Samatha-meditatie op buddho is een vorm van buddhānussati, meditatie gericht op de kwaliteiten van de Boeddha. Bij deze methode is het meditatie-object (het object waar je je op richt) in eerste instantie het geluid van de mantra buddho, uitgesproken als ‘bodaw’.
Later, als de concentratie hoog is, kan over worden gestapt op het mentaal reciteren van buddho en daarna bijvoorbeeld op het gebruik van de ademhaling (ānāpānasati) of de beoefening van vipassana-meditatie (inzichtmeditatie).
Als je het buddho meditatie-systeem beoefent richt je het bewustzijn op de kwaliteiten van de Boeddha, hou je de intentie bij de Boeddha. Het gebruiken van geluid als meditatie-object maakt het ontwikkelen van concentratie in het begin gemakkelijker omdat geluid een heel duidelijk object is dat bij toenemende concentratie steeds meer lagen kent waar naar geluisterd kan worden, en omdat het je bewustzijn afschermt van het omgevingsgeluid wat zeker in het westen vaak een grote afleiding is tijdens het mediteren.
Hoewel geluid een relatief gemakkelijk meditatie-object is kun je geen jhāna (absorptie concentratie) bereiken door je erop te richten. Dat is wel mogelijk maar nog steeds heel erg moeilijk als je over bent gestapt op het mentale reciteren van buddho. In het eerste geval is het maken van geluid de beperkende factor, in het tweede geval is de reden dat naarmate je verder komt in de beoefening de nadruk meer en meer komt te liggen op het jezelf afstemmen met de kwaliteiten van de Boeddha die in buddho verborgen liggen.
Ook al kun je bij het mediteren op het geluid van buddho geen jhāna bereiken, je kunt er wel hele hoge concentratie mee ontwikkelen. Je kunt jhāna normaal gesproken bereiken als de kracht van de jhāna factoren (mentale factoren die specifiek door samatha-meditatie worden ontwikkeld) en de zuiverheid van je bewustzijn voldoende hoog is en het object zich leent voor eenwording, dat wil zeggen dat het verschil tussen zelf en object verdwijnt. De kwaliteiten van de Boeddha zijn zo groots dat deze eenwording heel erg moeilijk is. Tegelijkertijd betekent de grootsheid van de kwaliteiten dat de concentratie die nodig is om je erop te kunnen blijven richten ook van een zeer hoge orde moet zijn. Met andere woorden, hoewel het bereiken van jhāna heel erg moeilijk is, zijn de jhāna factoren wel degelijk van een zeer, zeer hoog niveau.
Naarmate de kracht van de jhāna factoren stijgt en de diepte van je concentratie op de Boeddha toeneemt, wordt je verbinding met de onderliggende kwaliteiten sterker en vereenzelvig je ze in steeds grotere mate in jezelf.
Als je concentratie heel diep en vast is kan het zijn dat je mentale beelden van Boeddha’s gaat zien en kunnen er allerlei wonderlijke dingen gebeuren. Behalve de jhāna factoren ontwikkel je, doordat je jezelf verbindt met de Boeddha, in het kielzog van je inspanning tal van heilzame mentale kwaliteiten. Ahba heeft wel eens aangegeven dat je ook door enkel deze vorm van meditatie te beoefenen de veilige haven van Nibbāna (Nirwana) zou kunnen bereiken, zonder dat je hoeft over te stappen op een ander object of je specifiek hoeft te richten op vipassanā.
Toch helpt het voor de meesten van ons gewone stervelingen om, als de concentratie diep en stevig genoeg is en wanneer de leraar dat aangeeft, van samatha-meditatie object te veranderen of met vipassanā-meditatie te beginnen.
Maar wat zijn nu de kwaliteiten van de Boeddha waar we het steeds over hebben? Het is goed om je te beseffen dat de Boeddha en de Arahants die na hem de bevrijding van Nibbāna bereikten niet verschillen in dit meest essentiële onderdeel, de bevrijding. Die is in alle gevallen gelijk. Het verschil tussen de Boeddha en alle anderen na hem zit hem in andere aspecten, denk bijvoorbeeld globaal aan de mate van concentratie en de mentale krachten die daaruit voort komen, de diepte van inzicht en kennis ten aanzien van alle dingen, en het vermogen dit aan anderen te onderwijzen.
Die laatste aspecten verschillen ook onder de Arahants, zowel in de oudheid als onder moderne meditatie-meesters. Ahba staat in Thailand bijvoorbeeld bekend om zijn ongekende concentratie en zijn wijsheid ten aanzien van alle dingen, ook het wereldse. Dat onderscheidt hem van andere bekende meditatieleraren.
Waar veel meditatieleraren enkel advies geven over mediteren en de Dhamma strekt Ahba’s onderwijs en advies zich uit over alle aspecten van het leven. Als je in Ahba’s klooster verblijft is het niet ongewoon om andere bekende meditatieleraren of vermeende Arahants langs te zien komen voor speciale instructies voor het verdiepen van concentratie, of specifieke kennis ten aanzien van de Abhidhamma of wereldse aangelegenheden. Ook wordt Ahba vaak door zulke leraren uitgenodigd om beelden of tempels in hun klooster in te wijden en te zegenen.
De bevrijding verschilt dus niet, de onderliggende kwaliteiten en neigingen dus wel. De Boeddha staat hier in een aantal aspecten ongeëvenaard boven aan. Als we naar de Pali Canon, de oude geschriften van het Theravāda-boeddhisme kijken, dan worden negen specifieke kwaliteiten van de Boeddha genoemd.
Dit gebeurt in een veel voorkomende vers dat in de tijd van de Boeddha vaak door discipelen of aanstaande discipelen werd herhaald. Ook vandaag de dag wordt dit vers in landen als Thailand en Myanmar elke ochtend en avond door de monniken gezongen. In het Pali luidt het vers als volgt:
“Yo so bhagavā araham sammā-sambuddho, vijjā-carana-sampanno sugato lokavidū, anuttaro purisa-damma-sārathi satthā deva-manussānam buddho bhagavā.”
In het Nederlands vertaald betekent dat bij benadering:
“De Gezegende [de Boeddha] is aldus, hij is de waardige, de op de juiste manier zelf-ontwaakte, volmaakt in kennis en gedrag, de gelukkige die de goede bestemming heeft bereikt, de kenner van de werelden, de ongeëvenaarde leider van hen die de Dhamma kunnen ontvangen, de leraar van mensen en goden, de ontwaakte, de Gezegende.”
Om dieper stil te kunnen staan bij deze kwaliteiten helpt het om ze te nummeren:
- de waardige of heilige (araham)
- de op de juiste manier zelf-ontwaakte (sammā-sambuddho)
- volmaakt in kennis en gedrag (vijjā-carana-sampanno)
- de gelukkige die de goede bestemming heeft bereikt (sugato)
- de kenner van de werelden (lokavidū)
- de ongeëvenaarde leider van hen die de dhamma kunnen ontvangen (anuttaro purisa-damma-sārathi)
- de leraar van mensen en goden (satthā deva-manussānam)
- de ontwaakte (buddho)
- de gezegende (bhagavā)
Wij zullen nu stilstaan bij de betekenis van elk van deze termen.
1. De Waardige (Araham)
Het woord araham (de waardige of heilige) is een vervoeging van het bekendere woord Arahant, wat verwijst naar diegenen die de hoogst mogelijke, het vierde en laatste stadium van bevrijding hebben bereikt. In het vers wordt aangegeven dat de Boeddha een Arahant was. In principe is iedereen die op basis van het door hem onderwezen pad ook de volledige bevrijding heeft bereikt ook een Arahant. Maar de Boeddha was de eerste, de hoogste, de vaardigste. Volgens de Visuddhimagga, een van de meest gewaardeerde boeddhistische werken, heeft araham verder de volgende vijf betekenissen. De Boeddha is araham omdat hij:
- Ver weg staat (araka) van de mentale verontreinigingen (kilesa’s),
- De vijand (ari), namelijk de mentale verontreinigingen, heeft vernietigd,
- Alle spaken (ara) van het wiel van wedergeboorte heeft vernietigd (ara-ham),
- Het waardig (araha) is om giften te ontvangen (araham),
- Geen kwaad kan doen, zelfs niet in het geheim (rahabhava).
2. De op de Juiste Manier Zelf-Ontwaakte (Sammā-Sambuddho)
De Boeddha is op de juiste manier ontwaakt omdat hij het rechte pad van de Vier Nobele Waarheden doorgrondde. Hij heeft volledig en juist begrepen wat begrepen moest worden (onbevredigendheid), achtergelaten wat achtergelaten moest worden (de oorzaak van onbevredigendheid), bereikt wat bereikt moest worden (het beëindigen van onbevredigendheid), en ontwikkeld wat ontwikkeld moest worden (het pad naar het beëindigen van onbevredigendheid).
Hij heeft de Dhamma, de waarheid of ware natuur van de dingen, de universele wetmatigheden, uit zichzelf herontdekt, zonder een leraar die hem de weg heeft gewezen. Dit onderscheidt hem van iedereen die deze zelfde waarheden door eigen inspanning doorgrondt, want dit gebeurt zolang de sāsana (het onderwijs van de Boeddha) bestaat altijd op basis van de weg die de Boeddha als eerste (weer) heeft onderricht.
3. Volmaakt in Kennis en Gedrag (Vijjā-Caraṇa-Sampanno)
Vijjā betekent (hogere) kennis, en caraṇa goed gedrag (of beoefening) dat richting geeft aan een nobele discipel en hem naar onsterfelijkheid (Nibbāna) leidt.
In het algemeen betekent volmaaktheid in vijjā niet dat de Boeddha te allen tijde alwetend was over alle dingen. Wel kon hij alles te weten komen door zijn bewustzijn erop te richten. In die zin was hij wel alwetend omdat er niets in het universum was dat hij niet had kunnen weten. Voor ‘gewone’ Arahants geldt dat hun kennis afhangt van de diepte van hun concentratie en inzicht, geen Arahant kan de volledige kennis van een Boeddha echter helemaal evenaren.
De oude geschriften (bijvoorbeeld de Sāmaññaphala Sutta) noemen als het gaat om de vijjā van de Boeddha echter ook specifieke dingen. Zijn vermogen om zich talloze vorige levens te kunnen herinneren en om de bestemming van wedergeboorte van andere wezens te zien na hun overlijden. Zijn kennis (en vaardigheid) ten aanzien van de bovennatuurlijk krachten als gevolg van concentratie zoals het vermenigvuldigen van het eigen lichaam, door obstakels zoals muren en bergen kunnen lopen, kunnen vliegen, over water kunnen lopen, en het bovenwereldse oog en oor waarmee dingen ver weg en dichtbij in alle werelden gezien en gehoord kunnen worden. Ook kon de Boeddha als geen ander het bewustzijn en de kwaliteiten van andere wezens kennen.
De belangrijkste kennis is echter de kennis ten aanzien van het vernietigen van de verontreinigingen (kilesa’s) die ons gevangen houden in samsāra (het eindeloze dwalen van leven naar leven). Het vernietigen van de kilesa’s staat gelijk aan het bereiken van Nibbāna¸ de bevrijding van samsāra.
Carano, het gedrag van de Boeddha was in het algemeen volmaakt weergaloos. Hij kon geen enkel gedrag vertonen dat schadelijk was voor hemzelf of andere wezens. Zijn gedrag was altijd volledig in overeenstemming met de Dhamma. Dit laatste geldt overigens voor alle Arahants, een Arahant kan zich niet immoreel gedragen.
De Boeddha vertoonde dus nooit wangedrag, was gematigd in eten en slapen, was altijd bewust aandachtig met volle energie en bewaakte met volle inspanning te allen tijde zijn zintuigdeuren en hij bezat het hoogste meesterschap ten aanzien van concentratie en de jhāna’s.
4. De Gelukkige die de Goede Bestemming Heeft Bereikt (Sugato)
Sugato kan het meest letterlijk worden vertaald als ‘hij die de goede bestemming heeft bereikt’, een verwijzing naar het bereiken van de gelukzaligheid van Nibbāna. Daarom kan sugato ook worden vertaald als ‘de Gelukkige’, en in die zin wordt het vaak als benaming voor de Boeddha gebruikt.
Volgens de Visuddhimagga kent sugato echter meer betekenissen. De Boeddha is sugato omdat hij het pad juist heeft afgelegd, hij naar een goede plek is gegaan, hij het pad onomkeerbaar heeft afgelegd, en omdat hij juist spreekt.
De betekenis is daarom tweeledig. Ten eerste is sugato een verwijzing naar het gelukzalige Nibbāna, de goede bestemming die de Boeddha bereikte en verwijst het naar het zeer heilzame effect op de wereld dat zijn ontwaken had door middel van het onderwijs dat hij anderen gaf om zelf dit pad te bewandelen. Ten tweede sprak de Boeddha tijdens zijn onderwijs enkel wat waar, correct en heilzaam was.
5. De Kenner van de Werelden (Lokavidū)
De Boeddha zag met zijn bewustzijn alle werelden of ze nou ver weg waren of dichtbij. Met alle werelden worden hier aan de ene kant alle planeten en dergelijke in ons universum bedoeld (de Boeddha onderwees dat er duizenden wereldsystemen in ons universum zijn waar leven bestaat), anderzijds alle bestaanssferen van de onderwerelden tot aan de immateriële hemelrijken. De Boeddha kon zich door middel van zijn bovennatuurlijke vermogen in alle werelden, op alle locaties manifesteren.
Hij kende echter niet alleen alle locaties, maar met zijn bewustzijn, bovennatuurlijke oog en oor kon hij alle wezens kennen die hij wilde kennen, en zien en horen waar hij zich op richtte. Hij is daarom de kenner van alles locaties en alle wezens.
Een derde betekenis is dat hij naast de letterlijke werelden ook de wereld van geconditioneerde formaties (saṅkhāra) volledig doorzag. Het opkomen en het vergaan van alle dingen en de weg naar bevrijding van het geconditioneerde, namelijk het ongeconditioneerde Nibbāna.
6. De Ongeëvenaarde Leider van Hen die de Dhamma Kunnen Ontvangen (Anuttaro Purisa-Damma-Sārathi)
Anuttaro betekent zoveel als ongeëvernaard, purisa-damma verwijst naar hen die de gift van Dhamma ontvangen en sārathi betekent gids of leider. De Boeddha kon als geen ander zijn onderricht volledig afstemmen op de toehoorder. Hij had de grootst mogelijke kennis ten aanzien van de neigingen en parami’s (hoge mentale kwaliteiten) van mensen en kon zijn leringen hier specifiek op aanpassen. Soms onderrichte hij met een enkel gebaar of een enkele zin, soms met een lange toespraak, soms door een hele reeks toespraken of langdurige begeleiding.
Als iemand de parami’s had om de Dhamma te begrijpen dan kon de Boeddha diegene onderwijzen. Waar gewone mensen al snel de moed op zouden geven bezat de Boeddha oneindige mettā (liefdevolle-vriendelijkheid), karunā (compassie), muditā (medevreugde) en upekkhā (gelijkmoedigheid) waarmee hij zijn discipelen begeleidde.
7. De Leraar van Mensen en Goden (Satthā Deva-Manussānam)
Waar gewone mensen of leraren nog wel eens contact proberen te maken met deva’s (goddelijke wezens) om onderricht van hen te ontvangen, geldt voor de Boeddha het omgekeerde. Wezens uit alle werelden, ook de hemelrijken kwamen naar hem toe voor onderricht. Zelfs de hoogste goden zagen in de Boeddha een leraar die hen kon helpen.
Naast eervolle mensen, asceten, en wezens uit de hogere hemelrijken zaten onder zijn toehoorders echter ook bekende moordenaars zoals Angulimala, Alwaka en Nalagiri, honderden rovers, kannibalen en ga zo maar door. Al deze wezens kon de Boeddha naar de veilige haven Nibbāna loodsen.
Dat maakt hem tot onovertroffen leraar van mensen en goden.
8. De Ontwaakte (Buddho)
Buddho lijkt in eerste instantie een herhaling van de tweede kwaliteit sammā-sambuddho. Het is in die zin ook dezelfde grammaticale vervoeging van buddha ofwel Boeddha die in de tweede kwaliteit wordt gebruikt.
Hier verwijst buddho echter specifiek naar het ontwaakt zijn, het ontdekt hebben van de waarheid. De Boeddha heeft de Vier Nobele Waarheden doorgrond en het Achtvoudige Pad volledig afgelegd. Waar sammā-sambuddho de nadruk legt op de juiste manier en het volledige en zelfstandige aspect van zijn ontwaken, legt buddho de nadruk op het ontwaken zelf en het vermogen van de Boeddha om de weg naar dit ontwaken aan anderen te onderwijzen.
Waar de gewone wereldburger niet in de gaten heeft dat hij wordt geleefd door moha (onwetendheid), lobha (verlangen of begeerte) en dosa (boosheid), en zo in een soort slaaptoestand gevangen zit in de oneindige ronde van samsāra, is de Boeddha uit deze sluimer ontwaakt.
Een andere manier om buddho te vertalen is als ‘degene die weet’. Dat is de vertaling die de bosmonniken uit Noord-Thailand vaak hanteren als ze zich richten op buddho tijdens de meditatie. Het idee is dat dit weten ook in de beoefenaar op komt.
Bij buddho meditatie zoals wij dat beoefenen verwijst buddho’naar alle kwaliteiten die in deze tekst worden genoemd omdat al deze kwaliteiten onderdeel uitmaken van het ontwaakte bewustzijn van de Boeddha, en dat is waar buddho in essentie naar verwijst.
9. De Gezegende (Bhagavā)
Dit is samen met buddho de meest gebruikte benamingen van de Boeddha, soms zelfs samengesteld als buddho bhagavā.
‘Gezegende’ is bovenal een term die het diepe respect en eerbetoon aan hem weergeeft als hoogste van alle wezens in alle werelden, zichzelf van hen onderscheidend door zijn speciale kwaliteiten zoals de hoogst mogelijke heerschappij over zijn bewustzijn en lichaam en het diepste en meest subtiele inzicht in de Dhamma (waarheid).
Het is om die reden dat de Boeddha terecht wordt geëerd als bhagavā.
De Voordelen van het Richten van het Bewustzijn op de Kwaliteiten van de Boeddha
De volgende passage is vertaald uit de Visuddhimagga:
Zolang als de beoefenaar zich met bewuste aandacht richt op de kwaliteiten van de Boeddha … op dat moment wordt zijn bewustzijn niet ingenomen door verlangen, boosheid of onwetendheid. Zijn bewustzijn is op dat moment rechtschapen, geïnspireerd door de Boeddha.
Als de beoefenaar de hindernissen heeft onderdrukt door het opkomen van verlangen, enz., te voorkomen, en zijn bewustzijn juist gericht is op het meditatie-object, dan doen beginnende-focus (vitakka) en continue-focus (vicāra) zich voor met een tendens naar de kwaliteiten van de Boeddha. Als hij de beginnende- en continue-focus blijft beoefenen, komt vreugde in hem op. Met een vreugdevol bewustzijn, met vreugde als oorzaak, worden zijn lichamelijke en mentale verstoringen door kalmte tot rust gebracht. Als de verstoringen tot rust zijn gebracht, verschijnen lichamelijke en mentale extase in hem. Als hij in extase verkeert raakt zijn bewustzijn geconcentreerd met de kwaliteiten van de Boeddha als object, waardoor in een enkel moment de jhāna factoren uiteindelijk verschijnen. Maar vanwege de diepgang van de kwaliteiten van de Boeddha … is de jhāna alleen van het toegangsniveau en bereikt geen absorptie (appana), en die toegangs-jhāna staat ook bekend als ‘de bewuste aandacht gericht op de Boeddha’ omdat het opkomt met de kwaliteiten van de Boeddha als oorzaak.
Wanneer een monnik toegewijd is aan de bewuste aandacht gericht op de Boeddha, dan is hij respectvol en vol eerbetoon naar de Boeddha. Hij bereikt een volledig vertrouwen, bewuste aandacht, inzicht en verdienste. Hij ervaart veel geluk en blijdschap. Hij overstijgt angst en vrees. Hij kan ook pijn verdragen. Hij krijgt het gevoel alsof hij in de aanwezigheid van de Boeddha leeft. Wanneer hij in bewuste aandacht gericht op de Boeddha vertoeft wordt zijn lichaam waardig om vereerd te worden net als een altaarkamer. Zijn bewustzijn neigt naar het niveau van de Boeddha’s. Wanneer hij een in situatie komt dat hij iets verkeerds zou kunnen gaan doen, is hij zich net zo levendig bewust van zijn geweten en angstig om iets verkeerds te doen als wanneer hij oog in oog met de Boeddha zou staan. En als hij niet het bovenwereldse bewustzijn bereikt, gaat hij na zijn overlijden op zijn minst een gelukkige bestemming tegemoet.
Als een mens waarachtig wijs is,
Dan zal de continue taak met zekerheid zijn,
Deze bewuste aandacht gericht op de Boeddha,
Gezegend met zoveel kracht.
Wil je beginnen met mediteren of ben je op zoek naar meer verdieping?
Wij bieden persoonlijke begeleiding, volledig op donatie basis.
Je moet zelf de inspanning leveren, de Boeddhas wijzen slechts de weg
Boeddha, Dhp 276