De Redactie

De Oorsprong en Essentie van Yoga en de Relatie tot het Boeddhisme

een persoon die in een lotushouding zit met hun handen samen

In vrijwel elke stad kun je tegenwoordig wel een yogales volgen en er zijn tal van online kanalen die het mogelijk maken om ook thuis gemakkelijk aan yoga te doen.

Verschillende fysieke houdingen worden dan gecombineerd met ademhaling, soms statisch, soms in een flow, soms langzaam, soms snel.

Maar wat is nu eigenlijk de essentie van yoga? Wat is het doel? Hoe is het ontstaan?

Inhoudsopgave

Waarom Schrijven we Hierover op een Boeddhistische Blog?

De geschiedenis van yoga geeft zicht op de culturele context waarin de Boeddha werd geboren en zijn leer verkondigde, wat verdiepend voor de boeddhistische lezer kan zijn.

Het is ook gewoon leuk om naar de grote overeenkomst tussen klassiek yoga en het boeddhisme te kijken.

Deze overlap is vooral terug te zien in de weg zelf, of nog specifieker in de werktuigen die worden gebruikt om stappen te zetten op de weg.

Er zitten echter ook verschillen in de kern van beide filosofieën. Deze verschillen benadrukken elk belangrijk boeddhistische principes.

Genoeg redenen dus om eens wat dieper naar yoga in relatie tot het boeddhisme te kijken.

Wat Betekent Yoga?

Het woord ‘yoga’is afgeleid van de Sanskrietwortel yuj (verbinden, verenigen) en betekent zoveel als ‘onder controle brengen’.[1]

Yoga verwijst naar het beheersen en verstillen van het bewustzijn, het tot stand brengen van een eenheid tussen lichaam en geest en tussen het individuele zelf en het universele bewustzijn, om zo los te komen van het lijden (Sanskriet: duḥkha).

Je zou in essentie kunnen stellen dat iedereen die oprechte inspanning levert om middels meditatie het bewustzijn te ontwikkelen om het te bevrijden een yogi is, dat wil zeggen, iemand die yoga beoefent.

Het woord ‘yoga’ is dus een vrij algemene en universele term.

In de breedste zin verwijst het naar min of meer alle spirituele systemen die hun oorsprong in het oude India vinden, of het nu gaat om hindoeïsme, boeddhisme of jaïnisme.

Vanaf de 5e eeuw n.Chr. krijgt de term yoga echter een veel specifiekere betekenis en wordt yoga gezien als een van de zes orthodoxe hindoeïstische stromingen.

Het is deze vorm van yoga die klassiek yoga kan worden genoemd en het is deze yoga-traditie waar wij hier met de term ‘yoga’ naar verwijzen.

Wat is Klassiek Yoga?

De verandering die yoga bij de popularisatie de afgelopen eeuw heeft ondergaan is te vergelijken met het ‘mindfulness’-fenomeen.

Waar ‘mindfulness’ zich heeft ontdaan van elke vorm van boeddhistisch fundament, geldt dit voor yoga ten aanzien van de klassieke yoga-traditie waar het uit ontsprongen is.

Net als ‘mindfulness’ heeft yoga op deze manier aan toegankelijkheid gewonnen, maar tegelijkertijd aan diepgang verloren.

Tegenwoordig gaat het bij yoga vooral om yoga-als-lichaamsbeweging, gericht op het ontwikkelen van kracht, souplesse en (fysieke) ontspanning.[2]

Bij de meeste yoga-beoefenaren zal bekend zijn dat yoga oorspronkelijk uit India komt, veel verder zal de kennis in het algemeen niet gaan.

Wie toch op zoek is naar wat traditionelers in de hoop meer verdieping te vinden komt misschien uit bij Iyengar-yoga[3] of asthanga-vinyasa-yoga[4].

Iyengar-yoga en asthanga-vinyasa-yoga zijn echter ook recente varianten, halverwege de 20e eeuw ontwikkeld door respectievelijk B.K.S. Iyengar en K. Patthabi Jois.

Zowel Patthabi Jois als Iyengar waren leerlingen van Tirumalai Krishnamacharya[5] die in Mysore (India) vinyasa-krama-yoga onderwees, maar ook vinyasa-krama-yoga is niet ouder dan begin 20e eeuw.

Waar Krishnamacharya nog nadruk legt op spirituele ontwikkeling en zich nadrukkelijk baseert op klassiek yoga in combinatie met zijn diepe ayurvedische kennis (oud-Indiase geneeskunde), geldt dat voor asthanga-vinyasa-yoga en Iyengar-yoga in feite niet meer. Het gaat bij die laatste twee yogasystemen, ook al lijken ze traditioneler, eigenlijk al om yoga-als-lichaamsbeweging.

In beide systemen (meer in Iyengar-yoga dan in asthanga-vinyasa-yoga) wordt ook gebruik gemaakt van aspecten van hatha-yoga.[6]

Hatha-yoga zelf heeft zonder meer wel een ‘klassiekere’ variant.

Hatha-yoga wordt voor het eerst gedefinieerd in een commentaar op de Vajrayāna-boeddhistische Kalacakratantra uit de 11e eeuw n.Chr., in de context van een tantrisch seksueel ritueel (waarover later meer).

In de eeuwen daarna wordt hatha-yoga door tal van verschillende tantrische hindoeïstische stromingen overgenomen en worden diverse nieuwe aspecten zoals chakra’s en kundalini geïntroduceerd.

Hoewel hatha-yoga ‘klassieker’ is dan de eerdere systemen, en er technieken worden gebruikt die mogelijk ouder zijn dan de 11e eeuw, is het uiteindelijk nog steeds niet klassiek yoga.

Met klassiek yoga wordt één specifieke yoga-traditie bedoelt, namelijk ashtanga-yoga (ashtanga betekent de ‘acht armen’).[7]

Asthangayoga kreeg vorm in de eerste eeuwen n.Chr. in de Yoga Sutras van Patanjali[8], gefundeerd in de vedische leer en sterk beïnvloed door het boeddhisme.

Het is de essentie en het ontstaan van asthanga-yoga en de relatie van asthanga-yoga tot het boeddhisme waar wij met name bij stil zullen staan, maar we zullen voor wie geïnteresseerd is ook een uitstapje naar hatha-yoga maken en eindigen met een conclusie over het hedendaagse yoga.

De Oorsprong van Yoga

We hebben al uitgebreid stilgestaan bij het ontstaan van het boeddhisme in Het Leven van de Boeddha en gesproken over de geschiedenis van de drie grote boeddhistische stromingen die we vandaag de dag kennen in Boeddhistische Stromingen: Theravāda, Mahāyāna en Vajrayāna.

Om het ontstaan van yoga te kunnen waarderen is het zinvol om nog verder terug in de tijd te gaan.

Tegelijkertijd geeft dat ons de kans om meer zicht te krijgen op de culturele context waarin het boeddhisme ontstond.

De Indusbeschaving: Bakermat van de Ascetische Beoefening

Van ongeveer 3000 v.Chr. tot 1300 v.Chr. was de Indusbeschaving (ook wel bekend als Harappa-beschaving), de grootste beschaving in het Midden-Oosten en Zuid-Azië, en dat is inclusief het ons welbekende oude Egypte en Mesopotamië.[9]

De Indusbeschaving omvatte het noordoosten van Afghanistan, een groot deel van Pakistan en het westen en noordwesten van India.

Archeologen vonden een zegel van 5 x 5 cm in Mohenjo-daro, één van de grotere steden van de Indusbeschaving, waarop een afbeeldingen van een mensachtig wezen met horens in een soort yoga-achtige houding wordt afgebeeld.[10]

Voor wie dat erin wil zien straalt er iets ascetisch van de beeltenis af, een soort zelfdiscipline of zelfcontrole. Omringd door allerlei dieren lijkt het wezen in het centrum verstild en naar binnen gekeerd, ongeroerd door alle tumult in de omgeving.

Door Hindoe-geleerden wordt in deze afbeelding de god Indra of Shiva gezien en het zegel wordt vaak aangegrepen om aan te tonen dat yoga (in de meest brede zin van het woord) al duizenden jaren bestaat.

Omdat het schrift van de Indusbeschaving echter niet is ontcijferd, is veel voorzichtigheid in de interpretatie van dit soort afbeeldingen geboden. Het bijschrift kan immers niet gelezen worden en de interpretatie is zo puur giswerk.

Academici achten het net zo goed mogelijk dat de afbeelding een aanbeden godheid van de dieren weergeeft en niets te maken heeft met het hindoeïsme.

Hoe het ook zij, de Indusbeschaving blijkt wel een vruchtbare bodem te zijn geweest voor het latere ontstaan van ascetische meditatieve beoefening.

De Vedische Geschriften

Het geleidelijke verval van Indusbeschaving vanaf ca. 1800 v.Chr. (de oorzaak hiervoor is onduidelijk), valt samen met de Indo-Arische (Indo-Iraanse) migratie naar het subcontinent.[11]

Deze migranten, die afkomstig waren uit Centraal-Azië, namen een orale traditie van literaire en religieuze oorsprong met zich mee.

De religieuze zienswijzen die zij meebrachten versmolten met de inheemse nalatenschap van de Indusbeschaving, wat de Vedische periode inluidde, die van omstreeks 1750 v.Chr. tot 600 v.Chr. duurde.

De naam Vedische periode verwijst naar de Vedische teksten die in die periode in het Sanskriet werden opgesteld.[12]

Het woord Veda betekent zoveel als ‘kennis’ en de Veda’s zijn de oudste Sanskriet teksten die we kennen.

Binnen het hindoeïsme wordt gesteld dat de hymnen en gezangen van de Veda’s de exacte geluiden van het universum zelf weergeven, vanaf het moment van de schepping.[13]

Door het reciteren van de Veda’s wordt men geacht letterlijk deel te nemen aan het scheppingslied van het universum waaruit alle waarneembare en niet-waarneembare dingen vanaf het begin der tijden zijn ontstaan.

Er zijn vier Veda’s:

  • De Rigveda[14], ‘kennis over het eren van de goden’, zou zijn gebaseerd op de universele trillingen zoals begrepen door de wijzen die ze voor het eerst hoorden. Het werk gaat ook in op fundamentele vragen over het bestaan. Dit is de oudste Vedische tekst, waarschijnlijk samengesteld tussen 1500-1000 v.Chr.
  • De Samaveda[15], ‘kennis van melodieën en gezang ‘ is een werk van liederen en melodieën waarvan wordt gezegd dat ze (tezamen met de dans die ze stimuleren) de ziel verheffen. Het werk lijkt geheel afgeleid van de Rigveda en dateert waarschijnlijk van rond 1200-800 v.Chr.
  • De Yajurveda[16], ‘kennis van aanbiddingsrituelen’, bestaat uit rituelen en mantra’s die zoals de naam al aangeeft direct worden gebruikt in erediensten. Ook hier vloeit de inhoud grotendeels voort uit de Rigveda, echter met een andere focus. De tekst is waarschijnlijk rond 1200-800 v.Chr. samengesteld.
  • De Atharvaveda[17], ‘kennis van Atharvan’, gaat over de procedures voor het dagelijks leven waarbij gedacht kan worden aan huwelijks- en begrafenis-ceremonieën, magische spreuken om het kwade af te wenden, initiaties en observaties over het dagelijks leven. De naam van deze Veda zou afstammen van de priester Atharvan en hoewel sommige hymnen zich baseren op de Rigveda is de inhoud anders. Ook dit werk is mogelijk samengesteld rond 1200-800 v.Chr., gezien het taalgebruik en de vorm betwisten sommige geleerden echter dat het hier om een authentieke Veda gaat.

Samengevat kan worden gesteld dat de Rigveda de standaardtoon zet die verder wordt ontwikkeld door de Yajurveda en de Samaveda. Het laatste werk, de Atharvaveda, is geïnspireerd door de eerdere werken, maar vaart zijn eigen koers.

Het zal niet verbazen dat de Veda’s de basis voor alle Vedische religieuze stromingen vormen en alle stromingen die de Veda’s als fundament hebben kunnen onder het orthodoxe hindoeïsme worden gevat.

Yoga is een van deze orthodoxe hindoeïstische stromingen.[18]

Laat- en Post-Vedische Geschriften

Tegen het einde van en na de Vedische periode werden diverse geschriften opgesteld die hun inhoud uit de Veda’s destilleren en van groot belang zijn voor de yoga-traditie.

De Upanishaden

In elk van de Veda’s zijn geleidelijk grofweg vier typen tekst verwerkt als een soort uitbreiding en commentaar op de oorspronkelijke tekst:

  • Samhitas (mantra’s en zegeningen)
  • Aranyakas (teksten over rituelen, ceremonies, offers en symbolische offers)
  • Brahmanas (commentaren op rituelen, ceremonies en offers)
  • Upanishaden (teksten over meditatie, filosofie en spirituele kennis).

We zullen ons hier enkel richten op de Upanishaden.[19]

Upanishad betekent ‘dichtbij zitten’ en verwijst naar het dichtbij zitten van een leerling bij de leraar om de diepere meditatieve instructies en kennis te ontvangen.

De Upanishaden worden gezien als het laatste woord over de tekst en zijn de meest bekende en waarschijnlijk ook laatste toevoegingen aan de Veda’s, daterend van rond 600-300 v.Chr.

Het is hier dat het woord ‘yoga’ voor eerst wordt genoemd en de weg van yoga voor het eerst vorm krijgt.

De Bhagavad Gita

De Bhagavad Gita[20], wat ‘het lied van god’ betekent, dateert waarschijnlijk van rond 500-200 v.Chr. en kan gezien worden als één van de grote werken van de hindoeïstische synthese, waarin de verschillende hindoeïstische religieuze tradities zijn opgenomen en verwerkt.

De tekst, die vaak afgekort wordt met ‘Gita’, is een dialoog tussen de god Krishna en de mens Arjuna vlak voor het begin van de Kurukshetra-oorlog in het hindoe-epos Mahabharata.

Het is zowel filosofisch, sociologisch als religieus maar voorkomt het om de nadruk op één juist spiritueel pad te leggen, waardoor het een bron van inspiratie en verdieping voor alle orthodoxe hindoeïstische tradities is geworden.

Yoga als Weg naar Éénwording

Het woord ‘yoga’ is voor het eerst terug te vinden in de Rigveda, maar het is pas in de Katha-upanishad uit de Yajurveda daterend van rond 500-300 v.Chr. dat yoga een eerste vergelijkbare betekenis heeft als de ons bekende term.[21]

In de Katha-upanishad wordt yoga genoemd in relatie tot ātman (vers 1.3.10 tot 1.3.13):

“Hij (de ātman), moeilijk te zien, vol mysterie, de Oude, oeroude, diep van binnen verborgen. Hij die, door middel van yoga, ātman in zich begrijpt als God. Hij laat vreugde en verdriet ver achter zich.”

Volgens de Upanishaden is ātman het onderwerp van zelfkennis, de drager van spirituele realiteit, dat wat alles doordringt, in elk wezen, dat alle mensen en alle schepselen verenigt, de verborgen, eeuwige, onsterfelijke, zuivere gelukzaligheid.

Atman is het ‘zelf’, de essentie van het individu, dat volgens de Veda’s in ultieme zin bestaat.

De Katha-upanishad omschrijft yoga verder als een pad naar zelfrealisatie (vers 2.2.6 tot 2.2.13):

“Alleen wanneer manas (bewustzijn) met gedachten en de vijf zintuigen stilstaan, en wanneer buddhi (intellect, vermogen om te redeneren) niet wankelt, dat noemt men het hoogste pad. Dat noemt men yoga, de stilte van de zintuigen, concentratie van de geest. Het is geen gedachteloze traagheid, yoga is creatie en ontbinding.”

Met zelfrealisatie wordt hier het inzicht bedoelt dat ātman (het ultieme zelf) gelijk is aan brahman.

Brahman is het kosmische principe of kosmische zelf, de ultieme realiteit in het universum, datgene dat de oorzaak is van alles, de maker van alles. Het is onveranderlijk en altijd aanwezig.

Hoewel het woord ‘yoga’ hier zoals aangegeven voor het eerst enige overeenkomst vertoont met de hedendaagse scholen is het gebruik nog wel breder.

Yoga omhelst hier in essentie nog het meditatieve pad van alle (orthodoxe) hindoeïstische scholen.

De Boeddha in de Post-Vedische Periode

Rond 600 v.Chr. begint wat de ‘tweede verstedelijking’ van het hedendaagse Noord-India wordt genoemd.[22]

Boerendorpen groeien uit tot relatief grote nederzettingen en in de centrale Ganges-vlakte wordt het rijk Magadha prominenter. Magadha vormt de basis voor de Maurya-dynastie waar later in 268 v.Chr. Ashoka de Grote zal heersen.[23]

Zoals reeds aangegeven is het in de eeuwen rond 600 v.Chr. dat de Upanishaden worden opgesteld als theoretische basis voor de klassieke hindoeïstische filosofie.

De culturele, politieke en ook linguïstische veranderingen geven aanleiding tot religieuze onrust.

De brahmaanse priesterkaste, die tot dat moment het hoogste aanzien genoot en het alleenrecht had op diverse Vedische rituelen zoals offergaven en het verkrijgen van giften, komt onder druk te staan en er ontstaat ruimte voor sramana[24] bewegingen.

Sramana betekent zoveel als ‘iemand die zich inspant’ en verwijst naar mensen die op zoek zijn naar de waarheid en daarvoor een sober en ascetische leven leiden.

Het is in deze roerige periode van verandering dat de Boeddha in de 5e eeuw v.Chr. werd geboren in de Sakya-gemeenschap, waarschijnlijk een soort oligarchie met de vader van Siddharta Gautama (de latere Boeddha) als hoofd.

De Sakya’s waren niet-Vedisch en werden niet geraakt door de invloed van brahmaanse priesters of de leringen uit de Upanishaden maar er trokken wel solitaire ascetische beoefenaren door de omgeving.

In Het Leven van de Boeddha staan wij uitgebreid stil het pad dat Siddharta Gautama aflegde om uiteindelijk een Boeddha te worden, wij zullen dat hier niet herhalen.

Ontstaan en Essentie van Asthanga-Yoga

In de eeuwen na de Katha-upanishad wordt het yoga-systeem verder uitgewerkt door ascetische beoefenaren.

De meest uitgebreide tekst waarin de theorie en beoefening van yoga uiteen wordt gezet zijn de Yoga Sutras van Patanjali, daterend uit de eerste eeuwen n.Chr.

De Yoga Sutras zijn sterk beïnvloed door zowel teksten van het orthodoxe hindoeïsme zoals de Veda’s, Upanishaden en de Bhagavad Gita, maar ook door de niet-Vedische leringen van het jaïnisme en boeddhisme. Zo worden er diverse boeddhistische termen geleend en gebruikt.

De Yoga Sutras zijn in vier hoofdstukken ingedeeld. We zullen elk hoofdstuk kort samenvatten.

Samadhi-pada

In het eerste hoofdstuk, samadhi-pada (samadhi betekent hier ‘directe waarneming’), wordt uitleg gegeven over technieken om concentratie te ontwikkelen. Concentratie is nodig om het bewustzijn te kalmeren en zuiveren zodat het bewustzijn geïsoleerd raakt (kaivalya) van de onzuiverheden. Als het bewustzijn stil en geïsoleerd is dan openbaart het werkelijke ‘zelf’ en kan men zich bevrijden van gebondenheid.

Sadhana-pada

In het tweede hoofdstuk, sadhana-pada (sadhana betekent ‘beoefening’), worden twee verschillende systemen omschreven om de hindernissen te overwinnen die de yogi belemmeren, namelijk kriyā-yoga en ashtanga-yoga.

Kriyā-yoga is de voorbereiding voor asthanga-yoga:

  1. Soberheid of zelfdiscipline (tapas)
  2. Het bestuderen van de Vedische geschriften (svādhyaya)
  3. Toewijding aan God (iśvara praṇidhana)

Het is in dit hoofdstuk van de Yoga Sutras waar de eerdergenoemde ‘acht armen’ waar ashtanga naar refereert worden omschreven:

  1. Onthoudingen (yamas): Dat wil zeggen, moreel of ethisch gedrag, wat bestaat uit geweldloosheid (ahimsa), oprechtheid (satya), niet-stelen (asteya), kuisheid (brahmacharya) en niets bezitten (aparigraha).
  2. Inachtnemingen (niyama): Dit zijn gedragsregels, namelijk reinheid (saucha), tevredenheid (santosha), soberheid (tapas), de studie van geschriften (svādhyaya) en toewijding aan God (ishvara praṇidhana). Dat laatste verdient nog wat extra verdieping. Patanjali incorporeert in zijn filosofie wat door sommigen een ‘persoonlijke god’ (Ishvara) wordt genoemd, die als gids of hulp op het pad naar bevrijding dient.
  3. Houdingen (asana): Dit zijn de fysieke houdingen waarin men stevig en comfortabel kan verblijven.
  4. Ademhaling (pranayama): De controle over de adem (prana).
  5. Terugtrekken (pratyahara): Het terugtrekken van de zintuigen, het naar binnen keren.
  6. Concentratie (dharana): het standvastig houden of éénpuntig concentreren van het bewustzijn.
  7. Meditatie (dhyana): Het proces waarbij het bewustzijn zich steeds krachtiger op iets richt, een verfijndere vorm van concentratie.
  8. Absorptie (samadhi): Éénwording met het object van meditatie, waarbij er geen onderscheid meer is tussen het mediteren en het object.

Een kleine noot voor de boeddhistische lezer: Het is inderdaad zo dat de termen in stap 7 en 8 overeenkomen met de boeddhistische termen jhāna en samādhi, echter met een net iets andere betekenis.

Vibhuti-pada

In het derde hoofdstuk, vibhuti-pada (vibhuti betekent ‘kracht of manifestatie’) worden de laatste 3 armen van ashtanga-yoga (dharana, dhyana en samadhi) verder omschreven.

Zo wordt benoemd dat de beoefening van meditatie niet alleen inzicht in het pure bewustzijn kan geven, maar bovennatuurlijk krachten. De tekst waarschuwt ervoor dat deze bovennatuurlijke krachten een hindernis kunnen vormen op het pad.

Kaivalya-pada

Het laatste hoofdstuk, Kaivalya-pada (kaivalya betekent ‘isolatie’), beschrijft het proces van bevrijding.

Het Doel van Ashtanga-Yoga

Volgens de Yoga Sutras is de oorzaak van lijden (dukha) de verbinding tussen het observerende, pure bewustzijn (purusha) en het materiële wezen (prakrti), waardoor er een ik-bewustzijn ontstaat.

Dat ik-bewustzijn is de basis voor illusies (maya) met als gevolg onwetendheid (avidya).

Het doel van ashtanga-yoga is het bereiken van steeds diepere concentratie en verstilling, een geleidelijk toenemende controle over het bewustzijn die leidt tot bevrijding van interne en externe invloeden en uiteindelijk het loskomen van purusha van prakrti om zo één te kunnen worden met brahman (het universele bewustzijn).

Concluderend kan worden gesteld dat, in tegenstelling tot de hedendaagse nadruk op houdingen (asana) en ademhaling (pranayama), de nadruk bij klassiek yoga volledig ligt op moreel gedrag en meditatie en het doel niet fysiek maar geestelijk of spiritueel van aard is.

Tot zover de essentie ashtanga-yoga. We maken nog een klein uitstapje naar hatha-yoga voordat we de relatie tussen ashtanga-yoga en het boeddhisme nader zullen onderzoeken.

Ontstaan en Essentie van Hatha-Yoga

Het oudste gebruik van de term hatha stamt niet uit Vedische teksten maar uit Vajrayāna-boeddhistischeteksten vanaf de 8e eeuw n.Chr.

De term hatha-yoga wordt voor het eerst gedefinieerd in een commentaar op de Kalacakratantra uit de 11e eeuw n.Chr., in de context van een tantrisch seksueel ritueel:

“Wanneer het onsterfelijke moment niet ontstaat omdat de adem ongeremd is [zelfs] wanneer het beeld gezien wordt door middel van terugtrekken (pratyahara) en de andere (hulpmiddelen van yoga, d.w.z. dhyana, pranayama, dharana, anusmrti en samadhi), dan moet [de yogi], na de adem krachtig (hathena) in het centrale kanaal te hebben laten stromen door de beoefening van nada, die zo dadelijk zal worden uitgelegd, het onsterfelijke moment bereiken door de bindu [hier: sperma] van de bodhicitta in de vajra [hier: penis] te beteugelen wanneer deze zich in de lotus van wijsheid [hier: vagina] bevindt.”[25]

Later in de 11e eeuw wordt hatha-yoga voor het eerst uitgebreider omschreven in de Amṛtasiddhi, wederom een tantrische boeddhistische tekst uit het Vajrayāna-boeddhisme.

In deze tekst worden houdingen en ademhalingscontrole beschreven om bindu (hier: vitale energie) in het hoofd te houden en het niet door het centrale kanaal naar het perineum te laten zaken.

Vanaf de 11e eeuw n.Chr. wordt er in hindoeïstische geschriften ook gesproken over technieken die samenhangen met hatha-yoga, met als doel om bovenmenselijke krachten (siddhis) te ontwikkelen.

Een éénduidig systeem of doel van hatha-yoga is niet goed te geven. Het werd in de loop der eeuwen door diverse (tantrische) hindoeïstische stromingen overgenomen.

In 15e eeuwse hatha-yoga-teksten wordt verder gesproken over kundalini­­-ontwaking[26] maar ook chakra’s[27] komen aan bod.

Uiteindelijk bevatten de teksten ook tegenstrijdige doelen variërend van het verhogen van bindu[28] (zoals in de Amritasiddhi), tot het verhogen van kundalini (zoals in de Kubjikamatatantra).

Wat wel gesteld kan worden is dat, in tegenstelling tot asthanga-yoga, de nadruk bij hathayogameer op houdingen, ademhalingen ligt en minder op moreel gedrag en meditatie.

Samenvattend lijken de technieken veelal vooral gericht op het opwekken, behouden en verhogen van energie. Echter zal voor het gros van de beoefenaren waarschijnlijk wel een vorm van spirituele bevrijding voorop hebben gestaan.

Overeenkomsten Tussen Yoga en het Boeddhisme

Er zijn veel overeenkomsten te vinden tussen de ashtanga-yoga van Patanjali en het boeddhisme.

De Nadruk Ligt op Moraliteit en Concentratie

De Boeddha onderwees een pad van moraliteit (sīla) en concentratie (samādhi) en wijsheid (paññā).

Moraliteit (sīla) wordt gezien als de voorwaarde voor het ontwikkelen van concentratie.

Door moreel te leven voorkom je wroegingen en spijt, twee hindernissen die het bereiken van concentratie tegengaan en schep je de voorwaarden voor een vreedzaam leven.

Voor leken adviseerde de Boeddha hiervoor vijf leefregels: afzien van doden, afzien van stelen, afzien van seksueel wangedrag, afzien van verkeerd spreken, afzien van het gebruik van bedwelmende middelen. Voor monniken gelden veel meer regels, waaronder een celibaat leven.

Met moraliteit als voorwaarde kan concentratieworden ontwikkeld. In de Pali Canon, de oude Theravāda-boeddhistische teksten, wordt voor deze concentratie de term samādhi gebruikt.

Samādhi is hier het vermogen om het bewustzijn te verzamelen, éénpuntig op het meditatie-object te richten en gericht te houden.

Afhankelijk van het object van meditatie kan bij toenemende concentratie jhāna (absorptie) worden bereikt, waarbij de zintuigdeuren sluiten en het onderscheid tussen de meditatiebeoefenaar en het object vervalt.

De Boeddha spoorde zijn discipelen keer op keer aan om samādhi te beoefenen als fundament voor inzicht.

Zonder concentratie is het niet mogelijk om de ware natuur van de dingen te zien omdat het bewustzijn simpelweg niet schoon en helder genoeg is.

Deze nadruk op moraliteit en concentratie als voorwaarde voor inzicht komt sterk overeen met de nadruk die Patanjali in de Yoga Sutras legt.

Een Comfortabele Stabiele Houding

Bij asanas (houdingen) in yoga wordt vaak gedacht aan de verschillende staande, zittende en liggende houdingen die soms in een reeks aan elkaar worden geschakeld, waar kracht, balans en controle over de spieren voor nodig is.[29]

Deze houdingen en flow-varianten lijken echter veel recenter van oorsprong.

Patanjali beschrijft asanas in de Yoga Sutras als een “vaste en comfortabele houding” en verwijst daarmee naar de zittende houdingen die gebruikt worden voor pranayama[30] (ademhalingsoefeningen) en voor meditatie, waarbij meditatie het pad is naar samadhi[31].

Ook de Boeddha legt de nadruk op een zittende houding voor meditatie.

Hoewel de Boeddha instructies heeft gegeven over het beoefenen van bewuste aandacht (sati, ook vaak vertaald als ‘mindfulness’) in alle vier de houdingen: zitten, staan, lopen en liggen, is het enkel in een zittende houding dat samādhi ontwikkeld kan worden en jhāna kan worden bereikt.

Verschillen Tussen Yoga en het Boeddhisme

Waar de overeenkomsten vooral op het praktische stuk van het pad te vinden zijn, liggen de verschillen meer in het metafysische.[32]

Āstika: de Drie Kenmerken van het Orthodoxe Hindoeïsme

Om makkelijker naar de verschillen tussen yoga en het boeddhisme te kunnen kijken maken we een klein uitstapje naar āstika.[33]

Vanaf de 5e eeuw wordt yoga tot de zes orthodoxe hindoeïstische tradities gerekend en kunnen alle scholen van yoga onder de noemer āstika worden geschaard.

Āstika (van Sanskriet asti, wat betekent ‘er is, er bestaat’) is een modern scholastisch concept waarin die (orthodoxe) oud-Indiase religieuze systemen worden gecategoriseerd die aan drie voorwaarden voldoen:

  1. Ze aanvaarden de autoriteit van de Veda’s (de oudste Sanskriet teksten van het hindoeïsme).
  2. Ze geloven in het bestaan van Ishvara (een concept dat afhankelijk van de school varieert van God, het Hoogste Wezen, het Universele Absolute of het Speciale Zelf).
  3. Ze accepteren het bestaan van ātman (het zelf of ultieme zelf).

Hoewel dit mogelijk enigszins academisch overkomt is deze indeling zinvol omdat het direct het belangrijkste verschil met het boeddhisme openbaart.

Het zijn namelijk deze drie kenmerken die door de Boeddha krachtig werden verworpen, waardoor de systemen, hoewel ze in eerste instantie vergelijkbaar lijken wat de weg betreft, in het diepere fundament van elkaar divergeren.

Deze drie voorwaarden bieden een mooie kapstok om de verschillen aan op te hangen.

De Autoriteit van de Veda’s

Waar klassiek yoga de Upanishaden en Veda’s als fundament neemt, heeft de Boeddha de autoriteit van de Veda’s stellig en herhaaldelijk verworpen, zowel als geschrift als ook de eeuwigheid en goddelijkheid ervan.

De Boeddha is zeer kritisch op de brahmaanse kaste, de priesters die de Veda’s van generatie op generatie als blinden overdragen, zo zegt de Boeddha bijvoorbeeld tegen Bhāradvāja (MN 95):

“Stel dat er een rij blinden zou zijn die elk met elkaar in aanraking komen: de eerste ziet niet, de middelste ziet niet, en de laatste ziet niet. Zo ook, Bhāradvāja, met betrekking tot hun verklaring lijken de brahmanen als een rij blinden: de eerste ziet het niet, de middelste ziet het niet, en de laatste ziet het niet. Wat denk je, Bhāradvāja, als dit zo is, blijkt het geloof van de brahmanen dan niet ongegrond te zijn?”

De Boeddha keerde zich ook tegen diverse gebruiken, riten en rituelen die door de brahmaanse priesterorde waren opgezet, al dan niet op basis van de Veda’s.

Zo keerde hij zich bijvoorbeeld nadrukkelijk tegen het offeren van dieren en het kastensysteem van het oude India. Hij richtte zelfs een orde van nonnen op, wat vanuit de Vedische brahmaanse kaste volledig ondenkbaar was.

Het bestuderen van de Veda’s en Upanishaden kent binnen het boeddhisme dus geen speciale plek, wat overigens niet wil zeggen dat er niet met respect kennis van kan worden genomen.

Het Godsidee

Of dit punt werkelijk verschilt van het boeddhisme is mogelijk wat afhankelijk van interpretatie, namelijk de interpretatie wat nu werkelijk met ‘devotie tot Ishvara[34] in de Yoga Sutras wordt bedoeld.

In orthodox hindoeïsme wordt met Ishvara in het algemeen God of het goddelijke bedoeld in de vorm van schepper, de eerste in het universum en ga zo maar door.

Patanjali kiest voor een wat algemenere definitie van Ishvara als onovertroffen, ongeëvenaarde, onmetelijke alwetendheid, de leraar van alle oude leraren.

In de meest vrije interpretatie kan dit gelezen worden als devotie gericht op vooruitgang op het eigen persoonlijke pad, de diepe wens om de ultieme werkelijkheid te doorgronden.

Gezien de historische context van de woorden is een betekenis die dichter bij het orthodoxe hindoeïstische gedachtengoed van een hoger wezen ligt echter goed denkbaar.

Hoewel de boeddhistische leer diverse rijken of dimensies kent waaronder ook het bestaan van deva’s en Brahma’s, wat vertaald kan worden als goddelijke wezens, die zonder een fysiek lichaam in diverse staten van gelukzaligheid verkeren, benadrukt de Boeddha telkens weer de tijdelijkheid van dit bestaan.

Goden zijn volgens de Boeddha gewoon sterfelijk en geen van deze goden is de schepper van de wereld.

In de Brahmajāla Sutta, de leerrede over het ‘alomvattende net van zienswijzen’ beschrijft de Boeddha mooi hoe men als gevolg van hoge concentratie en de herinnering aan vorige levens tot de verkeerde zienswijze kan komen dat er één god (Maha-Brahma, de Grote Brahma) als schepper is.

Wie nog dieper kan kijken ziet echter ook de vergankelijkheid van Maha-Brahma.

Devotie naar god in welke vorm dan ook heeft zo geen wezenlijk belang in het boeddhisme.

Wel kent het boeddhisme devotie in de vorm van vertrouwen (saddhā) in de Boeddha en zijn pad, wat wel dicht bij de meest vrije interpretatie van Ishvara in de Yoga Sutras komt te liggen.

Atman vs Anattā

Dit is misschien wel het meest cruciale verschil.

Waar je er bij bovenstaande verschillen nog over zou kunnen discussiëren in welke mate de orthodoxe hindoeïstische zienswijzen werkelijk op asthanga-yoga van toepassing zijn, kan dat hier niet.

Het doel van yoga is immers de éénwording van ātman (het werkelijke zelf)[35] in de vorm van purusha (puur bewustzijn)[36] met brahman (het kosmische bewustzijn)[37], met andere woorden het inzicht dat ons ware zelf niet verschilt van het kosmische zelf.

Het kernwoord hier is ‘zelf’.

In zowel het individu als het kosmische kent yoga een ‘zelf’ als bestaande realiteit.

De Boeddha benadrukt echter keer op keer dat alles in ultieme zin anattā is.

Anattā is samengesteld uit an wat ‘niet’ of ‘zonder’ betekent en attā betekent ‘zelf’, de Pali variant van het Sanskriet ātman.

De Boeddha stelt letterlijk dat het ātman van de Vedische traditie een verkeerde zienswijze (diṭṭhi) is die ons bindt aan samsara.

Het bewustzijn bestaat volgens de Boeddha uit tal van losse momenten die alle met een enorme snelheid ontstaan en weer vergaan en onderling verbonden zijn door complexe condities.

Zo onderwijst de Boeddha nadrukkelijk geen nihilisme, want er is wel degelijk een verbinding tussen de momenten in de vorm van een complexe oorzaak-gevolgrelatie (kamma-vipāka) die zowel een heilzame als onheilzame ontwikkeling van het bewustzijn mogelijk maakt. En hij onderwijst geen eternalisme (wat yoga in feite onderwijst), want er is geen blijvend ‘zelf’ in wat voor vorm dan ook.

Volgens de Boeddha is concentratie (samādhi) nodig om het ontstaan en vergaan, de vergankelijkheid van mentale en materiële fenomenen (nāma-rūpa) waar te kunnen nemen.

Het is deze waarneming die tot het inzicht voert dat alle geconditioneerde fenomenen (saṅkhāra) doordrongen zijn van de drie kenmerken niet-zelf (anattā), vergankelijkheid (anicca) en lijden (dukkha).

Deze wijsheid (paññā) opent de deur tot Nibbāna (nirwana) en is het unieke inzicht van de Boeddha.

Op de vraag waar de Boeddha heen gaat bij het ingaan van Nibbāna geeft hij geen antwoord. De reden is simpelweg dat de vraag in de diepste zin een verkeerde veronderstelling heeft, namelijk dat er iets is dat ergens heen kan gaan, ergens mee kan samensmelten, ergens in op kan gaan.

Waar anicca en dukkha enkel gelden voor de geconditioneerde fenomenen (saṅkhāra) geldt anattā ook voor Nibbāna. Nibbāna is permanent en vrij van lijden, maar het is nog steeds niet-zelf.

De Boeddha verwerpt hiermee in ultieme zin de realiteit ātman, purusha en brahman of ze nu los van elkaar worden gezien of als een geheel.

Conclusie voor Hedendaags Yoga

Yoga is tegenwoordig vooral yoga-als-lichaamsbeweging.

De nadruk wordt gelegd op het vasthouden en variëren van houdingen gecombineerd met een ritmische ademhaling.

Soms worden er nog een paar ademteugen zittende ‘meditatieve beoefening’ aan toegevoegd en uiteindelijk een korte ontspanning terwijl je op de grond ligt.

Ahba, onze leraar, heeft wel eens aangegeven dat deze vorm yoga een energieoefening is en dat je het risico loopt om aan deze energie verknocht te raken. Je kunt met deze vorm van yoga geen concentratie ontwikkelen, terwijl dit oorspronkelijk juist het meest belangrijke onderdeel van het yoga-pad was om de uiteindelijke bevrijding te kunnen bereiken.

Door de nadruk op het lichaam te leggen dreigt de moderne variant van yoga zelfs de gehechtheid aan het eigen lichaam te vergroten en zo een bron te worden van hoogmoed.

Arrogantie, vergelijken, jaloezie en een bepaalde hardheid liggen dan op de loer en je raakt alleen maar verder verstrikt in samsara.

Dit is heel anders dan het klassieke yoga uit de oudheid waar de nadruk juist op meditatie en het verzaken van het wereldse en het eigen lichaam werd gelegd.

Waar het moderne yoga erg verschilt van het boeddhisme kan gesteld worden dat klassiek yoga juist heel dicht tegen het boeddhisme aan ligt.

Wie werkelijk verdieping wil in de yoga-beoefening, het meer wil laten zijn dan enkel een alternatief voor de fitnessschool, zou er goed aan doen om de nadruk weer meer te leggen op moreel gedrag en meditatie dan op de bewegingen.

Op het bewustzijn in plaats van op het lichaam.

Voor wie dit niet kan vinden binnen de eigen yogaschool biedt het boeddhistische pad wellicht een mooie aanvulling.

Referenties

[1] Yoga (en.wikipedia.org)
[2] Yoga as exercise (en.wikipedia.org)
[3] Iyengar Yoga (en.wikipedia.org)
[4] Ashtanga-vinyasa Yoga (en.wikipedia.org)
[5] Tirumalai Krishnamacharya (en.wikipedia.org)
[6] Hatha-yoga (en.wikipedia.org)
[7] Ashtanga, the eight limbs of yoga (en.wikipedia.org)
[8] Yoga Sutras of Patanjali (en.wikipedia.org)
[9] Indus Valley Civilisation (en.wikipedia.org)
[10] Pashupati Seal (en.wikipedia.org)
[11] Indo-Aryan migrations (en.wikipedia.org)
[12] Vedas (en.wikipedia.org)
[13] The Vedas by Joshua J. Mark
[14] Rigveda (en.wikipedia.org)
[15] Samaveda (en.wikipedia.org)
[16] Yajurveda (en.wikipedia.org)
[17] Atharvaveda (en.wikipedia.org)
[18] Yoga philosophy (en.wikipedia.org)
[19] Upanishads (en.wikipedia.org)
[20] Bhagavad Gita (en.wikipedia.org)
[21] Katha Upanishad (en.wikipedia.org)
[22] History of India (en.wikipedia.org)
[23] Maurya Empire (en.wikipedia.org)
[24] Śramaṇa
[25] Birch, Jason (2011). “The Meaning of Haṭha in Early Haṭhayoga”. Journal of the American Oriental Society
[26] Kundalini (en.wikipedia.org)
[27] Chakra (en.wikipedia.org)
[28] Bindu in Hatha Yoga (en.wikipedia.org)
[29] Asana (en.wikipedia.org)
[30] Pranayama (en.wikipedia.org)
[31] Samadhi in the Yoga Sutras (en.wikipedia.org)
[32] Vedanta and Buddhism: A Comperative Study by Helmuth von Glasenapp
[33] Āstika and nāstika (en.wikipedia.org)
[34] Ishvarapranidhana (en.wikipedia.org)
[35] Ātman in Hinduism (en.wikipedia.org)
[36] Purusa (en.wikipedia.org)
[37] Brahman (en.wikipedia.org)


Wil je beginnen met mediteren of ben je op zoek naar meer verdieping?
Wij bieden persoonlijke begeleiding, volledig op donatie basis.

Gratis Meditatiecursus

Je moet zelf de inspanning leveren, de Boeddhas wijzen slechts de weg

Boeddha, Dhp 276