De Redactie

Anicca, Dukkha, Anattā: De Drie Kenmerken van het Bestaan

Anicca, Dukkha, Anattā: De Drie Kenmerken van het Bestaan

De Boeddha onderwees drie kenmerken (ti-lakkhaṇa) die gelden voor al het bestaan in Samsāra, namelijk vergankelijkheid (anicca), onbevredigendheid (dukkha) en niet-zelf of zelfloosheid (anatta).

Nibbāna daarentegen is permanent en vrij van onbevredigendheid, maar ook Nibbāna kent geen zelf, is zelfloos.

Het bereiken van Nibbāna is dus niet het samengaan met een groter geheel of het opgaan in het universele, in Brahma, het goddelijke of iets dergelijks. Want aan al deze voorbeelden ligt een concept van ‘ik’ of het samensmelten van het ‘ik’ met ‘iets’ ten grondslag.

De drie kenmerken zijn van groot belang omdat direct inzicht op ervaringsniveau in een van deze kenmerken de poort tot Nibbāna opent.

Door het inzien dat alles vergankelijk, onbevredigend en zonder een aanwijsbaar zelf is kan het bewustzijn loslaten en volledig vrijkomen van verlangen, haat en onwetendheid.

Anicca

Vergankelijkheid (anicca) wordt in de Pali Canon vaak samengevat met de uiting “al wat ontstaat zal ook weer vergaan.”

Zo belangrijk is het opkomen en vergaan der dingen dat de Boeddha hier zijn allerlaatste woorden aan wijdde (DN 16):

“Vergankelijk, onderworpen aan verandering, zijn alle formaties. Streef onaflatend [naar bevrijding]!”

En ook na het overlijden van de Boeddha benadrukt Sakkha, koning der goden, het belang ervan met de woorden (DN 16):

“Vergankelijk zijn alle formaties, ze komen op en vergaan, dat is hun aard: ze ontstaan en gaan heen, bevrijding hiervan is de hoogste gelukzaligheid.”

Op het eerste gezicht lijkt dit een simpele en in het dagelijks leven zeer herkenbare stelling in de zin van ‘aan alles komt een eind’, maar de woorden van de Boeddha hebben een veel verstrekkendere betekenis dan dat.

Het opkomen en vergaan gebeurt namelijk van moment op moment, met zo een enorme snelheid dat het een continue stroom lijkt.

Het valt te vergelijken met een film waarbij het snel genoeg afspelen van losse beelden de illusie wekt dat er daadwerkelijk beweging is.

Net zo is het voor mentale processen en materie. Als de concentratie hoog genoeg is kan inzicht en wijsheid worden ontwikkeld door naar dit momentane opkomen en vergaan te kijken.

Met hoge concentratie kun je namelijk zien dat het totaal van mentale processen en materie (nāma-rūpa) vervormd is, niet klopt.

Het gaat dan niet om de simpele vaststelling dat een gedachte komt en gaat of het lichaam van dag tot dag verandert, want dat is een hele grove vaststelling.

Het gaat erom op het subtielste niveau te ervaren dat zowel de materie van lichaam en omgeving als het mentale continuüm uit losse momenten bestaat die in continue flux verkeren.

En als vergankelijkheid wordt gezien, volgen de andere twee kenmerken vanzelf.

Dukkha

Als wij vastklampen aan dat wat vergankelijk is vanuit de misvatting dat het permanent is ontstaat dukkha, het tweede kenmerk.

Dukkha wordt meestal vertaald als lijden of stress en het is in deze vormen dat dukkha het vaakst wordt ervaren. Maar in zijn meer algemene betekenis verwijst dukkha naar de onbevredigendheid die inherent is aan alle geconditioneerde fenomenen.

Anattā

Dan rest nog het derde kenmerk, niet-zelf (anattā), een van de meest cruciale termen in de Dhamma.

In ons dagelijks leven kijken en ervaren wij onszelf en de wereld voortdurend vanuit een ‘ik’ besef. Ik kijk de wereld in, ik wil dit, ik wil dat niet, dit is van mij, etc.

En onherroepelijk volgt het onderscheiden en vergelijken tussen ‘mij’ en de ‘ander’. Dit onderscheiden is een van de oorzaken voor al het conflict in de wereld.

De Boeddha geeft herhaaldelijk aan dat de zienswijze ‘ik’ een verkeerde zienswijze is, niet in overeenstemming met de realiteit.

Deze verkeerde zienswijze is een illusie in stand gehouden door verlangen, haat en onwetendheid, en kan worden doorzien middels concentratie en inzicht. Zo onderwees de Boeddha (SN 22:95):

“Stel een man met goed zicht zou de vele luchtbellen op de Ganges rivier zien terwijl hij er langs rijdt, en hij zou er naar kijken en ze grondig onderzoeken; dan zou hij, ze grondig onderzocht hebbende, de luchtbellen zien als leeg, vluchtig en zonder substantie. Op precies dezelfde manier ziet de monnik alle materiële fenomenen, gevoelens, percepties, mentale formaties en bewustzijnstoestanden – of in het verleden, het heden of de toekomst, ver weg of dichtbij. En als hij ze ziet, en ze grondig onderzoekt, dan ziet hij ze als leeg, vacant, zonder een zelf.”

In de standaardformule legt de Boeddha het verband met de andere twee kenmerken.

Als de dingen vergankelijk zijn dan komt daar vastklampen en lijden uit voort. Als er een zelf zou zijn, dan zou dat zelf bij machte moeten zijn om te beslissen enkel gelukkig te zijn, dit lukt echter niet.

Wij hebben geen volledige controle over ons geluk (of andere aspecten van het bewustzijn wat dat betreft), net zo min als over de verandering van ons lichaam. Hoe kun je dan spreken over een zelf?

Niet, zegt de Boeddha. Natuurlijk is dit slechts een cognitieve stelling om door middel van redeneren een eerste haarscheur in het beeld van het zelf te krijgen.

Een ander cognitief voorbeeld is het nadenken over de werkelijkheid van door ons veel gebruikte concepten.

Neem een huis. Wat is het huis? Als we het dak verwijderen, de deuren en ramen, is het dan nog een huis? Is het huis dan de muren, het fundament, het land waar het op staat? Als snel kom je tot de conclusie dat een huis niets meer is dan een afspraak.

Heel belangrijk natuurlijk om met elkaar te kunnen praten, maar het kent geen werkelijk bestaan, heeft geen intrinsieke waarde.

Het probleem is dat wij toch hechten aan deze afspraken, deze concepten. We klampen ons eraan vast alsof ze wel waarde hebben.

Toch geldt net als voor vergankelijkheid en lijden ook voor niet-zelf dat dit uiteindelijk vast te stellen is door het zien van het opkomen en vergaan van nāma-rūpa.

Wie dit ziet kan niet anders dan vaststellen dat er geen blijvende entiteit is, dat er enkel losse momenten zijn die onderling geconditioneerd zijn en conditioneren.

Deze conclusie klopt wel met het dagelijks leven, want hoewel we op een bepaald moment niet kunnen kiezen om ons zus of zo te voelen kunnen we wel werken aan de condities om een bepaalde mentale eigenschap vaker en steviger op te laten komen.

Als we ons niet inspannen zullen dit onheilzame eigenschappen zijn, gevoed door verlangen, haat en onwetendheid. Als we ons wel inspannen kunnen we deze langzaam maar zeker, heel geduldig steeds vaker vervangen door de positieve tegenhangers en zo ons bewustzijn zuiveren en ontvankelijk maken voor bevrijdend inzicht.

Het is misschien goed om hier nog wat geleidelijkheid in aan te brengen om te voorkomen dat wordt gedacht dat zo een inzicht abrupt ontstaat.

Ongemerkt hebben we namelijk vaak een zienswijze over het zelf gecreëerd.

Dat wil zeggen, we denken ‘ik ben dit’ en kunnen dat voor onszelf beredeneren. Met de eerste haarscheurtjes die ontstaan door meditatie en redenatie zou het kunnen dat deze zienswijze in kracht afneemt en op een gegeven moment stopt.

De volgende stap is wanneer we opmerken dat we nog steeds de ‘ik ben’-gedachte hebben. We hebben er misschien geen uitgebreide zienswijze meer over maar ervaren ons bestaan nog steeds als een werkelijke entiteit.

Door verder te gaan met het ontwikkelen van concentratie en inzicht kan ook dit op een gegeven moment overstegen worden.

Maar ook dan is het nog niet klaar.

Zelfs voor diegenen die de bovenmenselijke inspanning hebben geleverd om het ‘ik ben’ niveau te overstijgen blijft de waarneming ‘ik’ bestaan. Hiermee wordt bedoeld dat zodra we de ogen open doen en de wereld inkijken we dit vanuit een ‘ik’ doen.

Pas bij de allerlaatste stap op weg naar bevrijding kan dit ‘ik’ worden opgegeven.

Denkt dus niet te makkelijk over het opgegeven van een ‘ik’, want dat is het niet, en verheug je niet te veel (mag wel een beetje) als je een klein stapje hebt gezet, want de weg is lang en er is veel geduld en inspanning nodig om werkelijk tot op het diepste niveau uit eigen ervaring het opkomen en vergaan, het lijden door vastklampen en het niet-zelf te doorgronden en zo een einde te maken aan de onbevredigendheid van het bestaan.


Deze tekst werd eerder gepubliceerd in De Vier Edele Waarheden: Essentie van de Dhamma.


Wil je beginnen met mediteren of ben je op zoek naar meer verdieping?
Wij bieden persoonlijke begeleiding, volledig op donatie basis.

Gratis Meditatiecursus

Je moet zelf de inspanning leveren, de Boeddhas wijzen slechts de weg

Boeddha, Dhp 276