, trekt hij de okergele gewaden aan, en gaat hij voort van het huiselijke leven de thuisloosheid in.”
“Wanneer hij zo de thuisloosheid is ingegaan, leeft hij terughoudend door het geheel van kloosterregels, en ziet hij gevaar in ook maar de kleinste fout. Volmaakt in moreel gedrag bewaakt hij de deuren van zijn zintuigen, begiftigd met bewuste aandacht en alertheid, en is hij tevreden.”
De Kleinere Paragraaf over Moreel Gedrag
“En hoe is een monnik vervolmaakt in moreel gedrag? Door het nemen van leven op te geven, onthoudt hij zich van het nemen van leven. Hij leeft met zijn stok neergelegd, met zijn mes neergelegd, gewetensvol, vergevend, met compassie voor het welzijn van alle levende wezens. Dit is deel van zijn morele gedrag.”
“Door het nemen van wat niet gegeven is achter zich te laten, onthoudt hij zich van nemen wat niet gegeven is. Hij neemt alleen dat wat gegeven is, accepteert alleen wat gegeven is, leeft niet van stelen maar door een puur geworden zelf. Ook dit is een deel van zijn morele gedrag.”
“Door niet-celibatair gedrag achter zich te laten, leeft hij een celibatair leven, afzijdig, en onthoudt hij zich van de seksuele handeling die de weg van de dorpelingen is. Ook dit is onderdeel van zijn morele gedrag.”
“Door vals spreken achter zich te laten, onthoudt hij zich van vals spreken. Hij spreekt de waarheid, blijft bij de waarheid, is vastberaden, betrouwbaar, geen bedrieger van de wereld. Ook dit is een onderdeel van zijn morele gedrag.”
“Door het verdelend spreken achter zich te laten, onthoudt hij zich van verdelend spreken. Wat hij hier heeft gehoord, vertelt hij niet daar om de mensen daar van de mensen hier te scheiden. Wat hij daar heeft gehoord, vertelt hij niet hier om de mensen hier van de mensen daar te scheiden. Zo de mensen die gebroken hebben met elkaar verbindend, of de verbinding tussen mensen verstevigend, houdt hij van harmonie, geniet hij van harmonie, heeft hij plezier aan harmonie, zegt hij dingen die harmonie creëren. Ook dit is onderdeel van zijn morele gedrag.”
“Door het beledigend spreken achter zich te laten, onthoudt hij zich van beledigend spreken. Hij spreekt woorden die verzachtend zijn om te horen, die liefhebbend zijn, die naar het hart gaan, die beleefd zijn, aantrekkelijk en aangenaam zijn voor de mensheid als geheel. Ook dit is onderdeel van zijn morele gedrag.”
“Door zinloos geklets achter zich te laten, onthoudt hij zich van zinloos geklets. Hij spreekt wat gepast is, spreekt wat feitelijk is, wat in overeenstemming met het doel, de Dhamma, en de Vinaya is. Hij spreekt worden die het waard zijn gewaardeerd te worden, gepast, beperkt, in samenhang met het doel. Ook dit is onderdeel van zijn morele gedrag.”
“Hij onthoudt zich van het schaden van zaden en planten.”
“Hij eet een keer per dag, eet ’s avonds niet en eet geen eten op het verkeerde tijdstip op de dag.”
“Hij onthoudt zich van dansen, zingen, muziek instrumenten, en van het kijken naar shows.”
“Hij onthoudt zich van het dragen van kettingen en van het mooi maken van zichzelf met geuren en cosmetica.”
“Hij onthoudt zich van hoge en luxueuze bedden en zetels.”
“Hij onthoudt zich van het accepteren van goud of geld.”
“Hij onthoudt zich van het accepteren van ongekookt graan… rauw vlees… vrouwen en meisjes… mannelijke en vrouwelijke slaven… geiten en schapen… gevogelte en varkens… olifanten, vee en paarden… velden en landgoed.”
“Hij onthoudt zich van het rondbrengen van berichten… van kopen en verkopen… van handelen met valse gewichten, valse metalen, en valse maten… van omkopen, misleiding en fraude.”
“Hij onthoudt zich van mutileren, executeren, gevangen nemen, roven, plunderen, en geweld.”
“Ook dit is onderdeel van zijn morele gedrag.”
De Tussenliggende Paragraaf over Moreel Gedrag
“Terwijl sommige priesters en denkers, levend van in vertrouwen gegeven voedsel, verslaafd zijn aan het schaden van zaden en planten zoals deze – pootwortels, stamstekken, knoopstekken, topstekken en zaadkiemen – onthoudt hij zich van het schaden van zaden en platen zoals deze. Ook dit is onderdeel van zijn morele gedrag.”
“Terwijl sommige priesters en denkers, levend van in vertrouwen gegeven voedsel, verslaafd zijn aan het gebruiken van opgeslagen goederen zoals deze – opgeslagen voedsel, opgeslagen dranken, opgeslagen kleding, opgeslagen vervoer, opgeslagen beddengoed, opgeslagen geuren, opgeslagen vlees – onthoudt hij zich van het gebruiken van opgeslagen goederen zoals deze. Ook dit is onderdeel van zijn morele gedrag.”
“Terwijl sommige priesters en denkers, levend van in vertrouwen gegeven voedsel, verslaafd zijn aan het bekijken van shows zoals deze – dansen, zingen, instrumentele muziek, theater, balladen, recitaties, handgeklap, cimbalen en drums, scènes van magische lantarens, acrobatiek en goocheltrucs, olifantengevechten, paardengevechten, buffelgevechten, stiergevechten, geitengevechten, bokgevechten, hanengevechten, kwartelgevechten; gevechten met stokken, boksen, worstelen, oorlogsspelen, appèls, strijdformaties, militaire marsen – onthoudt hij zich van het bekijken van shows zoals deze. Ook dit is onderdeel van zijn morele gedrag.”
“Terwijl sommige priesters en denkers, levend van in vertrouwen gegeven voedsel, verslaafd zijn aan onachtzame en nutteloze spelletjes zoals deze – acht-rijen schaak, tien-rijen schaak, blind schaken, het hinkelspel, het knibbelspel, dobbelen, het pinkelspel, vingerverven, balspelen, spelen met blaaspijpjes, spelen met speelgoedploegjes, salto’s maken, spelen met windmolentjes, spelen met speelgoedmaten, spelen met wagentjes, spelen met pijl en boog, het raden in de lucht of op de rug geschreven letters, het raden van gedachten, mismaakte mensen nadoen – onthoudt hij zich van onachtzame en nutteloze spelletjes zoals deze. Ook dit is onderdeel van zijn morele gedrag.”
“Terwijl sommige priesters en denkers, levend van in vertrouwen gegeven voedsel, verslaafd zijn aan hoge en luxe meubels zoals deze – grote banken, banken versierd met gesneden dieren, lang-gehaarde dekbedden, gekleurde dekbedden, witte wollen dekbedden, wollen dekbedden versierd met bloemen of dierfiguren, gewaterde spreien, dekbedden met franjes, zijden dekbedden versierd met edelstenen; grote wollen tapijten; olifanten, paard-en-wagentapijten, antilopenhuidtapijten, hertenhuidtapijten; banken met zonneschermen, banken met rode kussen voor hoofd en voeten – onthoudt hij zich van het gebruiken van hoge en luxe meubels zoals deze. Ook dit is onderdeel van zijn morele gedrag.”
“Terwijl sommige priesters en denkers, leven van in vertrouwen gegeven voedsel, verslaafd zijn aan geuren, cosmetica, en manieren om zichzelf mooier te maken zoals deze – het inwrijven van het lichaam met poeders, masseren met oliën, in geparfumeerd water baden, de benen kneden, spiegels gebruiken, zalven, kettingen, geuren, crèmes, gezichtspoeders, mascara, armbanden, hoofdbanden, gedecoreerde wandelstokken, versierde waterflessen, zwaarden, eigenaardige zonneschermen, versierde zandalen, tulbanden, edelstenen, yak-staart vliegenmeppers, lang omzoomde gewaden – onthoudt hij zich van het gebruiken van geuren, cosmetica en manieren om zichzelf mooier te maken zoals deze. Ook dit is onderdeel van zijn morele gedrag.”
“Terwijl sommige priesters en denkers, levend van in vertrouwen gegeven voedsel, verslaafd zijn aan spreken over lage onderwerpen zoals deze – spreken over koningen, rovers, ministers; legers, alarmen, en slachten; voedsel en drank; kleding, meubels, kettingen, en geuren; familieleden; vervoersmiddelen; dorpen, steden, grote steden, het platteland; vrouwen en helden; roddels van de straat en de waterput; verhalen over de doden; verhalen over verscheidene [filosofische discussies over het verleden en de toekomst], de creatie van de wereld en de zee, en spreken over of de dingen bestaan of niet – onthoudt hij zich van spreken over lage onderwerpen zoals deze. Ook dit is onderdeel van zijn morele gedrag.”
“Terwijl sommige priesters en denkers, levend van in vertrouwen gegeven voedsel, verslaafd zijn aan debatten zoals deze – ‘Jij begrijpt deze leer en orde? Ik ben degen die deze leer en orde begrijpt. Hoe kan je deze leer en orde begrijpen? Je beoefent op de verkeerde manier. Ik beoefen op de juiste manier. Ik ben consistent. Jij niet. Wat eerst gezegd zou moeten worden, zei jij als laatste. Wat als laatste gezegd zou moeten worden, zei jij als eerste. Wat jou zoveel tijd heeft gekost om te bedenken, is weerlegd. Je leer is omvergeworpen. Je bent verslagen. Ga nu en probeer je leer te redden; ontwar jezelf als je kan!’ – onthoudt hij zich van debatten zoals deze. Ook dit is onderdeel van zijn morele gedrag.”
“Terwijl sommige priesters en denkers, levend van in vertrouwen gegeven voedsel, verslaafd zijn aan het rondbrengen van berichten en klusjes voor mensen zoals deze – koningen, ministers, nobele krijgers, priesters, huishouders, of jongeren die zeggen, ‘Ga hier naar toe, ga daar naar toe, breng dit daar heen, breng dat hier naar toe’- onthoudt hij zich van het rondbrengen van berichten en klusjes voor mensen zoals deze. Ook dit is onderdeel van zijn morele gedrag.”
“Terwijl sommige priesters en denkers, levend van in vertrouwen gegeven voedsel, zich bezighouden met intrige, overtuigen, toespelen, kleineren, en winst najagen, onthoudt hij zich van vormen van intrige en overtuigen [om op onjuiste manieren te proberen materiële steun van donoren te krijgen] zoals deze. Ook dit is onderdeel van zijn morele gedrag.”
De Grote Paragraaf over Moreel Gedrag
“Terwijl sommige priesters en denkers, levend van in vertrouwen gegeven voedsel, zich in stand houden door verkeerd levensonderhoud, door zulke lage kunsten als deze – het lezen van tekens op de ledematen [palm-lezen]; het lezen van voortekenen en tekenen; het interpreteren van hemelse gebeurtenissen [vallende sterren, kometen]; het interpreteren van dromen; het lezen van tekenen op het lichaam [bijv., frenologie]; het lezen van tekenen op door muizen afgeknaagde stof; het offeren van vuurofferandes, offerandes van een pollepel, offeranden van kaf, rijst poeder, rijst graan, ghee, en olie; het offeren van offeranden van de mond; het offeren van bloed-offers; het doen van voorspellingen gebaseerd op de vingertoppen; geomantiek; het houden van demonen op een begraafplaats; het plaatsen van spreuken op geesten; het reciteren van huisbeschermende betoveringen; slangenbetovering, traditionele kennis van vergiften, traditionele kennis van schorpioenen, van ratten, van vogels, van kraaien; het voorspellen van levensduren; het geven van beschermende betoveringen; het uitbrengen van horoscopen – onthoudt hij zich van verkeerd levensonderhoud, van ‘dierlijke’ kunsten zoals deze.”
“Terwijl sommige priesters en denkers, levend van in vertrouwen gegeven voedsel, zich in stand houden door verkeerd levensonderhoud, door zulke ‘dierlijke’ kunsten zoals deze – het bepalen van gelukbrengende en ongelukbrengende edelstenen, kleding, staven, zwaarden, speren, pijlen, bogen, en andere wapens; vrouwen, jongens, meisjes, mannelijke slaven, vrouwelijke slaven; olifanten, paarden, buffels, stieren, koeien, geiten, rammen, gevogelte, kwartels, hagedissen, lang-geoorde knaagdieren, schildpadden, en andere dieren – onthoudt hij zich van verkeerd levensonderhoud, van ‘dierlijke’ kunsten zoals deze.”
“Terwijl sommige priesters en denkers, levend van in vertrouwen gegeven voedsel, zich in stand houden door verkeerd levensonderhoud, door zulke lage kunsten als het voorspellen dat – deze heerser zal voort marcheren; de heersers zullen niet voort marcheren; onze heersers zullen aanvallen, en hun heersers zich zullen terugtrekken; hun heersers zullen aanvallen, en onze heersers zullen zich terugtrekken; onze heersers zullen triomferen en hun heersers zullen verliezen; hun heersers zullen triomferen en onze heersers zullen verliezen; zo zal er triomf zijn, zo zal er verlies zijn – onthoudt hij zich van verkeerd levensonderhoud, van ‘dierlijke’ kunsten zoals deze.”
“Terwijl sommige priesters en denkers, levend van in vertrouwen gegeven voedsel, zich in stand houden door verkeerd levensonderhoud, door zulke ‘dierlijke’ kunsten als het voorspellen dat – er een maansverduistering zal zijn; er een zonsverduistering zal zijn; er een verduistering van een sterrenstelsel zal zijn, de zon en maan hun normale gang zullen gaan; de zon en maan op een dwaalspoor zullen komen; sterrenstelsels hun normale gang zullen gaan; sterrenstelsels op een dwaalspoor zullen komen; er een meteorenregen zal zijn; er een verduistering van de hemel zal zijn; er een aardbeving zal zijn; er donderslag uit heldere hemel zal komen; er een opkomen, ondergaan, verdonkeren, oplichten van de zon, maan, en sterrenstelsels zal zijn; zo zal het resultaat zijn van de maansverduistering… het opkomen, ondergaan, verdonkeren, oplichten van de zon, maan, en sterrenstelsels – onthoudt hij zich van verkeerd levensonderhoud, van ‘dierlijke’ kunsten zoals deze.”
“Terwijl sommige priesters en denkers, levend van in vertrouwen gegeven voedsel, zichzelf in stand houden door verkeerd levensonderhoud, door zulke lage kunsten als het voorspellen dat – er voldoende regen zal vallen; er droogte zal zijn; er genoeg voedsel zal zijn; er een hongersnood zal zijn; er rust en veiligheid zal zijn; er gevaar zal zijn; er ziekte zal zijn; er vrijheid van ziekte zal zijn; of ze verdienden hun levensonderhoud door tellen, boekhouden, rekenen, poëzie, of het onderwijzen van hedonistische kunsten en leren – onthoudt hij zich van verkeerd levensonderhoud, van ‘dierlijke’ kunsten zoals deze.”
“Terwijl sommige priesters en denkers, levend van in vertrouwen gegeven voedsel, zichzelf in stand houden door verkeerd levensonderhoud, door zulke lage kunsten als – het berekenen van een gunstige datum voor huwelijken, ondertrouw, scheidingen; voor het innen van schulden of het doen van investeringen of geven van leningen; voor het aantrekkelijk of onaantrekkelijk zijn; het genezen van vrouwen die een miskraam of abortus hebben gehad; het reciteren van spreuken om iemands tong te binden, zijn kaken te paralyseren, hem de controle over zijn handen doen verliezen, of doofheid te brengen; het krijgen van antwoorden van orakels na het bevragen van een spiegel, een jong meisje, een medium; het aanbidden van de zon, de grote Brahma, het voortbrengen van vlammen uit de mond, het aanroepen van de godin van geluk – onthoudt hij zich van verkeerd levensonderhoud, van ‘dierlijke’ kunsten zoals deze.”
“Waar sommige priesters en denkers, levend van in vertrouwen gegeven voedsel, zichzelf in stand houden door verkeerd levensonderhoud, door zulke “dierlijke” kunsten als – het beloven van offerandes aan goden als dank voor hun gunsten; het volbrengen van zulke beloften; het aanroepen van demonen; het onderwijzen van huisbeschermende spreuken; het induceren van vruchtbaarheid en onvruchtbaarheid; het wijden van bouwterrein voor de bouw; het geven van ceremoniële mondwassingen en baden; het aanbieden van offervuren; het toedienen van oog-olie, oogdruppels, behandelingen door de neus, zalven, en tegen-zalven; het beoefenen van oogchirurgie, algemene chirurgie, kindergeneeskunde; het toedienen van wortelmedicijnen die medicinale kruiden binden – onthoudt hij zich van verkeerd levensonderhoud, van ‘dierlijke’ kunsten zoals deze.”
“Een monnik zo volkomen in moreel gedrag ziet nergens gevaar voor zijn terughoudendheid door moreel gedrag. Net als een nobele krijgerkoning die zijn hoofd bij een ritueel met olie heeft laten overgieten, en zijn tegenstanders heeft overwonnen nergens gevaar ziet van zijn vijanden, op dezelfde manier ziet de monnik zo vervolmaakt in moreel gedrag, nergens gevaar voor zijn terughoudendheid door moreel gedrag. Begiftigd met dit nobele aggregaat van moreel gedrag, is hij intern gevoelig voor het plezier dat voortkomt uit onberispelijk gedrag. Dit is hoe een monnik voortreffelijk is in moreel gedrag.”
Zintuiglijke terughoudendheid
“En hoe bewaakt een monnik de deuren van zijn zintuigen? Bij het zien van een vorm met het oog, grijpt hij niet naar thema’s of details waardoor – als hij zonder terughoudendheid van de oogfaculteit zou verkeren – kwade, onheilzame kwaliteiten zoals hebberigheid of angst hem bevliegen. Bij het horen van een geluid met het oor… Bij het ruiken van een geur met de neus… Bij het proeven van een smaak met de tong… Bij het voelen van een tastsensatie met het lichaam… Bij het bewust worden van een idee met het intellect, grijpt hij niet naar thema’s of details waardoor – als hij zonder terughoudendheid van de intellectfaculteit zou verkeren – kwade, onheilzame zoals hebberigheid of angst hem bevliegen. Begiftigd met deze nobele terughoudendheid van de zintuigfaculteiten, is intern gevoelig voor de blijheid die voortkomt uit onberispelijk gedrag. Dit is hoe een monnik de deuren van zijn zintuigen bewaakt.”
Opmerkzaamheid & Alertheid
“En hoe is een monnik vervuld van bewuste aandacht en alertheid? Wanneer hij vooruit gaat en terugkeert, handelt hij met alertheid. Wanneer hij ergens naar en ergens van weg kijkt… wanneer hij zijn ledematen buigt en strekt… wanneer hij zijn buitenste kleed, zijn boven gewaad, en zijn kom draagt… wanneer hij eet, drinkt, kauwt, en proeft… wanneer hij urineert en zich ontlast… wanneer hij loopt, staat, zit, in slaap valt, wakker wordt, praat, en stil blijft, handelt hij met alertheid. Dit is hoe een monnik vervuld is van bewuste aandacht en alertheid.”
Tevredenheid
“En hoe is een monnik tevreden? Net als een vogel, waar hij ook gaat, vliegt met zijn vleugels als enige last; zo is hij tevreden met een set gewaden om voor zijn lichaam te zorgen en aalmoesvoedsel zijn honger te stillen. Waar hij ook heen gaat, hij neemt alleen het hoogstnoodzakelijke mee. Dit is hoe een monnik tevreden is.”
Het Opgeven van de Hindernissen
“Begiftigd met dit nobele aggregaat van moreel gedrag, deze nobele terughoudendheid van de zintuigfaculteiten, deze nobele bewuste aandacht en alertheid, en deze nobele tevredenheid, zoekt hij een afgezonderde verblijfsplaats: een bos, de schaduw van een boom, een berg, een dal, een grot, een begraafplaats, een bosschage, de open lucht, een hoop stro. Na zijn maaltijd, terugkomend van zijn aalmoesronde, gaat hij zitten, kruist hij zijn benen, houdt hij zijn lichaam recht, en brengt hij bewuste aandacht naar de voorgrond.”
“Hebzucht met betrekking tot de wereld opgevend, verblijft hij met een bewustwording vrij van hebzucht. Hij reinigt zijn bewustzijn van hebzucht. Kwade wil en woede opgevend, verblijft hij met een bewustwording vrij van kwade wil, meevoelend met het welzijn van alle levende wezens. Hij reinigt zijn bewustzijn van kwade wil en woede. Traagheid en luiheid opgevend, verblijft hij met een bewustwording vrij van traagheid en luiheid, opmerkzaam, alert, bewust van licht. Hij reinigt zijn bewustzijn van traagheid en luiheid. Rusteloosheid en angst opgevend, verblijft hij onverstoord, zijn bewustzijn van binnen verstild. Hij reinigt zijn bewustzijn van rusteloosheid en piekeren. Twijfel opgevend, verblijft hij de twijfel overgestoken hebbend, zonder verwarring over handige mentale kwaliteiten. Hij reinigt zijn bewustzijn van onzekerheid.”
“Veronderstel dat een man, een lening nemend, in zijn zaken investeert. Zijn zaken hebben succes. Hij lost zijn oude schulden af en er is extra over om zijn vrouw te onderhouden. De gedachte zou in hem opkomen, ‘Voorheen, een lening nemend, investeerde ik in mijn zaken. Nu hebben mijn zaken succes gehad. Ik heb mijn oude schulden afgelost en er is extra over om mijn vrouw te onderhouden.’ Om die reden zou hij vreugde en geluk ervaren.”
“Veronderstel dat een man ziek wordt – pijn heeft en ernstig ziek is. Hij geniet niet van zijn maaltijden, en er is geen kracht in zijn lichaam. Met het verstrijken van de tijd herstelt hij uiteindelijk van zijn ziekte. Hij geniet van zijn maaltijden en er is kracht in zijn lichaam. De gedachte zou in hem opkomen, ‘Voorheen, was ik ziek… Nu ben ik hersteld van die ziekte. Ik geniet van mijn maaltijden en er is kracht in mijn lichaam.’ Om die reden zou hij vreugde en geluk ervaren.”
“Veronderstel dat een man gebonden in de gevangenis zit. Met het verstrijken van de tijd wordt hij uiteindelijke vrijgelaten van zijn bonden, gezond en wel, zonder verlies van eigendom. De gedachte zou in hem opkomen, ‘Voorheen, zat ik gebonden in de gevangenis. Nu ben ik vrij van die bonden, gezond en wel, zonder verlies van eigendom.’ Om die reden zou hij vreugde en geluk ervaren.”
“Veronderstel dat een man een slaaf is, onderworpen aan anderen, niet onderworpen aan zichzelf, niet in staat om te gaan waar hij wil. Met het verstrijken van de tijd wordt hij uiteindelijk vrijgelaten uit die slavernij, onderworpen aan zichzelf, niet onderworpen aan anderen, vrij, in staat om te gaan waar hij wil. De gedachte zou in hem opkomen, ‘Voorheen was ik een slaaf… Nu ben ik vrij van die slavernij, onderworpen aan mijzelf, niet onderworpen aan anderen, vrij, in staat om te gaan waar ik wil.’ Om die reden zou hij vreugde en geluk ervaren.”
“Veronderstel dat een man, geld en goederen dragend, over een weg door een verlaten land reist. Met het verstrijken van de tijd komt hij uiteindelijk uit dat verlaten land, gezond en wel, zonder verlies van eigendom. De gedachte zou in hem opkomen, ‘Voorheen, toen ik geld en goederen droeg, reisde ik over een weg door een verlaten land. Nu ben ik uit dat verlaten land gekomen, gezond en wel, zonder verlies van eigendom.’ Om die reden zou hij vreugde en geluk ervaren.”
“Op dezelfde manier, wanneer deze vijf hindernissen niet opgegeven zijn in hemzelf, ziet de monnik dit als een schuld, een ziekte, een gevangenis, een slavernij, een weg door een verlaten land. Maar als deze vijf hindernissen in hemzelf opgegeven zijn, ziet hij dit als afgeloste schuld, goede gezondheid, bevrijding van de gevangenis, vrijheid, een plaats van veiligheid. Ziend dat ze in hem zijn opgegeven, wordt hij blij. “Omdat hij blij is, raakt hij verrukt. Omdat hij verrukt is, kalmeert zijn lichaam. Met een gekalmeerd lichaam is hij ontvankelijk voor plezier. Zich plezierig voelend, raakt zijn bewustzijn geconcentreerd.”
(De Vier Jhāna’s)
“Zich volkomen losgemaakt hebbend van zintuiglijkheid, losgemaakt van onheilzame mentale kwaliteiten, gaat hij de eerste jhāna binnen en verblijft hij daar: aan de orde zijn verrukking en plezier die voortkomen uit losmaken, vergezeld door beginnende en vasthoudende focus op een object. Hij doordringt, vervult en overgiet zijn lichaam met uit losmaken geboren verrukking en plezier. Net als dat een bekwame badmeester of diens leerling badpoeder in een bronzen kom zou gieten en het samen zou kneden, het steeds weer besprenkelt met water, zo dat zijn bal van badpoeder – verzadigd, vol vocht, doordrongen van binnen en buiten – niet zou druppelen; net zo, doordringt de monnik… dit lichaam met uit losmaken geboren verrukking en het plezier, Er is niets in zijn hele lichaam dat niet doordrongen is met uit losmaken geboren verrukking en plezier.”
“Ook dit is een vrucht van het heilige leven, zichtbaar in het hier en nu, nog meer uitmuntend dan de vorige, en nog subliemer.”
“Verder, met het verstillen van beginnende en vasthoudende focus op een object, gaat hij de tweede jhāna in en verblijft hij daar: hier is sprake van uit kalmte geboren verrukking en plezier, vereniging van de bewustwording zonder beginnende en vasthoudende focus op een object – innerlijke zekerheid. Hij doordringt, vervult en overgiet zijn lichaam met uit kalmte geboren verrukking en plezier. Net als een meer met bronwater dat van binnenuit opwelt, zonder toestroom uit het oosten, westen, noorden of zuiden, met de hemel die keer op keer overvloedige buien geeft, zodat de koele bron van water die in het meer opwelt het meer doordringt, vervult en overgiet met koel water, waardoor geen deel van het meer niet is doordrongen door koel water; net zo, doordringt de monnik… dit lichaam met uit kalmte geboren verrukking en plezier. Er is niets in zijn hele lichaam dat niet doordrongen is met uit kalmte geboren verrukking en plezier.”
“Ook dit is een vrucht van het heilige leven, zichtbaar in het hier en nu, nog meer uitmuntend dan de vorige, en nog subliemer.”
“En verder, met het vervagen van verrukking, blijft hij gelijkmoedig, opmerkzaam en alert, en ervaart plezier met het lichaam. Hij gaat de derde jhāna in en verblijft daar, waar de Nobelen van zeggen, ‘gelijkmoedig en opmerkzaam, heeft hij een plezierig verblijf.’ Hij doordringt, en overgiet zijn lichaam met het plezier dat afkomstig is van verrukking. Net als in een lotusvijver waarin sommige lotusbloemen, geboren en groeiend in het water, ondergedompeld blijven in het water en bloeien zonder uit het water te komen, zodat ze doordrongen, vervuld en overgoten worden met koel water van wortel tot top, en niets van die lotusbloemen niet doordrongen wordt door het koele water; net zo, doordringt de monnik… dit lichaam met het plezier afkomstig van verrukking. Er is niets in zijn hele lichaam dat niet doordrongen is met van verrukking afkomstig plezier.”
“Ook dit is een vrucht van het heilige leven, zichtbaar in het hier en nu, nog meer uitmuntend dan de vorige, en nog subliemer.”
“En verder, met het opgeven van plezier en pijn – net als met het eerdere verdwijnen van blijdschap en verdriet – gaat hij de vierde jhāna in en verblijft hij daar: er is puurheid van gelijkmoedigheid en bewuste aandacht, zonder plezier of pijn. Hij zit, het lichaam doordringend met een pure, heldere bewustwording. Net als wanneer een man van top tot teen bekleed zou zijn met een wit doek, zodat er geen deel van zijn lichaam is dat niet bedekt wordt door het witte doek, net zo, zit de monnik, zijn lichaam doordringend met een pure, heldere bewustwording. Er is niets in zijn hele lichaam dat niet doordrongen is met pure, heldere bewustwording.”
“Ook dit is een vrucht van het heilige leven, zichtbaar in het hier en nu, nog meer uitmuntend dan de vorige, en nog subliemer.”
Kennis Door Inzicht
“Met een op deze manier geconcentreerd bewustzijn; puur, helder, onbevlekt, vrij van gebreken, buigzaam, kneedbaar, ferm, met verkregen onverstoorbaarheid, richt hij het bewustzijn op, en laat hij deze neigen naar kennis en visie. Hij onderscheidt: ‘Dit lichaam van mij is begiftigd met vorm, samengesteld uit de vier primaire elementen, geboren uit een moeder en vader, gevoed met rijst en pap, onderworpen aan verandering, wrijving, beknelling, uiteenvallen, en verstrooiing. En dit bewustzijn van mij wordt hier gesteund en is hier gebonden.’ Net als wanneer er een wonderschone beril edelsteen van het puurste water is – met acht facetten, goed gepolijst, helder, doorschijnend, volkomen in al zijn aspecten, en door het midden ervan ging een blauwe, gele, rode, witte, of bruine draad – en een man met goed zicht, het in zijn hand nemend, zou het zo overpeinzen: ‘Dit is een wonderschone beril edelsteen van het puurste water, met acht facetten, goed gepolijst, helder, doorschijnend, volkomen in al zijn aspecten. En dit, door het midden ervan gaand, is een blauwe, rode, witte, of bruine draad.’ Op dezelfde manier – met zijn bewustzijn op deze manier geconcentreerd, puur, helder, onbevlekt, vrij van gebreken, buigzaam, kneedbaar, ferm, met verkregen onverstoorbaarheid – richt de monnik het bewustzijn op en laat hij deze neigen naar kennis en visie. Hij onderscheidt: ‘Dit lichaam van mij is begiftigd met vorm, samengesteld uit de vier primaire elementen, geboren uit een moeder en vader, gevoed met rijst en pap, onderworpen aan verandering, wrijving, drukken, uiteenvallen, en verspreiden. En dit bewustzijn van mij wordt hier ondersteund en is hier gebonden.’
“Ook dit is een vrucht van het heilige leven, zichtbaar in het hier en nu, nog uitstekender dan de vorige, en nog subliemer.”
Het door het Bewustzijn gemaakte Lichaam
“Met zijn bewustzijn op deze manier geconcentreerd, puur, helder, onbevlekt, vrij van gebreken, buigzaam, kneedbaar, ferm, met verkregen onverstoorbaarheid, richt hij het bewustzijn op en laat hij deze neigen naar het creëren van een door het bewustzijn gemaakt lichaam. Vanuit dit lichaam creëert hij een ander lichaam, begiftigd met vorm, gemaakt door het bewustzijn, compleet in al zijn onderdelen, niet inferieur in zijn faculteiten. Net als wanneer een man een rietstengel uit de bladschede trekt. De gedachte zou dan in hem opkomen: ‘Dit is de bladschede, dit is de rietstengel. De bladschede is een ding, de rietstengel een ander, maar de rietstengel werd uit de bladschede getrokken.’ Of als wanneer een man een zwaard uit de schede trekt. De gedachte zou in hem opkomen: ‘Dit is het zwaard, dit de schede. Het zwaard is een ding, de schede een ander, maar het zwaard werd uit de schede getrokken.’ Of als wanneer een man een slang uit een modderpoel zou trekken. De gedachte zou in hem opkomen: ‘De slang is een ding, de modderpoel een ander, maar de slang werd uit de modderpoel getrokken.’ Op dezelfde manier – met zijn bewustzijn op deze manier geconcentreerd, puur, helder, onbevlekt, vrij van gebreken, buigzaam, kneedbaar, ferm, met verkregen onverstoorbaarheid, richt de monnik het bewustzijn op en laat hij deze neigen naar het creëren van een door het bewustzijn gemaakt lichaam. Vanuit dit lichaam creëert hij een ander lichaam, begiftigd met vorm, compleet in al zijn onderdelen, niet inferieur in zijn faculteiten.”
“Ook dit is een vrucht van het heilige leven, zichtbaar in het hier en nu, nog meer uitmuntend dan de vorige, en nog subliemer.”
Bovennatuurlijk Krachten
“Met zijn bewustzijn op deze manier geconcentreerd, puur, onbevlekt, vrij van gebreken, buigzaam, kneedbaar, ferm, met verkregen onverstoorbaarheid, richt hij het bewustzijn op en laat hij deze neigen naar de vormen van bovennatuurlijke krachten. Hij hanteert een veelvoud aan bovennatuurlijke krachten. Eén zijnde wordt hij velen; velen zijnde wordt hij één. Hij verschijnt. Hij verdwijnt. Hij gaat ongehinderd door muren en bergen alsof hij door ruimte gaat. Hij duikt in en uit de aarde alsof het water was. Hij loopt op water zonder te zinken alsof het droog land is. Met gekruiste benen zittend vliegt hij door de lucht als een vogel. Met zijn hand raakt hij en aait hij zelfs de zon en maan, zo machtig en krachtig is zijn bewustzijn. Hij oefent met zijn lichaam invloed uit die zo ver gaat als de Brahma werelden. Net als dat een bekwame pottenbakker of zijn assistent van een goed voorbereide klei elk soort pot kan vormen zoals hij wil, of zoals een bekwame ivoorsnijder of zijn assistent van goed voorbereid ivoor elke soort ivoren werk kan snijden dat hij wil, of zoals een bekwame goudsmid of zijn assistent van goed voorbereid goud elk soort voorwerp kan maken dat hij wil; op dezelfde manier – met zijn bewustzijn op deze manier geconcentreerd, puur, onbevlekt, vrij van gebreken, buigzaam, kneedbaar, ferm, met verkregen onverstoorbaarheid – richt de monnik het bewustzijn op en laat hij deze neigen naar de vormen van bovennatuurlijke krachten… Hij oefent met zijn lichaam invloed uit die zo ver gaat als de Brahma werelden.”
“Ook dit is een vrucht van het heilige leven, zichtbaar in het hier en nu, nog meer uitmuntend dan de vorige, en nog subliemer.”
Helder-horendheid
“Met zijn bewustzijn op deze manier geconcentreerd, puur, onbevlekt, vrij van gebreken, buigzaam, kneedbaar, ferm, met verkregen onverstoorbaarheid, richt hij het bewustzijn op en laat hij deze neigen naar het goddelijke oor-element. Hij hoort – door middel van het goddelijke oor-element, puur en het menselijke overtreffend – allebei de soorten geluid: goddelijk en menselijk, ver en dichtbij. Net als wanneer een man die over een weg reist de geluiden van keteldrums zou horen, kleine drums, schelpen, cimbalen, en trommels zou horen. Hij zou weten, ‘Dat is het geluid van een keteldrum, dat is het geluid van een kleine drum, dat is het geluid van schelpen, dat is het geluid van cimbalen, en dat het geluid van trommels.’ Op dezelfde manier – met zijn bewustzijn op deze manier geconcentreerd, puur, onbevlekt, vrij van gebreken, buigzaam, kneedbaar, ferm, met verkregen onverstoorbaarheid – richt monnik het bewustzijn op en laat hij deze neigen naar het goddelijke oor-element. Hij hoort – door middel van het goddelijke oor-element, puur en het menselijke overtreffend – allebei de soorten geluid: goddelijk en menselijk, ver en dichtbij.”
“Ook dit is een vrucht van het heilige leven, zichtbaar in het hier en nu, nog meer uitmuntend dan de vorige, en nog subliemer.”
Gedachten lezen
“Met zijn bewustzijn op deze manier geconcentreerd, puur, onbevlekt, vrij van gebreken, buigzaam, kneedbaar, ferm, met verkregen onverstoorbaarheid, richt hij het bewustzijn op en laat hij deze neigen naar het kennen van het bewustzijn van andere wezens. Hij kent het bewustzijn van andere wezens, andere individuen, na dit met zijn eigen bewustzijn te hebben omvat. Hij onderscheidt een bewustzijn met passie als een bewustzijn met passie, en een bewustzijn zonder passie als een bewustzijn zonder passie. Hij onderscheidt een bewustzijn met aversie als een bewustzijn met aversie, en een bewustzijn zonder aversie als een bewustzijn zonder aversie. Hij onderscheidt een bewustzijn met onwetendheid als een bewustzijn met onwetendheid, en een bewustzijn zonder onwetendheid als een bewustzijn zonder onwetendheid. Hij onderscheidt een beperkt bewustzijn als een beperkt bewustzijn, en een verstrooid bewustzijn als een verstrooid bewustzijn. Hij onderscheidt een vergroot bewustzijn als een vergroot bewustzijn, en een niet-vergroot bewustzijn als een niet-vergroot bewustzijn. Hij onderscheidt een geëxcelleerd bewustzijn [een dat nog niet op het meest excellente niveau is] als een geëxcelleerd bewustzijn, en een niet-geëxcelleerd bewustzijn als een niet-geëxcelleerd bewustzijn. Hij onderscheidt een geconcentreerd bewustzijn als een geconcentreerd bewustzijn, en een ongeconcentreerd bewustzijn als een ongeconcentreerd bewustzijn. Hij onderscheidt een bevrijd bewustzijn als een bevrijd bewustzijn, en een niet-bevrijd bewustzijn als een niet-bevrijd bewustzijn. Net als wanneer een jonge vrouw – of man – dol op sieraden, de weerspiegeling van haar eigen gezicht in een heldere spiegel of een schaal helder water bekijkende, zou weten dat het ‘onzuiver’ was als het ‘onzuiver’ zou zijn. Op dezelfde manier – met zijn bewustzijn op deze manier geconcentreerd, puur, onbevlekt, vrij van gebreken, buigzaam, kneedbaar, ferm, met verkregen onverstoorbaarheid – richt de monnik het bewustzijn op en laat hij deze neigen naar de kennis van het bewustzijn van andere wezens. Hij kent het bewustzijn van andere wezens, andere individuen, na dit met zijn eigen bewustzijn te hebben omvat. Hij onderscheidt een bewustzijn met passie als een bewustzijn met passie, en een bewustzijn zonder passie als een bewustzijn zonder passie… een bevrijd bewustzijn als een bevrijd bewustzijn, en een niet-bevrijd bewustzijn als een niet-bevrijd bewustzijn.”
“Ook dit is een vrucht van het heilige leven, zichtbaar in het hier en nu, nog meer uitstekend dan de vorige, en nog subliemer.”
De Herinnering aan vorige levens
“Met zijn bewustzijn op deze manier geconcentreerd, puur, onbevlekt, vrij van gebreken, buigzaam, kneedbaar, ferm, met verkregen onverstoorbaarheid, richt hij het bewustzijn op en laat hij deze neigen naar de kennis van de herinnering aan vroegere levens (let.: vorige woningen). Hij herinnert zich zijn veelvuldige vroegere levens, dat wil zeggen, een geboorte, twee geboortes, drie geboortes, vier, vijf, tien, twintig, dertig, veertig, vijftig, honderd, duizend, honderd duizend, vele eonen van kosmische contractie, vele eonen van kosmische expansie, vele eonen van kosmische contractie en expansie, zich herinnerend, ‘Daar had ik die naam, hoorde ik bij die clan, had ik zo’n uiterlijk. Zo was mijn voedsel, zo mijn ervaring van plezier en pijn, zo het einde van mijn leven. In die toestand overlijdend, ontstond ik daar. Ook daar had ik zo een naam, hoorde ik bij zo een clan, had ik zo een uiterlijk. Zo was mijn voedsel, zo mijn ervaring van plezier en pijn, zo het einde van mijn leven. Na het overlijden in die zijnstoestand, ontstond ik hier.’ Zo herinnert hij zich zijn veelvuldige vroegere levens in hun modi en details. Net als wanneer een man van zijn thuisdorp naar een ander dorp zou gaan, en dan van dat dorp naar weer een ander dorp, en dan van dat dorp weer terug naar huis. De gedachte zou in hem opkomen, ‘Ik ging van mijn eigen dorp naar dat dorp daar. Daar stond ik op zo een manier, zat ik op zo een manier, praatte ik op zo een manier, en bleef ik op die manier stil. Vanaf dat dorp ging ik naar dat dorp daar, en daar stond ik op zo een manier, zat ik op zo een manier, praatte ik op zo een manier, en bleef ik op deze manier stil. Vanaf dat dorp kwam ik weer thuis.’ Op dezelfde manier – met zijn bewustzijn op deze manier geconcentreerd, puur, onbevlekt, vrij van gebreken, buigzaam, kneedbaar, ferm, met verkregen onverstoorbaarheid – richt de monnik het bewustzijn op en laat hij deze neigen naar de kennis van de herinnering van vroegere levens. Hij herinnert zich zijn veelvuldige vroegere levens… in hun modi en details.”
“Ook dit is een vrucht van het heilige leven, zichtbaar in het hier en nu, nog meer uitmuntend dan de vorige, en nog subliemer.”
Het Overgaan en Weer Geboren Worden van Wezens
“Met zijn bewustzijn op deze manier geconcentreerd, puur, onbevlekt, vrij van gebreken, buigzaam, kneedbaar, ferm, met verkregen onverstoorbaarheid, richt hij het bewustzijn op en laat hij deze neigen naar de kennis van het vergaan en weer geboren worden van wezens. Hij ziet – met behulp van het helderziende oog, puur en het menselijke overtreffend – wezens overgaan en weer geboren worden, en hij onderscheidt hoe ze inferieur en superieur, mooi en lelijk, gelukkig en ongelukkig zijn in overeenstemming met hun karma: ‘Deze wezens – die met slecht gedrag in lichaam, spraak, en bewustzijn begiftigd waren, die de Nobelen beschimpten, verkeerde zienswijzen hadden en handelden onder invloed van verkeerde zienswijzen – werden bij het uit elkaar vallen van het lichaam, na de dood, weer geboren in de wereld van verlies, de slechte bestemming, de lagere werelden, in de hel. Maar deze wezens – die met goed gedrag in lichaam, spraak en bewustzijn begiftigd waren, die de Nobelen niet beschimpten, juiste zienswijzen droegen en handelden onder invloed van juiste zienswijzen – werden bij het uit elkaar vallen van het lichaam, na de dood, weer geboren in de goede bestemming in de hemelse wereld.’ Dus – met behulp van het helderziende oog, puur en het menselijke overtreffend – ziet hij wezens vergaan en weer geboren worden, en hij onderscheidt hoe ze inferieur en superieur, mooi en lelijk, gelukkig en ongelukkig zijn in overeenstemming met hun karma. Net als wanneer er een hoog gebouw in het midden van het dorps plein stond, en een man met goed zicht, er boven op staand, de mensen zou zien die het gebouw in gaan, uit gaan, langs de straat lopen, en op het dorpsplein zitten. De gedachte zou in hem opkomen, ‘Deze mensen gaan het gebouw in, uit, lopen langs de straat, zitten op het dorpsplein.’ Op dezelfde manier – met zijn bewustzijn op deze manier geconcentreerd, puur, onbevlekt, vrij van gebreken, buigzaam, kneedbaar, ferm, met verkregen onverstoorbaarheid – richt de monnik het bewustzijn op en laat hij deze neigen naar de kennis van het vergaan en weer geboren worden van wezens. Hij ziet – met behulp van het helderziende oog puur en het menselijke overtreffend – wezens vergaan en weer geboren worden, en hij onderscheidt hoe ze inferieur en superieur, mooi en lelijk, gelukkig en ongelukkig zijn in overeenstemming met hun karma…”
“Ook dit is een vrucht van het heilige leven, zichtbaar in het hier en nu, nog meer uitmuntend dan de vorige, en nog subliemer.”
Het Vernietigen van de Mentale verontreinigingen
“Met zijn bewustzijn op deze manier geconcentreerd, puur, onbevlekt, vrij van gebreken, buigzaam, kneedbaar, ferm, met verkregen onverstoorbaarheid, richt hij het bewustzijn op en laat hij deze neigen naar het vernietigen van de mentale verontreinigingen. Hij onderscheidt, zoals het gekomen is, ´Dit is spanning… Dit is de oorzaak van spanning … Dit is het ophouden van spanning … Dit is de weg die voert naar de beëindiging van spanning … Dit zijn de mentale verontreinigingen… Dit is de oorsprong van de mentale verontreinigingen… Dit is de beëindiging van de mentale verontreinigingen… Dit is de weg die voert naar de beëindiging van de mentale verontreinigingen.´ Zijn hart, op deze manier wetend, op deze manier ziend, wordt bevrijd van het tumult van zintuiglijkheid, het tumult van geboren worden, het tumult van onwetendheid. Met deze bevrijding, is er het weten, ´Bevrijd.´ Hij onderscheidt dat ´Geboorte is beëindigd, het heilige leven vervuld, de taak volbracht. Er is niets meer in deze wereld.´ Net als wanneer er een plas water in een dal zou zijn – helder, doorzichtig en onbesmet – waar een man met goed zicht die op de oever staat schelpen, kiezels, en stenen, en ook vis scholen zou kunnen zien zwemmen en rusten, en er zou in hem opkomen, ‘Deze plas water is helder, doorzichtig, en onbesmet. Hier zijn deze schelpen, kiezels, en stenen, en ook deze visscholen die zwemmen en rusten.’ Op dezelfde manier – met zijn bewustzijn op deze manier geconcentreerd, puur, onbevlekt, vrij van gebreken, buigzaam, kneedbaar, ferm, met verkregen onverstoorbaarheid – richt de monnik het bewustzijn op en laat hij deze neigen naar de kennis van de vernietiging van de mentale verontreinigingen. Hij onderscheidt, zoals het gekomen is, ´Dit is spanning… Dit is de oorzaak van spanning… Dit is de beëindiging van spanning… Dit is de weg die voert naar de beëindiging van spanning… Dit zijn de mentale verontreinigingen… Dit is de oorsprong van de mentale verontreinigingen… Dit is de beëindiging van de mentale verontreinigingen… Dit is de weg die voert naar de beëindiging van de mentale verontreinigingen.´ Zijn hart, op deze manier wetend, op deze manier ziend, wordt bevrijd van het tumult van zintuiglijkheid, het tumult van geboren worden, het tumult van onwetendheid. Met deze bevrijding, is er het weten, ´Bevrijd.´ Hij onderscheidt dat ´Geboorte is beëindigd, het heilige leven vervuld, de taak volbracht. Er is niets meer in deze wereld.´
“Ook dit is een vrucht van het heilige leven, zichtbaar in het hier en nu, nog meer uitmuntend dan de vorige, en nog subliemer. En wat een andere vrucht van het heilige leven betreft, uitstekender en subliemer dan deze, die is er niet.”
Toen dit was gezegd, zei koning Ajatasattu tegen de Gezegende: “Wonderlijk, heer! Wonderlijk! Net als wanneer hij overeind zou zetten wat omgevallen was, zou onthullen wat verstopt was, de weg zou laten zien aan iemand die verdwaald was, of een lamp zou dragen in het donker zodat degenen met ogen vormen zouden kunnen zien, op dezelfde manier heeft de Gezegende – met behulp van vele redeneringen – de Dhamma duidelijk gemaakt. Ik ga naar de Gezegende voor toevlucht, naar de Dhamma, en naar de gemeenschap van monniken. Moge de Gezegende zich mij herinneren als een lekenvolgeling die naar hem is gegaan voor toevlucht, vanaf deze dag, voor de rest van zijn leven.”
“Een wandaad is mij overkomen heer, in dat ik zo dwaas ben geweest, zo warrig, en zo onbekwaam dat ik mijn vader heb vermoord – een rechtvaardig man, een rechtvaardige koning – met het oog op koninklijke heerschappij. Moge de Gezegende deze bekentenis van mijn wandaad accepteren zoals hij is, zodat ik in de toekomst mezelf beter kan beheersen.”
“Ja, grote koning, een wandaad is u overkomen in dat u zo dwaas was, zo warrig, en zo onbekwaam om uw vader te vermoorden – een rechtvaardig man, een rechtvaardige koning – met het oog op koninklijke heerschappij. Maar omdat u uw wandaad als zodanig ziet en spijt betuigt in overeenstemming met de Dhamma, accepteren wij uw bekentenis. Want het is een teken van groei in de Dhamma en discipline van de Nobelen wanneer men een wandaad als zodanig ziet en spijt betuigt in overeenstemming met de Dhamma en zich in de toekomst beter beheerst.”
Toen dit was gezegd, zei koning Ajatasattu tegen de Gezegende: “Goed dan, heer, ik ga nu vertrekken. Veel taken heb ik, veel verantwoordelijkheden.”
“Doe dan, grote koning, waar u het nu tijd voor acht om te doen.”
Dus stond koning Ajatasattu, verheugd en blij met de woorden van de Gezegende, op van zijn zetel, boog voor hem, en – na om hem heen gegaan te zijn – vertrok. Niet lang nadat koning Ajatasattu vertrokken was, sprak de Gezegende tot de monniken: “De koning is gewond, monniken. De koning is onbekwaam. Had hij zijn vader niet vermoord – die rechtvaardige man, die rechtvaardige koning – zou het stofloze, onbevlekte oog van de Dhamma in hem opgekomen zijn in deze zetel.”
Dat is wat de Gezegende zei. Bevredigd, verheugden de monniken zich in de woorden van de Gezegende.
Deze sutta is naar het Nederlands vertaald door de redactie van buddho.org.
Wil je beginnen met mediteren of ben je op zoek naar meer verdieping?
Wij bieden persoonlijke begeleiding, volledig op donatie basis.
Je moet zelf de inspanning leveren, de Boeddhas wijzen slechts de weg
Boeddha, Dhp 276