Mahasi Sayadaw

Gedachten over de Dhamma

Gedachten over de Dhamma

Terwijl dit huidige boek in de maak was overleed de auteur, de Eerwaarde Mahasi Sayadaw van Birma op een leeftijd van 78 jaar. Zodoende, onverwachts – zoals de dood zo vaak komt – werd de publicatie van dit werk een gedenkschrift ter ere van een buitengewone hedendaagse leraar binnen het Theravāda-boeddhisme, vooral op het gebied van inzichtmeditatie (vipassanā). Het was niet lang vóór zijn overlijden dat de Eerwaarde Sayadaw zijn toestemming had gegeven voor een compilatie van zijn gedachten en observaties, vooral gericht op inzichtmeditatie.

De selecties die hier worden getoond komen voort uit toespraken van de Eerwaarde Mahasi Sayadaw over diverse sutta’s (soetra’s: leringen van de Boeddha). De toespraken waren in het Birmees gegeven en zijn door verschillende handen naar het Engels vertaald. Een set van zeven boeken met deze Engelse vertalingen werd in 1980 uitgegeven door de Buddha Sasana Nuggaha Organization of Rangoon (“Sasana Yeiktha”), die haar vriendelijke toestemming gaf om uittreksels van deze boeken te hergebruiken voor de huidige anthologie. Deze selecties zijn licht geredigeerd en verwijzingen naar de bronnen worden na elk uittreksel gegeven. Een korte biografie van de Eerwaarde auteur wordt hier ook gegeven.

Bij het maken van deze anthologie wordt gehoopt dat het onderwijs instructief en inspirerend gevonden zal worden, en dat het de lezer zal stimuleren om serieus de drievoudige ontwikkeling van moraliteit, meditatie, en wijsheid op te pakken, die culmineren in de bevrijdende inzicht-wijsheid.

Het was de directe benadering van dat bevrijdende inzicht (vipassanā) wat de Eerwaarde Mahasi Sayadaw decennia lang aan een zeer groot aantal meditatiebeoefenaars uit het Oosten en Westen onderwees. Gebaseerd op de “Fundamenten van Bewuste Aandacht” (Satipaṭṭhāna), bedacht hij een effectieve methode van meditatiebeoefening, ten dele voortkomend uit de traditie en van zijn eigen leraren, en ten dele in hem zelf geëvolueerd. Deze methode vroeg met zekerheid om, of leidde tot, een hoog niveau van mentale concentratie, maar het was niet nodig om voorafgaand de volledige mentale absorpties, de jhāna’s, te bereiken. Echter, zoals enkele van de uittreksels in dit boek zullen laten zien, was de Eerwaarde Mahasi Sayadaw zich ten volle bewust van de grote betekenis van volledige concentratie van het bewustzijn in de jhāna’s, en noch ontmoedigde hij de ontwikkeling noch kleineerde hij de waarde ervan. Maar als een wijs en compassievolle Leraar wilde hij diegenen helpen die, om psychologische of omgeving gerelateerde redenen, met een lange en frustrerende worsteling geconfronteerd zouden zijn in hun poging om jhāna-concentratie te bereiken.

Voor een dergelijk persoon kan de methode van directe inzichtmeditatie een deur naar de kern van de Leer openen door directe meditatieve ervaring. In de loop van de volhardende beoefening van die methode zou er een natuurlijke groei van bewuste aandacht en concentratie plaatsvinden, van innerlijke stevigheid en kalmte, die de meditatiebeoefenaar in een betere positie zou brengen om de jhāna’s te kunnen bereiken.

Concluderend wenst de ondergetekende zijn nederige respect te uiten voor de overleden Eerwaarde Mahasi Sayadaw, en zijn diepgevoelde dankbaarheid voor de begeleiding en inspiratie die hij van hem heeft gekregen.

— Nyanaponika
Forest Hermitage
Kandy, Sri Lanka
September 1982

Inhoud

De Eerwaarde Mahasi Sayadaw

De Eerwaarde U Sobhana Mahathera, beter bekend als Mahasi Sayadaw, werd geboren op 29 juli 1904 in het boerengezin van U Khan Htaw en Daw Shwe Ok in het dorp Seikkhun, dat ongeveer 7 mijl ten westen van de stad Shwebo in het Noordelijke Birma ligt en ooit de hoofdstad was van de oprichter van de laatste Birmese dynastie.

Toen hij zes jaar was begon bij zijn studie in een kloosterschool in zijn dorp. Op twaalfjarige leeftijd trad hij als samanera (noviet) toe tot de boeddhistische orde en kreeg de naam Sobhana. Na het bereiken van zijn 20ste levensjaar werd hij bhikkhu (monnik) op 26 november 1923. Hij haalde het Regerings-Pali-Examen op alle drie niveaus (laag, middel en het hoogste) in de daarop volgende drie jaar.

In zijn vierde jaar als bhikkhu ging hij naar Mandalay, dat bekend stond als vooraanstaand in boeddhistische studies, waar hij zijn verdere opleiding onder diverse monniken van hoge academische faam vervolgde. In zijn vijfde jaar ging hij naar Moulmein waar hij les gaf in de boeddhistische teksten in het klooster Taung-waing-galay Taik Kyaung.

In het achtste jaar na zijn bhikkhu-wijding vertrok hij samen met een andere monnik uit Moulmein met niets meer dan het hoognodige voor een bhikkhu (een bedelnap, drie gewaden, etc.) en ging op zoek naar een heldere en effectieve meditatiemethode. In Thaton ontmoette hij de bekende meditatieleraar Eerwaarde U Narada, ook bekend als Mingun Jetawun Sayadaw de Eerste. Onder begeleiding van de Sayadaw begon hij met intensieve meditatie.

Hij boekte zo snel vooruitgang in zijn beoefening dat het voor hem mogelijk was de methode effectief aan zijn eerste drie discipelen in Seikkhun te onderwijzen toen hij daar een bezoek aan bracht in 1938. Deze drie lekenvolgelingen maakten ook opmerkelijke vooruitgang. Geïnspireerd door het voorbeeld van deze drie kwamen langzaam maar zeker maar liefst vijftig dorpelingen de lessen in intensieve meditatie volgen.

De Eerwaarde Mahasi kon niet zo lang bij de Eerwaarde Mingun Sayadaw blijven als hij had gewild omdat hij dringend werd verzocht terug te keren naar het Moulmein klooster. De op leeftijd gekomen hoofdmonnik was ernstig ziek en stierf niet lang nadat de Eerwaarde Mahasi was teruggekeerd. De Eerwaarde Mahasi werd gevraagd de leiding van het klooster over te nemen en de training van de daar verblijvende monniken te vervolgen. Gedurende deze tijd deed hij mee aan het Pali-leraarschapexamen tijdens de eerste introductie daarvan door de regering van Birma. Hij haalde het examen met de eerste poging en in 1941 kreeg hij de titel van Sasanadhaja Sri Pavara Dhammacariya.

Tijdens de Japanse invasie kregen de inwoners van Moulmein in het Taung-waing-galay klooster en de omgeving een evacuatie bevel. Deze gebieden lagen dicht bij een vliegveld en waren daarom blootgesteld aan luchtaanvallen. Voor de Sayadaw was dit een welkome kans om terug te keren naar Seikkhun en zich volledig te richten op zijn eigen beoefening van vipassanā-meditatie en het onderwijzen daarvan aan anderen.

Hij vestigde zich in een klooster dat bekend is als Maha-Si Kyaung, zo genoemd vanwege een Birmese drum (Birmees si) van een ongebruikelijk grote afmeting (maha) die daar gehuisvest werd. Van dat klooster komt de Sayadaw’s populaire naam, Mahasi Sayadaw.

Het was gedurende deze periode, in 1945, dat de Sayadaw zijn grote werk Manual of Vipassana Meditation schreef, een uitgebreide en gezaghebbende verhandeling die zowel de leerstellingen als praktische aspecten van de Satipaṭṭhāna-meditatie methode uiteen zet. Dit werk in twee delen, in totaal 858 pagina’s tekst, schreef hij in slechts zeven maanden, terwijl het naburige dorp Shwebo bij tijden dagelijks aan luchtaanvallen werd onderworpen. Tot nu toe is slechts één hoofdstuk uit dit werk, het vijfde, naar het Engels vertaald en gepubliceerd onder de titel Practical Insight Meditation: Basic and Progressive Stages (Buddhist Publication Society).

Het duurde niet lang voordat de reputatie van Mahasi Sayadaw als vaardig leraar van inzichtmeditatie (vipassanā) zich door de gehele Shwebo-Sagaing regio verspreidde en de aandacht trok van een prominente en toegewijde boeddhistische lekenvolgeling, dhr. U Thwin, die werd gezien als Birma’s Oude Staatshoofd. Het was zijn wens om de innerlijke kracht van het boeddhisme in Birma te promoten door een meditatiecentrum op te richten dat geleid zou worden door een meditatieleraar van bewezen deugd en vaardigheid. Na Mahasi Sayadaw ontmoet te hebben, een van zijn toespraken te hebben gehoord en zijn meditatie-instructies aan een groep nonnen in Sagaing te hebben bijgewoond, had dhr. U Thwin geen twijfel meer dat hij de ideale persoon had gevonden.

In 1947 werd de Buddha Sasana Nuggaha Organization opgericht in Rangoon met dhr. U Thwin als eerste president, met het doel de studie (pariyatti) en beoefening (paṭipatti) van het boeddhisme te bevorderen. In 1948 doneerde dhr. U Thwin twee hectare land bij Kokine, Rangoon, aan de organisatie voor het oprichten van een meditatiecentrum. Het is op die plek dat de huidige Thathana (of Sanana) Yeiktha, dat wil zeggen “Boeddhistische Retraite”, is gesitueerd, inmiddels echter uitgegroeid tot vijf hectaren met een groot aantal gebouwen.

In 1949 verzochten de toenmalige Minister President van Birma en dhr. U Thwin Mahasi Sayadaw naar Rangoon te komen om training te geven in de beoefening van meditatie. Op 4 december 1949 introduceerde de Sayadaw de eerste groep van 25 beoefenaars in de methodische beoefening van vipassanā-meditatie. Binnen een paar jaar na de aankomst van de Sayadaw in Rangoon ontstonden er diverse vergelijkbare meditatiecentra in heel Birma, tot het er meer dan honderd waren. In Theravāda-boeddhistische buurlanden zoals Thailand en Sri Lanka werden ook dergelijke centra opgericht waar dezelfde methode werd onderwezen en beoefend. Volgens een telling uit 1972 had het totale aantal meditatiebeoefenaren in deze centra (zowel in Birma als daarbuiten) het aantal van zevenhonderdduizend gepasseerd. In het Oosten en in diverse westerse landen worden nog steeds vipassanā-cursussen gegeven.

Tijdens de historisch Zesde Boeddhistische Concilie (Chatta Sangayana), dat twee jaar lang werd gehouden in Rangoon, culminerend in het jaar 2500 volgens de boeddhistische jaartelling, had de Eerwaarde Mahasi Sayadaw een belangrijke rol. Hij was een van de uiteindelijke redacteuren van de canonische teksten die gereciteerd en aangenomen werden in de sessies van het Concilie. Verder was hij de Vrager (Pucchakai) – dat wil zeggen, hij moest de vragen stellen ten aanzien van de respectievelijke canonische teksten die werden gereciteerd. Ze werden beantwoord door een vooraanstaande monnik met een fenomenaal geheugen, met de naam Eerwaarde Vicittasarabhivamsa. Om deze rollen werkelijk op waarde te kunnen schatten, kan het helpen te beseffen dat tijdens het Eerste Concilie, dat honderd dagen na het overlijden van de Boeddha werd gehouden, het de Eerwaarde Maha Kassapa was die de introducerende vragen stelde die beantwoord werden door de Eerwaarde Upali en de Eerwaarde Ananda.

Nadat de recitatie van de canonische teksten, de Tipitaka, tijdens de Zesde Concilie waren afgerond, werd besloten om door te gaan met het herhalen van de oude commentaren en subcommentaren, voorafgegaan door kritisch onderzoek en redigeren. Ook in deze taak speelde de Sayadaw een kritische rol.

Te midden van al deze taken was hij ook een vruchtbaar en academisch schrijver. Hij schreef meer dan 70 werken en vertalingen, meestal in het Birmees en een paar in het Pali. Een daarvan verdient het om specifiek genoemd te worden: zijn Birmese vertaling van het Commentaar op de Visuddhimagga (Visuddhimagga Maha-Tika), die in het Pali twee delen omvat en nog volumineuzer is dan het werk dat het becommentarieert, en veel uitdagingen heeft, zowel taalkundig als inhoudelijk. In 1957 werd Mahasi Sayadaw bekroond met de titel Agga-Maha-Pandita.

Maar zelfs al deze dingen putten de Sayadaw’s opvallende vermogen zich in te zetten voor de Boeddha-Dhamma niet uit. Hij reisde herhaaldelijk naar het buitenland. De eerste twee rondreizen dienden als voorbereiding voor het Zesde Concilie, maar werden tegelijkertijd gebruikt voor preken en onderwijs in:

Thailand, Cambodja, en Vietnam (1952); India en Sri Lanka (1953, 1959); Japan (1957); Indonesië (1959); Amerika, Hawaii, Engeland, Continentaal Europa (1979); Engeland, Sri Lanka, Singapore, Maleisië, Thailand (1980); Nepal, India (1981).

Te midden van al deze diverse en veeleisende activiteiten verwaarloosde hij nooit zijn eigen meditatieve leven dat hem de mogelijkheid had gegeven om wijze begeleiding te geven aan hen die door hem werden geïnstrueerd. Door zijn buitengewone lichamelijke en geestelijke kracht en zijn diepe toewijding aan de Dhamma hield hij het een leven van 78 jaar vol.

Op 14 augustus 1982 bezweek de Eerwaarde Mahasi Sayadaw aan een plotseling en ernstig hartinfarct dat hij de nacht daarvoor had doorgemaakt. Op de avond van de 13e had hij gewoon nog een introductie uitleg aan een groep nieuwe meditatiebeoefenaren gegeven.

De Eerwaarde Mahasi Sayadaw was een van die zeldzame persoonlijkheden in wie er een balans is tussen een hoge ontwikkeling van zowel diepgaande geleerdheid gecombineerd met een scherp intellect, en een diepe en geavanceerde meditatieve ervaring. Hij was ook in staat om effectief onderwijs te geven in boeddhistische filosofie en de boeddhistische beoefening.

Zijn lange carrière van onderwijs door gesproken en geschreven woord heeft een heilzame uitwerking gehad op vele honderdduizenden in het Oosten en in het Westen. Zijn persoonlijkheid en levenswerk maken hem tot een van de grootheden van het hedendaagse boeddhisme.

Werken van de Eerwaarde Mahasi Sayadaw in Engelse Vertaling (Selectie):

  • The Progress of Insight through the Stages of Purification, With the Pali Text
  • Practical Insight Meditation. Basic and Progressive Stages(1)
  • Practical Vipassana Meditational Exercises(2)
  • Purpose of Practicing Kammatthana Meditation(2)
  • The Wheel of Dhamma (Dhammacakkappavattana Sutta)(2)

(1) Buddhist Publication Society, Kandy, Sri Lanka.
(2) Buddha Sasana Nuggaha Organization, 16 Sasana Yeiktha Road, Rangoon, Burma.

De Dhamma

Een Waarheid

Voorwaar, waarheid moet één zijn en ondeelbaar. Dat moet je in gedachten houden. Vandaag de dag, als de Boeddha-Dhamma wordt uitgelegd, zou er maar één basis moeten zijn voor het onderwijs ten aanzien van de Middelste Weg of het Achtvoudige Pad: de beoefening van moraliteit, concentratie, en het verkrijgen van diepgaande kennis, en de Vier Edele Waarheden. Maar als men zou preken dat het doel en de objecten van het boeddhisme bereikt kunnen worden zonder toevlucht in de werkelijke beoefening van de Dhamma, dan moeten we begrijpen dat zo iemand van het Pad is afgedwaald.

— Leerrede over Naar Nibbāna via het Achtvoudige Pad

De Noodzaak van Beoefening

In deze dagen zijn er onjuistheden ontstaan die in gaan tegen wat de Boeddha werkelijk onderwees. Kennis, zo wordt gesteld, is vervulling; en er is geen noodzaak meer voor iemand om de Dhamma te beoefenen zodra kennis is verkregen. Een dergelijke stelling komt praktisch neer op het verwerpen van de beoefening van de Dhamma, tot de uitsluiting van het Nobele Achtvoudige Pad. Maar feitelijk dient het Nobele Achtvoudige Pad continu beoefend te worden, want het is een reeks disciplines die ontwikkeld (bhavetabba) moeten worden die de kracht kunnen generen om inzicht te kunnen verkrijgen in de ware natuur van het Pad. Zonder inspanning komt niets vanzelf op. En toch is er een gedachtestroming die foutief suggereert dat inspanning leveren op zichzelf dukkha ofwel onbevredigendheid is, en dat het daarom beter is je hier niet mee bezig te houden. Wie zal er in het aangezicht van een dergelijk dogma de moeite doen om te mediteren op het Nobele Achtvoudige Pad, en zijn onderdelen beoefenen? Als er niemand is om deze Dhamma te beoefenen, hoe kan het licht dan van binnen gaan schijnen? En hoe kan iemand, in afwezigheid van welk inzicht dan ook in de ware natuur van het Pad, de mentale verontreinigingen vernietigen en de vrede van Nibbāna (Nirvana) bereiken?

— Leerrede over Naar Nibbāna via het Achtvoudige Pad

Het Pad in Drie Stadia

Goede boeddhisten hebben de gewoonte om realisatie en het bereiken van Nibbāna te wensen als zij een heilzame daad verrichten. Het summum bonum zal natuurlijk niet direct bereikt worden door enkel deze wens. Het zal enkel in een van de hogere sferen worden bereikt die zij kunnen verwerven krachtens hun goede daden; en alleen dan als zij daadwerkelijk de ontwikkeling van het Achtvoudige Pad beoefenen. Dus, waarom wachten op toekomstig bestaan? Waarom niet nu, in dit leven, beginnen met werken aan bevrijding?

— Leerrede over Het Wiel van de Dhamma

Kennis in de Praktijk Brengen

Volgens de Boeddha brengt kennis ten aanzien van het Nobele Pad je naar het punt waar leed en alle onbevredigendheid ophoudt. Maar het moet altijd in het achterhoofd worden gehouden dat het Pad enkel bevrijding biedt aan hen die het daadwerkelijk bewandelen.

Als je op reis gaat dan brengt een voertuig je naar je doel terwijl diegenen die er naast staan achterblijven. Kennis over het Nobele Pad is dat voertuig. Als je het rijdt dan zal je het doel bereiken; en als je er enkel naast blijft staan dan blijf je achter. Diegenen die verlangen naar bevrijding van het lijden moeten dat voertuig gebruiken. Dat wil zeggen, ze moeten de kennis die zij hebben vergaard in de praktijk brengen. De meest belangrijke taak die je hebt terwijl je in deze Buddha Sāsana bent geboren is de Dhamma beoefenen zodat je Nibbāna kunt bereiken, waar al het leed ophoudt.

— Leerrede over Naar Nibbāna via het Achtvoudige Pad

Het Ware Geloof

De theorie van het verwerpen van karma krijgt langzaam maar zeker meer gunstige aandacht omdat het verlangen (lobha) van mensen en hun hunkering naar zintuiglijk plezier een gelijktijdige toename laat zien. Vandaag de dag zijn er sommigen die van mening zijn dat als men kwade daden mijdt men geen betekenisvol doel zal bereiken. Die zienswijze brengt mensen tot deze verkeerde overtuigingen.

Onwetendheid over karma en zijn effect dat nu rijpt is het resultaat van overweldigend verlangen (lobha) bovenop onwetendheid (moha).

De Boeddha zelf kwam tot deze realisatie en moedigde mensen daarom aan inspanning te leveren om de mate van verlangen en onwetendheid te reduceren. Trouwe discipelen zullen de aanwijzingen van de Boeddha opvolgen en proberen realisatie te bereiken door meditatieve beoefening, en zich zo te bevrijden van deze onjuiste overtuigingen. Zij zullen tot de realisatie komen dat het karma van het vorige bestaan ze heeft gemaakt tot wie ze zijn in het huidige bestaan, en dat karma in het huidige bestaan, mits nog niet vrij van begeerte (taṇhā), het volgende bestaan zal bepalen. Zo bekrachtigen ze hun overtuiging in het ware geloof.

— Leerrede over de Hemavata Sutta

Het Ongenoegen van de Goden

Heb niet de illusie dat als je maar een hemels wezen wordt door middel van je goede daden, je op een plek terecht komt waar elke wens in vervulling gaat en je geen enkele wens meer hoeft te hebben; dat wil zeggen, je volledig tevreden zult zijn. Geen wezen is ooit volledig tevreden met wat er is gegeven, maar zal altijd om meer vragen. Om meer te krijgen moet meer inspanning worden geleverd, en uit deze inspanning komt leed voort.

— Leerrede over de Hemavata Sutta

Het Grote Medeleven

Mensen leven hun leven zonder zich bewust te zijn van de langzaam maar zekere achteruitgang van hun lichaam en het opkomen van de een of andere ziekte, tot het laatste moment waarop er niets meer gedaan kan worden om de ziekte te genezen en de dood nabij is. Dan pas realiseren ze zich de verdrietige toestand waarin ze verkeren.

Hetzelfde patroon geldt voor het bestaan van de mens; langzaam maar zeker vergaat het lichaam, het aanbreken van ouderdom, ziekte, en de uiteindelijke dood. Dit is wat de Boeddha zag. Hij nam miljoenen lijdende wezens en stervende wezens waar, en het verdriet van degenen die dichtbij hen stonden en ze lief hadden, en een grote compassie kwam in hem op. “Miljoenen en miljoenen” is de huidige term, maar in werkelijkheid is het getal oneindig. Als de geschiedenis van het bestaan van een wezen met beelden geïllustreerd zou worden dan zouden deze beelden het gehele oppervlak van de aarde vullen en zelfs dan zou er meer ruimte nodig zijn. De beelden van geboorte, ouderdom, ziekte en dood van het wezen werden door de Boeddha waargenomen die een grote compassie voor dat wezen voelde; dat was hoe de grote compassie, of maha karunā in hem opkwam.

— Leerrede over de Hemavata Sutta

Slavernij

De Boeddha zag dat alle wezens slaven zijn van lust en hebberigheid en dat bewoog hem tot grote compassie. Levende wezens bedienen hun lusten en hebberigheid zelfs bij gevaar voor het eigen leven. Ze trekken erop uit op zoek naar dingen die hun lust en hebberigheid in ze aanwakkert, en riskeren hun leven om ze te krijgen. Ze moeten dagelijks werken, gedurende hun hele leven, om aan hun lust en hebberigheid te voldoen, en na hun dood, in hun volgende bestaan, blijven zij slaven onder dezelfde meester, begeerte (taṇhā). Er is geen periode van rust voor ze.

In deze wereld hoeft een slaaf slechts gedurende dit leven een slaaf te zijn, maar een slaaf van lust heeft een oneindig contract van lijfeigenschap tot het moment van bevrijding als men een Arahant wordt en zo het dwalen in samsāra beëindigt.

— Leerrede over de Hemavata Sutta

Naar de Dhamma Luisteren

Om de realisatie van de Dhamma te bereiken door naar een preek te luisteren moet men een kalm bewustzijn hebben, want het is enkel door geconcentreerde aandacht met een gekalmeerd bewustzijn dat men samādhi (concentratie) kan bereiken, en enkel samādhi kan het bewustzijn verstillen voor inzicht. Als het bewustzijn ronddwaalt gedurende een preek naar huiselijke, economische of andere wereldse zaken, zal samādhi niet worden bereikt. Als angst opkomt, is het nog erger. Als afleiding en angst opkomen, zal de essentie van de Dhamma je ontglippen, en als je samādhi mist, zal er geen inzicht zijn, en als je geen inzicht voor vipassanā kan bereiken, hoe kun je dan tot de realisatie van de Dhamma komen? Geconcentreerde aandacht terwijl men naar een preek luistert is daarom een belangrijke factor.

De luisteraar moet goed luisteren, met volledige mentale betrokkenheid, en de woorden van de Dhamma moeten in de praktijk gebracht worden. Als men op deze manier naar een preek luistert, zal het bewustzijn kalm en geabsorbeerd raken in de preek; men zal vrij zijn van verstoringen, en op die manier een zuiver bewustzijn bereiken.

— Leerrede over de Hemavata Sutta

Zelf

Er zijn drie verschillende zienswijzen ten aanzien van het ego of zelf. De eerste is het geloof in het zelf als een ziels-entiteit. De tweede is het idee van een zelf gebaseerd op hoogmoed en trots. De derde is het zelf als een conventionele term voor de eerste persoon enkelvoud voor het onderscheiden van andere wezens. Het zelf of ‘ik’ impliciet in ‘ik loop’ heeft niets te maken met waandenken of hoogmoed. Het is een term van de gewone taal die gevonden kan worden in de gezegden van de Boeddha en de Arahants.

— Leerrede over de Ariyavasa Sutta

De Last van de Aggregaten

De last

Wat is de grote last? De khandha’s zijn de grote last.

Wie accepteert de grote last? Taṇhā, begeerte, accepteert de grote last.

Wat wordt bedoeld met het afleggen van de last? Het vernietigen van taṇhā is het afleggen van de last.

Zwaar is de last van de vijf khandha’s.

Het accepteren van de last is leed; het afwijzen van last draagt bij aan gelukkig zijn.

Als begeerte tot op het fundament ontworteld is, komt er geen verlangen meer op. Als een oude last neergelegd is, kan er geen nieuwe last worden opgelegd.

Dan ga je Nibbāna in, het verblijf van de oneindige vrede.

— Leerrede over de Bhara Sutta

Wat is de Last Zwaar!

Wat is de last zwaar! Als een man verwekt wordt in de schoot van de moeder, dan moeten de hem toebehorende vijf aggregaten worden verzorgd. De moeder moet hem alle nodige bescherming bieden zodat hij veilig geboren kan worden en zich in een menselijk wezen kan ontwikkelen. Ze moet voorzichtig zijn in haar dagelijkse bezigheden, in haar dieet, haar slaap, etc. Als de moeder toevallig boeddhistisch is zal ze heilzame daden verrichten namens het verwachte kind.

Als het kind uiteindelijk ter wereld komt kan het niet voor zichzelf zorgen. Er wordt door de moeder en ouderen voor gezorgd. Het moet moedermelk gevoed krijgen. Het moet gewassen worden, schoongemaakt en aangekleed. Het moet van plek naar plek gedragen worden. Je hebt minstens twee of drie personen nodig om voor deze kleine last van de vijf khandha’s te zorgen en op te voeden.

Als een man volwassen wordt moet hij voor zichzelf gaan zorgen. Hij moet zichzelf twee of drie keer per dag voeden. Als hij van lekker eten houdt dan moet hij extra inspanning leveren om dit te krijgen. Hij moet zichzelf schoon maken, wassen en aankleden. Om zijn lichaam aan te sterken moet hij dagelijks wat oefeningen doen. Hij moet alles zelf doen. Als hij het heet heeft dan koelt hij zichzelf af, als hij het koud heeft dan warmt hij zichzelf op. Hij moet zorgvuldig zijn in het onderhouden van zijn gezondheid en welzijn. Als hij een wandeling maakt moet hij ervoor zorgen dat hij niet struikelt. Als hij op reis gaat dan zorgt hij ervoor dat hij niet in de buurt komt van gevaar. Ondanks alle voorzorgsmaatregelen kan hij soms ziek worden en een behandeling met medicijnen nodig hebben. Het is een grote last om voor het heil van zijn khandha’s, de vijf aggregaten van de psycho-fysieke fenomenen te zorgen.

De grootste last voor een levend wezen is voor zichzelf te zorgen. In het geval van menselijke wezens geldt dat sommigen vanaf een leeftijd van twaalf of dertien moeten gaan werken, en daarvoor moeten ze opgeleid worden. Sommigen kunnen enkel een basisschoolopleiding krijgen en dus krijgen ze slechts ondergeschikt werk. Zij die een goede opleiding kunnen krijgen worden tegen betere betaling voor hogere posities aangenomen, maar dan moeten ze dag in dag uit onafgebroken werken.

Maar diegenen die geboren zijn in deze wereld met goed karma uit het verleden voelen de lasten niet. Een man die geboren wordt met het beste karma wordt sinds zijn kindertijd gevoed en verzorgd door zijn ouders en die hebben hem ook de beste opleiding gegeven toen hij volwassen werd. Zelfs als hij tot volwassen man wordt, blijven zij hem alle ondersteuning geven om hem te helpen op een positie te komen waarin hij aan al zijn begeertes en verlangens kan voldoen. Zo’n fortuinlijke man ziet wellicht niet hoe zwaar de last van het leven is.

Diegenen wiens karma uit het verleden niet goed is kennen nooit overvloed. Als kinderen kennen ze enkel honger, ze kunnen niet eten wat ze willen eten of kunnen zich niet kleden zoals ze zich zouden willen kleden. Als ze volwassen zijn dan kunnen ze niets anders doen dan proberen hun lichaam en ziel bijeen te houden. Sommigen hebben niet eens het dagelijkse quotum rijst op tafel. Sommigen moeten heel vroeg opstaan om rijst te dorsen voor het koken. Sommigen hebben die rijst niet eens, en dus moeten ze het lenen van hun buren. Als je meer over dit leven wil weten, ga dan maar eens naar arme wijken en onderzoek het maar zelf.

— Leerrede over de Bhara Sutta

De Zware Last Dragen

Dit lichaam, één van de khandha’s, is een zware last. Het ten dienste staan betekent een zware last. Als we het voeden en kleden, dragen we de last. Dat betekent dat we dienaren zijn van het aggregaat van materie (rūpakkhandha). Het lichaam gevoed en gekleed hebbend, moeten we ervoor zorgen dat het tevreden en gelukkig is in zowel fysieke als psychologische zin. Dit is het ten dienste staan van het aggregaat van gevoel (vedanākkhandha). Verder moeten we ervoor zorgen dat dit lichaam prettige visuele input en geluiden ervaart. Dit betreft bewustzijn. Daartoe staan we het aggregaat van bewustzijn ten dienste (viññāṇakkhandha).

Deze drie lasten zijn best duidelijk. Rūpakkhandha zegt: “Voed mij goed. Geef mij wat ik lekker vind; zo niet, dan zal ik mezelf zwak of ziek maken. Of, erger nog, dan zal ik ervoor zorgen dat ik sterf!” Dan moeten we wel proberen het te plezieren.”

Dan zegt vedanākkhandha nog: “Geef mij plezierige sensaties; zo niet, zal ik mezelf vol pijn en spijt laten zijn. Of erger, dan zal ik ervoor zorgen dat ik sterf!” Dan moeten we wel hunkeren naar plezier en sensaties om aan de behoefte te voldoen.”

Dan zegt viññāṇakkhandha nog: “Geef mij goede visuele input. Geef mij goede geluiden. Ik wil verfijnde zintuiglijke objecten waarnemen. Vind ze voor me; zo niet, dan zal ik mezelf ongelukkig en angstig maken. Uiteindelijk zal ik ervoor zorgen dat ik sterf!” Dan moeten we wel zijn bevelen uitvoeren.”

Het is alsof al deze drie khandha’s ons voortdurend bedreigen. Dus we kunnen het niet helpen om aan hun eisen toe te geven; en deze toegevendheid is een grote last voor ons.

Het aggregaat van wilsuitingen (saṅkhārakkhandha) is een andere last. Het leven eist van ons dat we ons in onze dagelijkse behoeften en verlangens voorzien en voor die voldoening moeten we actief zijn. We moeten de hele tijd aan het werk. Deze ronde van menselijke activiteiten krijgen aanmoedigingen van onze wil die wordt aangewakkerd door verlangen. Deze activiteiten doen dagelijks een bedreigend appèl op ons, aangevend dat, wanneer ze niet worden verricht problemen en zelfs de dood zouden volgen. Als menselijk verlangen onvervuld blijft, volgt crimineel gedrag. Hoe zwaar drukt de last van de sankhara’s op ons! Het is omdat we deze last niet op onze schouders kunnen dragen dat we ons, gedemoraliseerd, verlagen tot criminele wandaden die schaamte over ons brengt. Criminele misdrijven worden meestal gepleegd omdat we de last van saṅkhārakkhandha niet goed kunnen dragen. Als criminelen sterven dan zou het kunnen dat ze in de hel-werelden van intens leed terecht komen of dat ze wedergeboren worden als hongerige geesten of dieren. Zelfs als ze opnieuw geboren worden als menselijke wezens zullen de kwade daden hen in het kielzog volgen en ze bestraffen. Het zou kunnen dat ze maar een kort leven hebben; het zou kunnen dat ze continue geplaagd worden door ziekte; ze zouden te maken kunnen krijgen met armoede en honger; ze zouden vriendeloos kunnen zijn; ze zouden altijd in gevaar of in moeilijke omstandigheden kunnen leven.

Het aggregaat van perceptie (saññākkhandha) is ook een grote last; omdat het met perceptie is waarmee je vermogens zoals je geheugen traint om bepaalde kennis en wijsheid te vergaren om het goede van het kwade te kunnen onderscheiden en de onheilzame dingen in je bewustzijn die geproduceerd zijn door onaangename zintuiglijke objecten te kunnen verwerpen. Als niet aan de eisen van het bewustzijn voor aangename zintuiglijke objecten wordt voldaan dan zal het enkel het kwade op zich nemen, wat niemand goed doet. Spijt en angsten komen op omdat we de last van saññākkhandha niet goed aan kunnen.

Om al deze redenen verklaarde de Boeddha de vijf aggregaten waaraan wordt vastgeklampt (upādānakkhandha) als een zware last.

We dragen de lasten van onze khandha’s niet slechts voor een korte tijd, niet voor een minuut, niet voor een uur, niet voor een dag, niet voor een jaar, niet voor een leven, niet voor een wereld, niet voor een aeon. We dragen de lasten vanaf het begin van samsāra, de ronde van wedergeboorte, die oneindig is. Het heeft geen begin. En er is geen manier om te weten wanneer het zal ophouden. Het einde kan enkel worden bereikt door het vernietigen van de verontreinigingen van het bewustzijn (kilesa), als we een stadium van het pad van de Nobelen (Arahatta magga) bereiken.

— Leerrede over de Bhara Sutta

Ethiek

Het Licht van de Dhamma

Moraliteit, concentratie, en wijsheid (sīla, samādhi, paññā) kunnen iemand naar het Pad brengen. Toch zijn er mensen die beweren dat het niet nodig is zich aan de regels van moraliteit te houden als ze overtuigd zijn van de leer. Door zulke kopstukken wordt vaak naar voren gebracht dat ze een versimpelde en gemakkelijke methode voor hun volgelingen hebben uitgevonden. Wat zonderling! Het kan niet worden ontkend dat er, in de tijd van de Boeddha, individuen waren met een dergelijke hoge rijping en intelligentie dat ze meteen het licht van de Dhamma zagen als ze de Boeddha een lering hoorden geven. Natuurlijk bestaan genieën zoals de ugghaṭitaññu die meteen na een korte uiteenzetting de betekenis van de Vier Edele Waarheden kan doorgronden, of de vipañcitaññu die tot de realisatie van de Waarheid kan komen na een wat langere uitleg. In de tijd van de Boeddha bereikten zulke individuen het licht van de Dhamma terwijl ze naar de Boeddha luisterden, zonder waarneembare inspanning. Maar als het om een gewone neyya gaat die begeleid moet worden tot de graduele realisatie van de Waarheid kan zelfs de Boeddha een dergelijk iemand niet het licht van de Dhamma in een keer laten zien. Dus moet het volgende vers uit de Dhammapada, (vers 276), zoals onderwezen door de Boeddha, als een herinnering dienen. Als uitgebreide parafrase:

“Je moet streven naar het vernietigen van alle potentiële verontreinigingen. Tathāgata’s kunnen je enkel de weg laten zien. Jij zelf moet de meditatie beoefenen op de objecten van samatha (concentratie) en vipassanā (inzicht). Alleen dan zal je bevrijd worden van de ketenen van de verontreinigingen die vernietigen wat heilzaam is en moreel.”

— Leerrede over Naar Nibbāna via het Achtvoudige Pad

De Leefregels Naleven

De Nobelen die het eerste stadium van heiligheid hebben bereikt, de ariya’s, houden van de vijf leefregels. Ze willen ze niet breken; ze zijn er altijd op beducht sīla niet te breken. Ze houden zich aan de leefregels, niet omdat ze bang zijn dat anderen ze anders terecht zouden wijzen, maar omdat ze hun bewustzijn zuiver willen houden, en zuiverheid van bewustzijn kan enkel worden bereikt door je te houden aan de vijf leefregels. Niet alleen gedurende dit leven, maar in alle toekomstige levens willen ze niet falen in het zich houden aan de leefregels. Ze weten mogelijk niet dat ze stroombetreders (Sotāpanna) zijn geworden in hun vorige bestaan, maar ze weten dat ze zich ten volle en zonder gebrek aan de vijf leefregels moeten houden.

Soms kom je een persoon tegen die van kinds af aan nog nooit een kwade daad heeft verricht zoals doden en stelen. Hij heeft hiertoe geen speciale instructie van zijn ouders gekregen, maar hij weet vanuit zichzelf wat een kwade daad is en onthoudt zich daarvan. Hij heeft zijn moraliteit zuiver gehouden sinds zijn kindertijd. Misschien had hij een speciaal inzicht in de Dhamma in zijn vorige bestaan. Er zijn ook voorbeelden van personen die, hoewel geboren bij niet-boeddhistische ouders, naar het Oosten zijn gekomen om meditatie te beoefenen. Misschien hebben zulke personen zich in het vorige bestaan aan de leefregels van de Boeddha’s Dhamma gehouden. Dit zijn interessante voorbeelden, en de gevallen moeten in overeenstemming met de uitgebreidheid en diepte van hun studie en beoefening van de Dhamma worden geëvalueerd.

— Leerrede over de Hemavata Sutta

Over Vriendelijkheid en Liefdadigheid

Al het menselijke gedrag dat voortkomt uit de beoefening van liefdevolle vriendelijkheid in daden, in woorden en in gedachten moeten gedurende je hele leven gedenkwaardig worden gemaakt.

Daar waar liefde, compassie, en respect de menselijke maatschappij doordringen, daar zal men blijvende eenheid vinden.

Daden van liefdadigheid geïnspireerd door liefdevolle vriendelijkheid leven lang voort in het menselijke geheugen, genereren liefde en respect onder de mensheid en leggen zo het fundament voor eenheid en verdraagzaamheid voor de hele wereld.

— Leerrede over Naar Nibbāna via het Achtvoudige Pad

Kwade Wil

Kwade wil (vyāpāda) is een van de vijf hindernissen op het heilige pad. Het is als een ziekte die een afkeer voor goed voedsel creëert en de zieke lusteloos en apathisch maakt. Kwade wil maakt ons prikkelbaar, slecht gehumeurd en argwanend. Een man die kwade wil heeft moet zichzelf zien als iemand die lijdt aan een ziekte. Als het niet snel behandeld wordt dan kan het aan terrein winnen en tot de dood leiden. Op dezelfde manier kan het effect van ongecontroleerde kwade wil vernietigend zijn, zoals evident is in de krantenartikelen over gewelddadige criminele daden.

— Leerrede over de Ariyavaṃsa Sutta

Doden uit Zelfbescherming

Er was eens een schrijver in een van de tijdschriften die beweerde dat een stroombetreder (Sotāpanna) geen anderen zou doden, maar als iemand hem zou willen vermoorden hij zijn aanvaller wel zou doden. Die schrijver verklaarde dat hij deze bewering deed na onderzoek te hebben gedaan naar de natuur van het menselijk bewustzijn.

Dit is belachelijk. Ik vraag me af wiens bewustzijn hij onderzocht heeft en hoe hij dat heeft kunnen doen. Hij moet wel een onderzoek naar zijn eigen bewustzijn hebben gedaan. Misschien dacht hij wel dat hij een Sotāpanna was. Het zou kunnen dat hij zichzelf de vraag stelde of hij de aanvaller de kans zou geven hem te doden als hij een effectief wapen ter beschikking had om de aanvaller als verdediging aan te vallen, en het zou zijn eigen antwoord hebben kunnen zijn dat hij de aanvaller daadwerkelijk eerst zou aanvallen. Uit deze persoonlijke mening verkreeg hij de conclusie die hij in het artikel uitte. Volgens de leringen van het boeddhisme is dit een belachelijke uitspraak.

Juist het feit dat men denkt dat men zou kunnen en moeten terugslaan als men aangevallen wordt bewijst dat men geen stroombetreder is, want volgens de boeddhistische leringen is een persoon met dergelijke neigingen slechts een puthujjana, een ordinaire wereldburger, zeker geen stroombetreder. Een echte stroombetreder zou nog niet eens een vlo of een kever doden, laat staan een menselijk wezen. Dit moet voor eens en altijd duidelijk zo worden onthouden.

— Leerrede over de Hemavata Sutta

Concentratie

De Noodzaak van Concentratie

Er zijn sommige leraren die hun publiek instrueren het bewustzijn vrij en ontspannen te houden in plaats van zich te concentreren op meditatieve objecten omdat concentratie, zo zeggen ze, het bewustzijn beperkt. Dit is in overtreding met de Boeddha’s instructies terwijl het de vorm aanneemt van het onderwijs van de Boeddha. Als, volgens deze leraren, het bewustzijn vrij wordt gelaten, dan zal dit zeker prettige gedachten koesteren en misschien zelfs in zintuiglijk plezier zwelgen.

— Leerrede over de Hemavata Sutta

Samadhi

Sommigen zeggen dat samādhi – concentratie van het bewustzijn – niet noodzakelijk is, dat als men zich maar richt op de twee wijsheidsfactoren van het Achtvoudige Pad, namelijk Juist Begrip (sammā-diṭṭhi) en Juiste Intentie (sammā-saṅkappa), er geen noodzaak meer is om het opkomen en vergaan op te merken. Dit is het overslaan van een onderdeel van samādhi. Jhāna-samādhi is werkelijk het beste om te bereiken maar als dat niet lukt, moet men ten minste momentane concentratie (khanika samādhi) verwerven, wat hetzelfde is als toegangs-concentratie. Anders is het geen werkelijke inzicht-wijsheid. Zo zegt de Boeddha:

“Monniken, probeer samādhi te bereiken. Een monnik die een stabiel bewustzijn heeft kent de waarheid. Wat is het kennen van de waarheid? Het is het kennen dat het oog (cakkhu) vergankelijk is, dat visuele vormen (rūpa) vergankelijk zijn, en dat visueel bewustzijn (cakkhuviññāṇa) vergankelijk is.”

Zo is het duidelijk dat men zonder samādhi geen vipassanā-kennis kan verwerven en kennis van de bovenwereldse Paden en Vruchten kan bereiken (maggaphalañāṇa). Men kan derhalve bepalen dat kennis buiten samādhi geen vipassanā-kennis is, en dat men zonder vipassanā-kennis geen Nibbāna kan bereiken.

— Leerrede over de Hemavata Sutta

Ontstaan en Vergaan

Een luchtbel barst kort nadat hij is ontstaan. Een luchtspiegeling tovert een beeld van de werkelijkheid op dat verdwijnt bij nadere inspectie. Beide hebben geen substantie. Dit is algemene kennis. Net als dat we hun ware natuur kennen, moeten we de ware natuur van fenomenen zien. Als een beoefenaar kennis van concentratie verkrijgt door middel van het observeren van het vergaan van de aggregaten (khandha’s), zal hij ontdekken dat het gekende object en het kennend bewustzijn allen in een staat van flux verkeren, dan weer verschijnend, dan weer verdwijnend. Ze zijn tijdelijk. Ze bezitten geen essentie of substantie die het waard is om ‘van mij’ genoemd te worden. Ze duiden enkel op de processen van ontstaan en vergaan.

— Leerrede van de Bhara Sutta

Meditatie

Instructies voor de Meditatiebeoefenaar

Om bewuste aandacht te ontwikkelen en inzicht-kennis te verkrijgen moeten de volgende punten in gedachten gehouden worden:

  1. Herken op de juiste manier al het fysieke gedrag als het opkomt.
  2. Herken op de juiste manier al het mentale gedrag als het opkomt.
  3. Herken elk gevoel, aangenaam, onaangenaam of neutraal, als het opkomt.
  4. Ken, met een analytisch bewustzijn, elk mentaal object als het opkomt.

— Leerrede over Naar Nibbāna via het Achtvoudige Pad

Kennis Verdiept zich door Beoefening

Als het Pad wordt beoefend om directe persoonlijke ervaring te verkrijgen, dan is het gebruikelijk dat de kennis verdiept naarmate de tijd vordert.

— Leerrede over Het Wiel van de Dhamma

Initiële Twijfel

Sommige mensen die nog nooit hebben gemediteerd hebben misschien wel twijfels, en dat is niet gek! Want enkel zien is geloven, en hun scepsis komt voor uit hun gebrek aan ervaring. Ook ik was op een gegeven moment sceptisch. Ik hield op dat moment niet van de Satipaṭṭhāna-methode omdat het geen melding maakt van nāma, rūpa, anicca, anattā en zo voort. Maar de Sayadaw die me de methode onderwees was een geleerde monnik, en dus besloot ik een poging te wagen. In het begin boekte ik weinig vooruitgang omdat ik nog steeds twijfels over de methode had die, in mijn ogen, niets te maken had met de ultieme realiteit.

Het was pas later, toen ik de methode serieus had beoefend, dat de gewichtigheid ervan bij mij daagde. Ik realiseerde me toen dat het de beste meditatiemethode is omdat het om aandacht vraagt voor alles dat gekend kan worden, geen ruimte latend voor onachtzaamheid. Daarom beschrijft de Boeddha de Satipaṭṭhāna-methode als de weg die zeker tot resultaat leidt: Ekayano-maggo.

— Leerrede over de Ariyavasa Sutta

Een Zeer Effectieve Remedie

Als je lijdt aan een slechte gezondheid of ziekte, en als je geen andere remedie meer hebt om de pijn en het leed te verlichten, kan het beoefenen van meditatie op het leed van de ziekte je tenminste wat verlichting geven, als het je niet volledig geneest. Als de pijn en het leed in je lichaam blijven, kan het beoefenen van meditatie je bewustzijn verlichting geven. Maar als je boos of geïrriteerd bent door het fysieke lijden dan zal je bewustzijn ook lijden. De Boeddha vergeleek dit duale lijden met het doorboord worden met twee doornen tegelijk.

Laten we zeggen dat een man een doorn in zijn vlees heeft en hij probeert de doorn te verwijderen door met een andere doorn in zijn vlees te steken. De tweede doorn breekt in het vlees zonder dat hij de eerste doorn verwijderd heeft. Dan lijdt de man tegelijkertijd aan de pijn van twee doornen. Net zo zal een persoon die niet op een meditatieve manier opmerkzaam is van de fysieke pijn, lijden aan zowel de fysieke als de mentale pijn. Maar als hij goed de fysieke pijn overpeinst zal hij enkel die pijn ervaren, en niet lijden aan mentale pijn.

Dit soort lijden – enkel fysieke pijn – is net als dat waar de Boeddha en zijn Arahants aan leden, want ook zij ervoeren fysieke pijn. Ze leden aan de effecten van hitte en kou, insectenbeten en andere soorten ongemak. Maar ondanks dat zij aan fysieke dukkha leden bleef hun bewustzijn stabiel, daarom leden ze niet aan mentale pijn. Deze meditatiemethode is heel effectief als middel tegen fysieke pijn en leed.

— Leerrede over Lokadhamma

Depressie

We moeten de wet van karma in ons achterhoofd houden – de leringen van de Boeddha dat alles gebeurt in overeenstemming met het eigen handelen – en onze tegenslagen kalm verdragen. De beste remedie in een crisis is de beoefening van samatha of vipassanā. Als leed, verdriet of depressie ons kwellen, dan moeten deze onheilzame bewustzijnstoestanden tijdens de meditatie gezien en verwijderd worden. De Boeddha beschrijft de Satipaṭṭhāna-methode als de enige weg om verdriet te overwinnen en al het lijden te beëindigen. Zo lang als we onszelf opmerkzaam houden volgens de leer van de Satipaṭṭhāna zullen we ons nooit depressief voelen, en als depressieve gevoelens opkomen dan verdwijnen ze als we onze aandacht erop richten.

— Leerrede over de Sakkapañha Sutta

Wanhoop

Sommige beoefenaars van meditatie raken ontmoedigd vanwege hun zwakke concentratie in het begin, maar als gevolg daarvan verdubbelen sommigen hun inspanning om zo ongebruikelijke inzichten te verkrijgen. De beoefenaar kan dus zijn voordeel doen met zijn wanhoop op dat moment. Volgens de commentaren moeten we de wanhoop verwelkomen die voorkomt uit het niet voldaan krijgen van het verlangen in verband met verzaking, meditatie, reflectie en jhāna.

Leed is heilzaam als het opkomt uit frustratie ten aanzien van welke inspanning dan ook die wordt geleverd om het eigen spirituele leven te bevorderen, zoals de inspanning om bij de heilige orde te geraken, de inspanning om inzicht te bereiken, en zo voort. We moeten dergelijk leed verwelkomen want het kan ons aanzetten tot meer inspanning en tot vooruitgang op het Pad. Het is echter niet iets om bewust op te zoeken. Het beste is om heilzame vreugde te hebben in de zoektocht naar bevrijding.

— Leerrede over Sakkapañha Sutta

Zware Inspanning

Zware, onophoudelijke inspanning in de beoefening van meditatie om concentratie en inzicht te bereiken moet niet verkeerd begrepen worden als zelfkastijding. Afgezien van het beoefenen van meditatie moet zelfs het naleven van de morele leefregels waarmee wat fysiek ongemak en onthouding gepaard kan gaan, niet als een vorm van zelfkastijding worden gezien.

In de beoefening van concentratie en inzichtmeditatie spelen geduld en zelfbeheersing (khantisamvara) een belangrijke rol; ze zijn belangrijke factoren voor het succesvol beoefenen van beide. Daarom dient onaangenaam fysiek ongemak geduldig verdragen te worden. De zelfcontrole die op een dergelijke manier wordt beoefend is geen zelfkastijding aangezien het doel niet is om pijn te lijden en verdragen, maar om de eigen moraliteit, concentratie en wijsheid (sīla, samādhi, paññā) te bevorderen, zoals aanbevolen door de Boeddha.

— Leerrede over Het Wiel van de Dhamma

Hoe de Twee Uitersten te Vermijden

Van de vijf zintuiglijke objecten – namelijk visuele objecten, geluiden, geuren, smaken en tactiele sensaties – kunnen die objecten gebruikt worden die de leefregels niet schenden of die behulpzaam zouden zijn in de beoefening van de Dhamma. Het eten van voedsel dat normaal gesproken gegeten zou worden, het dragen van kleren die normaal gesproken gedragen zouden worden, dragen bij aan een gemakkelijke beoefening van de Dhamma, zodoende het uiterste van extreme ascese en zelfkastijding vermijdend.

Het gebruik van noodzakelijke materiële goederen zoals voedsel, kleding, medicijnen en onderdak moet vergezeld gaan van nadenkende beschouwing of de beoefening van concentratie of inzichtmeditatie. Elke keer als er contact wordt gemaakt met de vijf zintuiglijke objecten moeten ze gezien worden als objecten van inzichtmeditatie. Door een beschouwende stemming aan te nemen of door het opmerken van deze zintuiglijke objecten als objecten van inzichtmeditatie wordt er voor gezorgd dat het waarnemen of gebruiken van het noodzakelijk voedsel, kleding etc., zich niet ontwikkelt tot een uitspatting van genot en plezier. Zo wordt het andere uiterste van opgaan in zintuiglijk plezier voorkomen. De Gezegende verklaarde daarom dat “De uitersten van deze twee extremen vermijdend, ben Ik tot het inzicht van de Middelste Weg gekomen.”

— Leerrede over Het Wiel van de Dhamma

Een Zuiver Bewustzijn

Je hebt een zuiver bewustzijn als je bewust aandachtig bent. Het is een vergissing om te denken dat men het enkel kan bereiken als men de meditatieve absorpties (jhāna’s) in gaat. Een zuiver bewustzijn gebaseerd op jhāna komt door de continue stroom van jhanisch bewustzijn. Een zuiver bewustzijn door middel van vipassanā is de zuiverheid die voortkomt op het moment van het bereiken van inzicht. Beide vormen van bewustzijn lijken op elkaar ten aanzien van de zuiverheid van het bewustzijn en vrijheid van de hindernissen.

— Leerrede over de Ariyavasa Sutta

Inzichtmeditatie

Kennis Voortkomend uit Inzicht

Inzicht-kennis (vipassanā ñāṇa) wordt bereikt door het observeren van de mentale en fysieke processen (nāma-rūpa) in de toestanden van vergankelijkheid (anicca), onbevredigendheid (dukkha) en niet-zelf (anattā). Het wordt niet bereikt door enkel vluchtig te observeren maar door diepgaande observatie van de processen terwijl ze zich afspelen, zonder er ook maar één ongezien te laten. Zodoende moet de observatie gericht zijn op alle processen zoals zien, horen, ruiken, eten, etc., terwijl ze plaatsvinden en zonder ook maar een proces te missen.

— Leerrede over de Hemavata Sutta

Een Bliksemflits

Kijk eens naar een bliksemflits. Als je er naar kijkt op het moment dat de bliksem flitst zal je hem zelf zien. Als je in je bewustzijn een voorstelling maakt van hoe de bliksem flitst voordat het gebeurt dan kan je niet beschouwd worden als iemand die de bliksem heeft gezien. Probeer de dingen zelf te weten door werkelijke observatie van de dingen terwijl ze gebeuren.

— Leerrede over Naar Nibbāna via het Achtvoudige Pad

Geen Gewoon Onderwijs

Wees waakzaam voor diegenen die beweren dat vipassanā (inzichtmeditatie) onnodig of oppervlakkig is. Zulke beweringen dragen niet bij aan de beoefening van inzichtmeditatie, zonder welke de Buddhasassana net als elke andere gewone lering zou zijn.

— Leerrede over Naar Nibbāna via het Achtvoudige Pad

De Kwaliteiten voor Succes

Het is onmogelijk om iets te doen zonder vertrouwen of overtuiging. Je zult enkel bewuste aandacht beoefenen als je gelooft dat het je zal helpen om inzicht-kennis te ontwikkelen. Maar vertrouwen op zich is niet voldoende. Je hebt ook een sterke en onverbiddelijke inspanning nodig om Nibbāna te bereiken. Deze kwaliteiten bezitten is essentieel voor succes in de beoefening van bewuste aandacht en voor het verwerven van veiligheid in de verblijfplaats van de Nobelen.

— Leerrede over de Ariyavasa Sutta

De Drie Gevoelens in Vipassanā

De hoofdzaak van de beoefening van vipassanā is de gelijkmoedigheid opzoeken en cultiveren die hoort bij het inzicht ‘gelijkmoedigheid ten aanzien van het geconditioneerde’ (sankharupekkha). Hiervoor moeten we zintuiglijk plezier vermijden en heilzame vreugde in goede daden en contemplatie opzoeken. Net zo moeten we het heilzame verdriet voortkomend uit de frustratie op het heilige pad verwelkomen en het onheilzame verdriet vermijden. Op dezelfde manier moeten we de onheilzame gelijkmoedigheid van de zintuiglijke wereld vermijden en de heilzame gelijkmoedigheid van het heilige pad opzoeken.

We moeten ons concentreren op heilzame vreugde, heilzaam verdriet en heilzame gelijkmoedigheid. Want de ontwikkeling van deze heilzame bewustzijnstoestanden betekent het elimineren van hun negatieve, onheilzame tegenpolen.

We moeten heilzaam verdriet ook elimineren door heilzame vreugde. Dit betekent dat als we somber zijn door het falen bij het vooruitgang boeken op het heilige pad, we de somberheid moeten overwinnen door inspanning te leveren voor vipassanā-inzicht. Op dezelfde manier moet heilzame vreugde verworpen worden door heilzame gelijkmoedigheid.

Dus is het inzicht van ‘gelijkmoedigheid ten aanzien van het geconditioneerde’ (sankharupekkha) samen met vreugde of gelijkmoedigheid slechts een stap verwijderd van het heilige pad en haar vruchten.

— Leerrede over de Sakkapañha Sutta

Intrinsieke Kennis

Hier gaat het niet om gewone perceptie maar om inzicht-kennis, wat enkel bereikt kan worden door daadwerkelijke beoefening. Als je persoonlijk kijkt hoe mensen door een poort gaan, dan zie je zelf hun komen en gaan, je bent niet afhankelijk van anderen voor tweedehands kennis over dat ze in en uit de poort komen en gaan. Op dezelfde manier, als je zelf kijkt en de zes zintuiglijke deuren aandachtig opmerkt, de oog-deur, de oor-deur, etc., dan zal je daadwerkelijk zien hoe nāma en rūpa opkomen en weer vergaan zonder terug te vallen op het proces van reflecteren.

Neem een ander voorbeeld. Plaats een spiegel langs de weg. Alle voetgangers en voertuigen zullen in de spiegel volgens hun werkelijke aard worden gereflecteerd. Als je kijkt en ze aandachtig opmerkt dan zal je ze zien zoals ze werkelijk zijn. Op dezelfde manier zal je, als je observeert en met bewuste aandacht alles dat bij de zes zintuiglijke deuren verschijnt opmerkt, merken dat de zintuiglijke objecten (die geen bewustzijn hebben) opkomen terwijl het bewustzijn zich gewaar wordt van een dergelijk opkomen. Dan vergaan zowel object als subject. Dan vindt dit proces opnieuw plaats. De meditatiebeoefenaar zal dan tot de realisatie komen dat dit het fenomeen van nāma en rūpa is dat opkomt en vergaat. Bewustzijn en materie zijn immers niet eeuwigdurend. Ze zijn niet permanent. Ze zijn lijden. Ze zijn zonder substantie.

Als je de werking van nāma en rūpa opmerkt zal je hun ware natuur te weten komen. Hun ware natuur gekend hebbende, wat blijft er dan nog over om over na te denken en te beschouwen? Men komt dus niet bij de natuur van de dingen door enkel te denken over nāma en rūpa zonder daadwerkelijk op te merken hoe ze opkomen en vergaan. Als je oog in oog met ze gekomen bent, ga je dan nog discussiëren over hun bestaan? En het heeft geen zin als men enkel reciteert: “Opkomen! Vergaan!” zonder daadwerkelijk het proces op te merken. De kennis die door deze methode van denken of reciteren vergaart kan worden is niet intrinsiek maar slechts tweedehands kennis bereikt door boeken.

De essentie van inzichtmeditatie is derhalve om persoonlijk alle dhamma’s en fenomenen op te merken zoals ze zich voordoen.

— Leerrede over de Bhara Sutta

De Kenner en het Gekende

Als de inzichtmeditatie van een vipassanā-beoefenaar krachtiger wordt, richten Juiste Gedachten zijn bewustzijn naar de realiteiten van de zintuiglijke objecten waarop hij zich concentreert; uiteindelijk zal hij Juiste Zienswijzen verkrijgen. Dit gebeurt allemaal op deze manier. Als men het stadium van bewuste aandacht en daarop volgend zuiverheid van bewustzijn begint te bereiken, zal men in staat zijn een onderscheid te maken tussen het kennend bewustzijn en het object dat gekend wordt. Bijvoorbeeld, als men aan het mediteren is op het opkomen en neergaan van de buik zal men in staat zijn het fenomeen van opkomen en neergaan te onderscheiden van het bewustzijn dat dit kent. Op dezelfde manier, in het proces van lopen, kan men opmerken dat de handeling van het optillen van de voet, vooruit bewegen, en neerzetten anders is dan het bewustzijn die de beweging aanstuurt. Op deze manier kan nāma, de kenner, onderscheiden worden van rūpa, het gekende. Dit kan bewerkstelligd worden zonder een enkel vooroordeel. Men herkent de fenomenen zonder erover na te denken. Met andere woorden, de herkenning is spontaan.

Als de concentratie van de meditatiebeoefenaar aan kracht wint en zijn wijsheid daardoor scherper wordt, zal hij tot de realisatie komen van het feit dat zijn knieën buigen omdat hij ze wenst te buigen. Hij loopt omdat hij dat wil. Hij ziet omdat hij ogen heeft om te zien en het object dat gezien wordt aanwezig is. Hij hoort omdat hij oren heeft om te horen en het object dat gehoord wordt aanwezig is. Hij geniet van het leven omdat zijn karma gunstig is. Op deze manier is hij in staat een onderscheid te maken tussen oorzaak en gevolg ten aanzien van elke fenomeen dat zich voordoet.

—Leerrede over Naar Nibbāna via het Achtvoudige Pad

Empirische Kennis

Ons hoofddoel is het bereiken van inzicht-kennis, dat enkel bereikbaar is door een empirische aanpak. Door middel van eigen ervaring observeert de meditatiebeoefenaar het verschil tussen mentale processen en materie, en hij komt tot de realisatie van de vergankelijkheid van alle dingen. Ervaring kan gevolgd worden door uitleg door de leraar, maar niet andersom. Want echte kennis heeft niets te maken met vooringenomen gedachten maar komt voort uit persoonlijke ervaring. De empirische kennis die wordt verworven door de meditatiebeoefenaar is helder en duidelijk. In het verloop van zijn beoefening ziet hij niets anders meer dan het vergaan van alles. Dit wordt bhangā-ñāṇa genoemd, kennis van vergaan, wat hij niet van de oude teksten leert en ook niet van een leraar, maar uit eigen ervaring. Als hij blijft mediteren zal hij meer en meer bewust aandachtig worden, totdat zijn opmerkzaamheid in het laatste stadium van het Nobele Pad perfect wordt.

— Leerrede over de Ariyavasa Sutta

Overtuigd zijn van Anicca

Als de werkelijkheden van nāma en rūpa gekend worden zal de meditatiebeoefenaar zich realiseren dat dingen enkel opkomen om weer te vergaan. Hutva abhavato aniccam staat in de Commentaren. “Eens geworden, vergaan de dingen; dat is vergankelijkheid.” Alleen als hij deze realiteiten van opkomen en vergaan kan beseffen zal hij overtuigd raken van de vergankelijkheid van het bestaan.

— Leerrede over Naar Nibbāna via het Achtvoudige Pad

De Wet van Vergankelijkheid

Als je overtuigd bent geraakt van de wet van vergankelijkheid zal je bewustzijn los komen van het idee van bestendigheid. Als je dat stadium bereikt zal onwetendheid uit je bewustzijn worden verdreven. Dan zal je kunnen ontsnappen aan saṅkhāra’s, ofwel wilsformaties, die karma vormen en voor wedergeboorte zorgen. Nu zie je een flits van Nibbāna.

— Leerrede over Naar Nibbāna via het Achtvoudige Pad

Ego-Geloof

Gelovers van de Dhamma die wat kennis hebben verworven over de fundamenten van nāma, rūpa, anicca (vergankelijkheid), dukkha (onbevredigendheid), en anattā (zelfloosheid, substantieloosheid), zouden de beoefening van inzichtmeditatie op moeten pakken. Dat impliceert het opmerkzaam zijn van mentale processen en materie in de staat van flux op het niveau van de zes zintuiglijke deuren in overeenstemming met de instructies ten aanzien van de verwezenlijking van bewuste aandacht, Satipaṭṭhāna. Merk op wat het oog ziet; merk op wat het oor hoort; merk op wat de neus ruikt; merk op wat de tong proeft; merk op wat het lichaam voelt; merk op wat het bewustzijn denkt; dan zal je alles te weten komen dat geweten kan worden in overeenstemming met het niveau van perfectie dat je hebt bereikt.

Als een meditatiebeoefenaar bewuste aandacht beoefent zal de kracht van concentratie versterken en zijn bewustzijn zuiver worden. Dan is hij in staat om onderscheid te maken tussen de nāma, het bewustzijn dat kent, en rūpa, de materie die gekend wordt. Dan zal hij tot de realisatie komen van de afwezigheid van het ding dat attā, zelf of ‘ik’ wordt genoemd. Herhaaldelijk opmerken zal hem tot de kennis voeren van de oorzaken en effecten van nāma en rūpa. Uiteindelijk zal het idee van een zelf volledig worden vernietigd. Voorafgaand aan de beoefening van bewuste aandacht vraagt hij zich misschien af of er een zelf bestond in het verleden, en nog steeds in het heden bestaat, en in de toekomst zal blijven bestaan. Na de vipassanā-beoefening zullen al zulke twijfels verdwijnen met het begrijpen van de ware natuur van de fenomenen.

Als de meditatiebeoefenaar doorgaat met opmerken, zal hij zien dat de zintuiglijke objecten, tezamen met het bewustzijn dat erop gericht is, verdwijnen. Ze zijn allemaal vergankelijk. Ze komen gewoon op en vergaan weer, uit eigen beweging. Wat niet bestendig is, is niet bevredigend. Niets is substantieel. Wat is er dan om aan vast te klampen bij ‘ik’ of ‘mijn’? Alle fenomenen verkeren in een staat van flux, nu weer opkomend, nu weer vergaand. Hierop contemplerend kan men, op basis van de overtuiging van de eigen ervaring, afstand nemen van attā.

Sommigen zouden graag denken dat enkel het opmerken van opkomen en vergaan van nāma en rūpa niet genoeg is. Ze zouden liever langdurig speculeren over wat nāma of rūpa of de fenomenen zijn. Zulke speculaties zijn niet gebaseerd op zelf-verworven kennis door middel van werkelijke beoefening, maar op horen-zeggen of boekenkennis. Inzicht-kennis komt voor uit waarnemen en niet uit het intellect.

— Leerrede over de Bhara Sutta

Zelfrealisatie

De vijf aggregaten waaraan gehecht wordt moeten goed worden onthouden. Je leert ze niet door ze in je hoofd te stampen. Je leert ze door werkelijke ervaring en beoefening. Je moet proberen zelf tot de realisatie te komen van de fenomenen van opkomen en vergaan van mentale processen (nāma) en materie (rūpa). Vipassanā betekent het inzicht dat je verwerft door je eigen onderzoek en inspanning. Alleen na zelfrealisatie als gevolg van meditatie zullen alle twijfels over het niet-bestaan van een zelf of ego worden verdreven. Alleen dan kan er met zekerheid worden gezegd dat er niets is dat een entiteit genoemd kan worden, en dat datgene wat een entiteit lijkt te zijn uiteindelijk een aggregaat van mentale en materiële processen is. Als je verlicht raakt door deze realisatie zal je tot het inzicht van de wet van oorzaak en gevolg komen. Als je doorgaat met mediteren op deze causaliteit zal je de staat van flux tegenkomen, het constante opkomen en weer vergaan van mentale processen (nāma) en materie (rūpa), die per slot niet blijvend zijn.

— Leerrede over Naar Nibbāna via het Achtvoudige Pad

De Pad Factoren in Vipassanā

Een meditatiebeoefenaar moet elk object opmerken en observeren dat zich aan hem voordoet via de zes zintuiglijke deuren. Dit doet hij met inspanning; en dat is Juiste Inspanning. Dan moet hij zijn bewustzijn bij wat wordt opgemerkt houden en zich er bewust van zijn. En dat is Juiste Opmerkzaamheid. Omdat hij bewust aandachtig moet zijn, moet zijn bewustzijn gericht en geconcentreerd zijn op het object. En dat is Juiste Concentratie. Deze drie onderdelen van het Pad (magga) – Juiste Inspanning, Juiste Opmerkzaamheid, en Juiste Concentratie – worden samengevat onder de noemer van concentratie (samādhi); ze zijn het samādhi magga. Dan is er het proces van denken over wat bestaan werkelijk is, wat valt onder Juiste Gedachte. Als gevolg van dit juiste denken hebben we Juiste Zienswijze. Deze twee worden samengevat onder de noemer van wijsheid (paññā), ze zijn het paññā magga. Al deze vijf uit de samādhi en paññā groepen worden samen geclassificeerd als karaka magga, de activatoren, die hun krachten bundelen in het proces van simultaan opmerken en kennen.

Juiste Spraak, Juist Handelen, en Juist Levensonderhoud vormen de groep van moraliteit; ze zijn het sīla magga, dat in het algemeen als volbracht mag worden beschouwd voordat de meditatiebeoefenaar begint met inzichtmeditatie. Gedurende de periode van meditatie blijven deze drie sīla magga (pad-factoren van moraliteit) onbesmet; ze worden in feite meer en meer gezuiverd met het verstrijken van de tijd. Met de drie in deze groep samen met de vijf uit de vorige groepen hebben we de acht Padfactoren zoals ze zich voordoen in vipassanā (en daarom worden ze vipassanā magga genoemd) waarop we moeten mediteren.

Nogmaals, bij het ontwikkelen van inzichtmeditatie moet aan de basale kwaliteiten van het elementaire Pad (mūla magga) voldaan zijn. Van deze is de eerste en belangrijkste de vastberaden overtuiging dat wezens de verantwoordelijke ‘eigenaren van hun handelen’ zijn (kammassakata sammā-diṭṭhi), een zienswijze die stevig verankerd is in de wet van karma. Alleen als een meditatiebeoefenaar een absoluut vertrouwen heeft in deze wet van oorzaak en gevolg kan hij vipassanā beoefenen. Hij moet geloven dat de gevolgen van het beoefenen van vipassanā of meditatieoefeningen hem tot het Pad kunnen leiden, tot het uitkomen ervan en uiteindelijk tot Nibbāna. Het is enkel met dit vertrouwen dat hij in staat is om Juiste Inspanning te leveren.

— Leerrede over Naar Nibbāna via het Achtvoudige Pad

Aandachtig Waarnemen

“In het geziene dient enkel het geziene te zijn; in het gehoorde enkel het gehoorde; in het gevoelde enkel het gevoelde; in het gedachte enkel het gedachte.” Dit was de instructie van de Boeddha aan Malunkyaputta en Bahiya.

Salayatana Samyutta, Sutta 95; Udana I, 10.

Met moet dat wat gezien wordt als gezien opmerken en niets anders. Dat is het algemene idee. Voor meditatiebeoefening moet men echter het begin van het object of zintuig opmerken zoals het zich voordoet in het proces. Als men zich op elk fenomeen apart zou kunnen concentreren zou men geen gehechtheid of verlangen voelen, en zo wordt begeerte (taṇhā) verwijderd.

— Leerrede over de Hemavata Sutta

Het Ongeziene en het Geziene

Toen de Boeddha op het punt stond om onderricht te geven aan Malunkyaputta Bhikkhu, vroeg hij:

“Malunkyaputta, heb je verlangen voor vormen die je nog nooit gezien hebt, of vormen die je niet op dit moment ziet, of vormen die je denkt nooit te zullen zien?”

“Nee, heer, dat is onmogelijk,” antwoordde de bhikkhu.

— Salayatana Samyutta, No. 95

Als ik je nu dezelfde vraag zou stellen als de Boeddha aan Malunkyaputta Bhikkhu stelde zou je hetzelfde antwoord geven als hij deed. Je zou geen gevoelens van liefde of haat hebben voor een persoon die je nooit zult zien, of wel? Nu zijn er veel zulke mensen in veel dorpen, steden en landen, en je zou nooit een gevoel van liefde of haat voor ze hebben. Je zou geen gehechtheid, verlangen of lust naar ze hebben.

De mentale verontreinigingen komen niet op door wat niet wordt waargenomen. Dit punt moet worden opgemerkt.

Wat betreft de dingen die worden gezien, echter, komen de verontreinigingen zowel op tijdens het zien als na het gezien te hebben, omdat een mentaal beeld in het geheugen wordt gehouden wat er tijdens reflectie of herinneren voor zorgt dat de verontreinigingen opkomen. Deze gekoesterde herinneringen worden opgeslagen in de archieven van latente neigingen (anusaya), als diep geworteld geheugen. Het is noodzakelijk deze te ontwortelen door middel van vipassanā.

— Leerrede over de Hemavata Sutta

Waarschuwing

Als de kennis van het onderzoeken van de aggregaten als samengesteld, en zodoende zonder substantie, werkt, zal de meditatiebeoefenaar volledig overtuigd raken van de Dhamma met betrekking tot de drie kenmerken van anicca, dukkha en anattā, waarop contemplerend hij de lijn van kennis verder kan volgen tot de kennis over het opkomen en vergaan van nāma en rūpa. Dit is het stadium waarop hij udayabbaya ñāṇa, kennis over het opkomen en vergaan, bereikt. Tijdens dit stadium zal hij een helderheid in zijn bewustzijn waarnemen. Hij zal zich erg opgetogen voelen. Zijn alertheid zal buitengewoon zijn. Er zal niets zijn dat hij onopgemerkt laat. Zijn bewustzijn is scherp en zijn geheugen wordt helder. Sterk vertrouwen vestigt zich. Hij zal zich vreugdevol voelen, zowel fysiek als spiritueel. Deze zijnsstaat overtreft elke beschrijving. Maar, als men in dit stadium gehecht raakt aan de plezierige mentale zijnstoestanden, dan worden ze voorlopers van de verontreinigingen van het bewustzijn en obstakels voor verdere mentale ontwikkeling. Vreugde is op een bepaalde manier absoluut een steun voor de meditatiebeoefenaar tijdens zijn inspanning om meer kracht en doorzettingsvermogen te verkrijgen voor het streven naar hogere doelen, namelijk volwassen vipassanā-kennis. Hij wordt dus gewaarschuwd enkel de mentale staat van vreugde op te merken terwijl deze zich voordoet en het dan geheel te laten gaan om inzicht te verwerven.

— Leerrede over Naar Nibbāna via het Achtvoudige Pad

Het Ongewenste Vernietigen

Elk moment van bewuste aandacht betekent de graduele vernietiging van latente verontreinigingen. Het is enigszins te vergelijken met het weghakken van een stuk hout met een kleine bijl waarbij elke slag helpt om de ongewenste stukken hout te verwijderen.

— Leerrede over de Ariyavasa Sutta

Doordringend Inzicht

Nāma en rūpa, of de waarheid van onbevredigendheid, wordt gezien als vergankelijk, als lijden, of als niet-zelf. Elke keer dat ze zo gezien worden is er geen kans voor begeerte om op te komen. Zo is er bevrijding van begeerte en vastklampen. Dit wordt het kennen van de Waarheid van Ontstaan door achterlaten (pahanabhisamaya) genoemd, echter niet door realisatie.

Elke keer dat rūpa en nāma onderworpen worden aan zijn aandacht, is de meditatiebeoefenaar vrij van onwetendheid (avijjā) die hem naar het verkeerde pad kan leiden. Zo vrij zijnde van avijjā is hij vrij van de kwalen van saṅkhāra viññāṇa. Dit is een tijdelijk ophouden van kwalen (tadanga nirodha sacca). Dit tijdelijk ophouden van kwalen wordt door vipassanā gerealiseerd op elk moment van opmerken, maar niet als het object van overpeinzingen.

Dingen die achter zware gordijnen of dikke muren verborgen zijn worden zichtbaar als deze belemmeringen in stukken worden verbrijzeld of de ramen worden geopend. Net zo worden de Vier Edele Waarheden verborgen gehouden door avijjā, dat ziet wat verkeerd is maar het juiste verbergt. Door het Achtvoudige Pad te ontwikkelen door meditatiebeoefening worden Waarheden die voorheen niet gekend werden duidelijk door vipassanā-kennis, de kennis van het Nobele Pad. Avijjā is doordrongen en de Nobele Waarheden worden gekend door middel van doordringend inzicht.

— Leerrede over Het Wiel van de Dhamma


Bovenstaande tekst is door de redactie van buddho.org naar het Nederlands vertaald. De Engelse versie, Thoughts on the Dhamma staat op Access to Insight.


Wil je beginnen met mediteren of ben je op zoek naar meer verdieping?
Wij bieden persoonlijke begeleiding, volledig op donatie basis.

Gratis Meditatiecursus

Over Mahasi Sayadaw

Mahasi Sayadaw U Sobhana, geboren op 29-07-1904 en overleden op 14-08-1982, was een Birmese Theravāda-boeddhistische monnik en meditatiemeester die een significante impact heeft gehad op het onderwijs van vipassanā-(inzicht-)meditatie, zowel in het Westen als in Azië.

In zijn stijl van beoefening, afkomstig van de Nieuw Birmese Methode van U Nārada, is leven volgens de boeddhistische moraliteit een voorwaarde voor de beoefening van meditatie. De meditatie zelf beroept zich op Satipaṭṭhāna, het vestigen van bewuste aandacht (vaak vertaald als mindfulness). De vipassanā-meditatiebeoefenaar richt zich voor het ontwikkelen hiervan op de sensatie van het opkomen en neergaan van de buik gedurende de ademhaling en is ondertussen alert en opmerkzaam op andere sensaties of gedachten.

Mahāsi Sayādaw was vragensteller en eindredacteur tijdens het Zesde Boeddhistische Concilie op 17 mei 1954. Hij hielp meditatiecentra op te richten in heel Birma en ook in Sri Lanka, Indonesië en Thailand, en tegen 1972 hadden de centra onder zijn leiding meer dan 700.000 mediteerders opgeleid. In 1979 reisde hij naar het Westen en hield retraites in nieuw opgerichte centra zoals de Insight Meditation Society (IMS) in Barre, Massachusetts, V.S. Daarnaast kwamen mediteerders van over de hele wereld om in zijn centrum in Yangon te oefenen.

Toen de Mahāsi Sayādaw op 14 augustus 1982 na een zware beroerte overleed, trotseerden duizenden toegewijden de stortregens van de moesson om hun laatste eer te bewijzen.

Je moet zelf de inspanning leveren, de Boeddhas wijzen slechts de weg

Boeddha, Dhp 276