Ajahn Chah

Stilstaand, Stromend Water

Een close-up van water

Let nu alsjeblieft op, en laat je aandacht niet afdwalen naar andere dingen. Creëer het gevoel dat je nu helemaal alleen op een berg of in een bos zit.

Wat zit er hier nu? Er zijn lichaam en bewustzijn, dat is alles, alleen deze twee dingen. Alles wat in dit perspectief daadwerkelijk hier nu zit, wordt ‘lichaam’ genoemd. Het ‘bewustzijn’ is dat wat op dit moment bewust is en denkt. Deze twee dingen worden ook nāma en rūpa genoemd. Nāma verwijst naar dat wat geen rūpa of vorm heeft. Alle gedachten en gevoelens, of de vier mentale khandha’s van gevoel, perceptie, wil en bewustzijn, zijn nāma, ze zijn allemaal vormloos. Wanneer het oog vorm ziet, wordt die vorm rūpa genoemd, terwijl het bewustzijn nāma wordt genoemd. Samen worden ze nāma en rūpa genoemd, mentale fenomenen en fysieke fenomenen of gewoon bewustzijn en lichaam.

Begrijp dat wat hier zit op dit huidige moment alleen lichaam en bewustzijn zijn. Maar we verwarren deze twee dingen met elkaar. Als je vrede wilt, moet je de waarheid ervan kennen. Het bewustzijn in zijn huidige staat is nog steeds ongetraind; het is vies, niet helder. Het is nog niet het zuivere bewustzijn. We moeten dit bewustzijn verder trainen door middel van meditatie.

Sommige mensen denken dat meditatie betekent om op een speciale manier te zitten, maar in feite zijn staan, zitten, lopen en liggen allemaal voertuigen voor meditatiebeoefening. Je kunt op elk moment concentratie oefenen. Samādhi betekent letterlijk ‘het stevig gevestigde bewustzijn’. Om samādhi te ontwikkelen hoef je het bewustzijn niet gevangen te houden. Sommige mensen proberen vredig te worden door rustig te zitten en door niets te worden gestoord, maar dat is net alsof ze dood zijn. De beoefening van samādhi is bedoeld om wijsheid en begrip te ontwikkelen.

Samādhi is het standvastige bewustzijn, het een-puntige bewustzijn. Aan welk punt is het ‘vastgemaakt’? Aan het punt waar het zich volledig op richt. Dat is zijn punt. Maar mensen beoefenen meditatie door te proberen hun bewustzijn tot zwijgen te brengen. Ze zeggen: “Ik probeer in meditatie te zitten, maar mijn bewustzijn zit geen minuut stil. Het ene moment vliegt het de ene kant op, het volgende moment vliegt het ergens anders heen … Hoe kan ik het tot stilstand brengen?” Je hoeft het niet te laten stoppen, daar gaat het niet om. Waar beweging is, kan begrip ontstaan. Mensen klagen: “Het loopt weg en ik trek het weer terug; dan gaat het er weer vandoor en ik trek het nog een keer terug … “ Dus zitten ze daar maar heen en weer te trekken.

Ze denken dat hun bewustzijn overal heen rent, maar eigenlijk lijkt het alleen alsof het bewustzijn rondrent. Kijk bijvoorbeeld eens naar deze hal hier … “Oh, hij is zo groot!” zeg je … Eigenlijk is hij helemaal niet groot. Of hij al dan niet groot lijkt, hangt af van jouw perceptie ervan. In feite is deze zaal precies zo groot, niet groot noch klein, maar mensen rennen de hele tijd hun gedachten en impressies achterna.

Mediteren om rust te vinden … Je moet begrijpen wat dit woord ‘rust’ inhoudt. Als je het niet begrijpt, kun je het niet vinden. Stel dat je vandaag een erg dure pen meeneemt naar het klooster. Stel nu dat je onderweg hierheen de pen in je voorzak stopt, maar op een later moment haal je hem eruit en stop hem in je achterzak. Als je nu in je voorzak zoekt … “Hij is weg!” Je schrikt. Je schrikt door je misverstand, je ziet de waarheid niet in. Lijden is het resultaat. Stilstaand, lopend, komend en gaand, je blijft je zorgen maken over je verloren pen. Je onjuiste begrip zorgt ervoor dat je lijdt. Onjuist begrip veroorzaakt lijden …  “Wat jammer! Ik had die pen pas een paar dagen geleden gekocht en nu is hij kwijt.”

Maar dan herinner je je: “Oh, natuurlijk! Toen ik ging baden, stopte ik de pen in mijn achterzak.” Zodra je je dit herinnert, voel je je al beter, zelfs zonder je pen te zien. Zie je dat? Je bent al blij, je hoeft je geen zorgen meer te maken over je pen. Je bent er nu zeker van. Terwijl je verder loopt, strijk je met je hand over je achterzak en daar is hij. Je bewustzijn bedroog je de hele tijd. De bezorgdheid komt voort uit je onwetendheid. Nu je de pen ziet, twijfel je niet meer, je zorgen zijn gekalmeerd. Dit soort rust komt voort uit het zien van de oorzaak van het probleem, samudaya, de oorzaak van lijden. Zodra je je herinnert dat de pen in je achterzak zit, is er nirodha, het ophouden van lijden.

Dus je moet nadenken om rust te vinden. Wat mensen gewoonlijk rust noemen, is gewoon het kalmeren van het bewustzijn, niet het kalmeren van de verontreinigingen. De verontreinigingen worden gewoon tijdelijk gedempt, net als gras bedekt met een rots. In drie of vier dagen haal je de rots van het gras en binnen de kortste keren groeit het weer op. Het gras was niet echt afgestorven, het werd gewoon onderdrukt. Het is hetzelfde bij het zitten in meditatie: het bewustzijn is gekalmeerd, maar de onzuiverheden zijn niet echt gekalmeerd. Daarom is samādhi niet zeker. Om echte rust te vinden, moet je wijsheid ontwikkelen. Samādhi is een soort rust, zoals de rots die het gras bedekt … na een paar dagen haal je de rots weg en het gras groeit weer op. Dit is slechts een tijdelijke rust. De rust van wijsheid is als het neerleggen van de rots en deze niet optillen, maar gewoon laten waar die is. Het gras kan onmogelijk weer groeien. Dit is echte rust, het kalmeren van de verontreinigingen, de zekere rust die het resultaat is van wijsheid.

We spreken over wijsheid (paññā) en concentratie (samādhi) als afzonderlijke dingen, maar in wezen zijn ze één en hetzelfde. Wijsheid is de dynamische functie van samādhi; samādhi is het passieve aspect van wijsheid. Ze komen van dezelfde plaats maar nemen verschillende richtingen, verschillende functies, zoals deze mango hier. Een kleine groene mango wordt uiteindelijk groter en groter totdat hij rijp is. Het is allemaal dezelfde mango, de grotere en de rijpe zijn allemaal dezelfde mango, maar de toestand verandert. In de Dhamma-beoefening wordt één conditie samādhi genoemd, de latere conditie wordt paññā genoemd, maar in werkelijkheid zijn sīla, samādhi en paññā allemaal hetzelfde, net als de mango.

In elk geval moet je in onze beoefening, ongeacht naar welk aspect je verwijst, altijd vanuit het bewustzijn beginnen. Weet je wat dit bewustzijn is? Waar lijkt het op? Wat is het? Waar is het? … Niemand weet het. Alles wat we weten is dat we of hierheen of daarheen willen gaan, we willen dit en we willen dat, we voelen ons goed of we voelen ons slecht … maar het bewustzijn zelf lijkt onmogelijk te kennen. Wat is het bewustzijn? Het bewustzijn heeft geen vorm. Dat wat indrukken opdoet, zowel goede als slechte, noemen we ‘bewustzijn’. Het is net als de eigenaar van een huis. De eigenaar blijft thuis terwijl bezoekers hem komen opzoeken. Hij is degene die de bezoekers ontvangt. Wie krijgt zintuiglijke indrukken? Wat neemt het waar? Wie laat zintuiglijke indrukken los? Dat is wat we ‘bewustzijn’ noemen. Maar mensen kunnen het niet zien, ze denken in cirkels rond …  “Wat is het bewustzijn, wat zijn de hersenen?” … verwar het onderwerp niet op deze manier. Wat is het dat indrukken ontvangt? Sommige indrukken die het leuk vindt en andere niet … Wie is dat? Is er iemand die wel en niet van iets houdt? Zeker, maar je kunt het niet zien. Dat is wat we ‘bewustzijn’ noemen.

In onze beoefening is het niet nodig om over samatha (concentratie) of vipassanā (inzicht) te praten, noem het gewoon de beoefening van Dhamma, dat is genoeg. En voer deze oefening uit vanuit je eigen bewustzijn. Wat is het bewustzijn? Het bewustzijn is datgene wat zintuiglijke indrukken ontvangt of zich daarvan bewust is. Bij sommige zintuiglijke indrukken is er een reactie van aantrekking, bij andere bestaat de reactie uit afkeer. Die ontvanger van indrukken leidt ons naar geluk en lijden, goed en kwaad. Maar het heeft geen enkele vorm. We nemen aan dat het een zelf is, maar het is eigenlijk alleen nāmadhamma. Heeft ‘goedheid’ enige vorm? En ‘het kwaad’? Hebben geluk en lijden enige vorm? Je kunt ze niet vinden. Zijn ze rond of zijn ze vierkant, kort of lang? Kun je ze zien? Deze dingen zijn nāmadhamma, ze kunnen niet worden vergeleken met materiële dingen, ze zijn vormloos … maar we weten dat ze bestaan.

Daarom wordt gezegd dat de beoefening begint door het bewustzijn te kalmeren. Maak het bewust. Als het bewustzijn zich bewust is, zal het rustig zijn. Sommige mensen gaan niet voor bewustwording, ze willen gewoon rust, een soort van onderdrukking. Ze leren dus nooit iets. Als we deze ‘iemand die weet’ niet hebben, wat is er dan om onze beoefening op te baseren?

Als er geen lang is, is er geen kort, als er geen goed is, kan er geen fout zijn. Mensen blijven tegenwoordig studeren, op zoek naar wat goed is en wat slecht is. Maar van wat goed en slecht te boven gaat -noch goed, noch slecht- , weten ze niets af. Het enige wat ze weten is het goede en het verkeerde …  “Ik neem alleen wat goed is. Ik wil niets weten over het verkeerde. Waarom zou ik?” Als je alleen probeert te nemen wat goed is, zal het binnen  de kortste keren weer fout gaan. Goed leidt tot fout. Mensen blijven zoeken naar wat goed en fout is, maar ze proberen niet te vinden wat noch goed noch fout is. Ze studeren op goed en kwaad, ze zoeken naar deugd, maar ze weten niets van dat wat verder gaat dan goed en kwaad. Ze bestuderen het lange en het korte, maar van dat wat lang noch kort is, weten ze niets.

Dit mes heeft een lemmet, een rand en een handvat. Kan je alleen het lemmet optillen? Kan je alleen de rand van het lemmet, of het handvat optillen? Het handvat, de rand en het lemmet zijn allemaal onderdelen van hetzelfde mes: als je het mes oppakt krijg je alle drie de onderdelen bij elkaar.

Op dezelfde manier, als je het goede oppikt, moet het slechte volgen. Mensen zoeken naar goedheid en proberen het kwaad weg te gooien, maar ze bestuderen niet dat wat goed noch kwaad is. Als je dit niet bestudeert, komt er nooit een einde aan. Als je goedheid oppikt, volgt slechtheid. Als je geluk oppikt, volgt lijden. De gewoonte om vast te houden aan wat goed is en af te wijzen wat slecht is, is de Dhamma van kinderen, het is als speelgoed. Natuurlijk, als je wilt, kun je gewoon zoveel nemen, maar als je vasthoudt aan wat goed is, zal het slechte volgen. Het einde van dit pad is een warboel. Dus het is niet zo goed.

Neem een eenvoudig voorbeeld. Je hebt kinderen – stel nu dat je alleen van ze wilt houden en nooit haat wilt ervaren. Dit is het denken van iemand die de menselijke natuur niet kent. Als je liefde vasthoudt, zal haat volgen. Op dezelfde manier besluiten mensen de Dhamma te bestuderen om wijsheid te ontwikkelen, door goed en kwaad zo nauwkeurig mogelijk te bestuderen. Nu ze goed en kwaad hebben leren kennen, wat doen ze dan? Ze proberen zich vast te klampen aan het goede, en het kwaad volgt. Ze hebben niet bestudeerd wat voorbij het goede en het slechte is, het goede noch het slechte. Dit is wat je zou moeten bestuderen.

“Ik ga zus zijn,” “Ik ga zo zijn” … maar we zeggen nooit “Ik ga niets zijn, want er is echt geen ‘Ik’.” Dit bestuderen we niet. Alles wat we willen is goedheid. Als we goedheid bereiken, verliezen we onszelf erin. Als de dingen te goed worden, zullen ze slecht gaan worden, en dus slingeren mensen op deze manier heen en weer.

Om het bewustzijn te kalmeren en ons bewust te worden van de waarnemer van zintuiglijke indrukken, moeten we deze observeren. Volg ‘degene die weet’. Train het bewustzijn totdat het zuiver is. Hoe puur moet je het maken? Als het echt puur is, zou het bewustzijn boven goed en kwaad moeten staan, zelfs boven zuiverheid. Het is klaar. Dat is wanneer de beoefening is afgelopen.

Wat mensen het zitten in meditatie noemen, is slechts een tijdelijke vorm van vrede. Maar zelfs in zo’n rust zijn er ervaringen. Als er zich een ervaring voordoet, moet er iemand zijn die het kent, die ernaar kijkt, ernaar vraagt ​​en onderzoekt. Als het bewustzijn gewoon leeg is, is dat niet zo nuttig. Misschien zie je sommige mensen die er erg ingetogen uitzien en denken dat ze vredig zijn, maar de echte vrede is niet alleen het vredige bewustzijn. Het is niet de vrede die zegt: ‘Moge ik gelukkig zijn en nooit lijden.’ Met dit soort vrede wordt uiteindelijk zelfs het bereiken van geluk onbevredigend. Lijden is het resultaat. Alleen als je je bewustzijn voorbij geluk en lijden kunt brengen, zul je ware vrede vinden. Dat is de ware vrede. Dit is het onderwerp dat de meeste mensen nooit bestuderen, ze begrijpen dit nooit echt.

De juiste manier om het bewustzijn te oefenen, is door het helder te maken, door wijsheid te ontwikkelen. Denk niet dat het trainen van het bewustzijn simpelweg stilzitten is. Dat is de rots die het gras bedekt. Mensen worden er dronken van. Ze denken dat samādhi zitten is. Dat is slechts een van de woorden voor samādhi. Maar echt, als het bewustzijn samādhi heeft, dan is lopen samādhi, zitten is samādhisamādhi in zittende houding, in lopende houding, in staande en liggende houdingen. Het is allemaal beoefening.

Sommige mensen klagen: “Ik kan niet mediteren, ik ben te rusteloos. Telkens als ik ga zitten denk ik aan dit en dat … ik kan het niet. Ik heb te veel slecht karma. Ik zou eerst mijn slechte karma moeten opmaken en dan terugkomen en proberen te mediteren.” Natuurlijk, probeer het maar eens. Wacht maar tot je slechte karma op is….

Dit is hoe we denken. Waarom denken we zo? Deze zogenaamde hindernissen zijn de dingen die we moeten bestuderen. Elke keer dat we zitten, gaat het bewustzijn er onmiddellijk vandoor. We volgen het en proberen het terug te brengen en het nog een keer te observeren … dan gaat het er weer vandoor. Dit is wat je zou moeten bestuderen. Maar de meesten van ons willen de les overslaan. We zijn als een student die de les overslaat, die zijn lessen niet wil volgen. We willen het bewustzijn niet zien wanneer het gelukkig is, of wanneer het lijdt. We willen niet dat het bewustzijn verandert. Hoe ga je dan wijsheid ontwikkelen? We moeten op deze manier met verandering leven. Als we weten dat het bewustzijn precies zo is, voortdurend verandert … als we weten dat dit zijn aard is, zullen we het begrijpen. We moeten weten wanneer het bewustzijn denkt, goed en slecht, voortdurend verandert, we moeten deze dingen weten. Als we dit punt begrijpen, kunnen we zelfs terwijl we denken, rust vinden. Als we weten wat het van plan is, raken we niet geïrriteerd of afgeleid.

Stel dat je thuis een aap als huisdier hebt. Apen blijven niet lang stil zitten, ze springen graag rond en grijpen zich aan dingen vast. Dat is hoe apen zijn. Nu kom je bij het klooster en zie je de aap hier. Ook deze aap zit niet stil, hij springt evenzo rond. Maar je hebt er geen last van, nietwaar? Waarom stoort het je niet? Omdat je eerder een aap hebt grootgebracht, weet je hoe ze zijn. Als je maar één aap kent, hoeveel provincies je ook bezoekt, hoeveel apen je ook ziet, je zult er toch geen last van hebben? Dit is iemand die apen begrijpt.

Als we apen begrijpen, worden we geen aap. Als je apen niet begrijpt, kun je zelf een aap worden! Begrijp je dat? Als je ziet dat het naar dit en dat reikt, roep je: “Hé!” Je wordt boos … “Die verdomde aap!” Dit is iemand die geen apen kent. Iemand die apen kent, ziet dat de aap thuis en de aap in het klooster precies hetzelfde zijn. Waarom zou je je door hen laten irriteren? Als je ziet hoe apen zijn, is dat genoeg, dan kun je vrede hebben. Als de aap rondrent, is het alleen de aap die rent. Je loopt niet mee rond. Je wordt ook geen aap. Als hij voor en achter je springt, raak je niet geïrriteerd door de aap – omdat je apen begrijpt en dus geen aap wordt. Als je apen niet begrijpt, word je een aap – begrijp je? Dit is hoe de dingen kalm worden.

Vrede is zo. We moeten zintuiglijke indrukken kennen, zintuiglijke indrukken observeren. Sommige zijn aangenaam, andere zijn onaangenaam, maar dat is niet belangrijk. Dat zijn gewoon hun zaken. Net als de aap zijn alle apen hetzelfde. We beschouwen zintuiglijke indrukken als soms aangenaam, soms niet – dat is gewoon hun aard. We moeten ze begrijpen en weten hoe we ze moeten laten gaan. Zintuiglijke indrukken zijn onzeker. Ze zijn van voorbijgaande aard, onvolmaakt en hebben geen eigenaar. Alles wat we waarnemen is zo. Wanneer ogen, oren, neus, tong, lichaam en bewustzijn indrukken opdoen, kennen we ze, net als de aap. Dan kunnen we vredig zijn.

Als er zintuiglijke indrukken verschijnen, ken ze dan. Waarom ren je ze achterna? Indrukken zijn onzeker. De ene minuut gaan ze de ene kant op, de volgende minuut de andere. Ze bestaan ​​afhankelijk van verandering. En wij allemaal hier bestaan ​​afhankelijk van verandering. De adem gaat naar buiten, dan moet hij binnenkomen. Hij moet deze verandering hebben. Probeer alleen in te ademen, kun je dat? Of probeer gewoon uit te ademen zonder nog een keer in te ademen … kun je het? Als een dergelijke verandering er niet was, hoe lang zou je dan kunnen leven? Zowel de inademing als de uitademing moet er zijn.

Zintuiglijke indrukken zijn hetzelfde. Ze moeten er zijn. Als er geen indrukken waren, zou je geen wijsheid kunnen ontwikkelen. Als er geen fout is, kan er ook geen goed zijn. Je moet eerst gelijk hebben voordat je kunt zien wat er mis is, en je moet eerst het verkeerde begrijpen om gelijk te hebben. Dit is hoe de dingen zijn.

Voor de echt serieuze student geldt: hoe meer zintuiglijke indrukken, hoe beter. Maar veel mediteerders schrikken terug voor indrukken, ze willen er niet mee omgaan. Dit is zoals de ondeugende schooljongen die niet naar school wil, niet naar de leraar luistert. Deze zintuiglijke indrukken leren ons iets. Als we zintuiglijke indrukken kennen, beoefenen we Dhamma. De kalmte in zintuiglijke indrukken is net als het begrijpen van de aap hier. Als je begrijpt hoe apen zijn, heb je er geen last meer van.

De praktijk van Dhamma is zo. Het is niet dat de Dhamma erg ver weg is, hij is hier bij ons. De Dhamma gaat niet over goddelijke wezens of iets dergelijks. Het gaat gewoon over ons, over wat we op dit moment doen. Observeer jezelf. Soms is er geluk, soms lijden, soms troost, soms pijn, soms liefde, soms haat … dit is Dhamma. Zie je het? 

Om deze Dhamma te kennen, moet je je zintuiglijke indrukken lezen. Pas als je ze kent, kun je ze laten gaan. Als je ziet dat indrukken vergankelijk zijn, zul je er geen last van hebben. Zodra er een gevoel opkomt, zeg je gewoon tegen jezelf: “Hmmm … dit is niet zeker.” Als je indruk verandert … “Hmmm, niet zeker.” Je kunt er vrede mee hebben, net zoals de aap zien en er geen last van hebben. Als je de waarheid van zintuiglijke indrukken kent, is dat het kennen van de Dhamma. Je laat indrukken los, aangezien je ziet dat ze allemaal onveranderlijk onzeker zijn.

Wat we hier onzekerheid noemen, is de Boeddha. De Boeddha is de Dhamma. De Dhamma is het kenmerk van onzekerheid. Wie de onzekerheid van dingen ziet, ziet de onveranderlijke realiteit ervan. Dat is hoe de Dhamma is. En dat is de Boeddha. Als je de Dhamma ziet, zie je de Boeddha, als je de Boeddha ziet, zie je de Dhamma. Als je aniccam kent, veranderlijkheid, zul je dingen loslaten en er niet aan vastgrijpen.

Je zegt: “Breek mijn glas niet!” Kun je voorkomen dat iets breekbaars breekt? Als het nu niet breekt, zal het later breken. Als je het niet breekt, zal iemand anders het doen. Als iemand anders het niet breekt, doet een van de kippen het wel! De Boeddha zegt dit te accepteren. Hij drong tot de waarheid van deze dingen door, aangezien hij zag dat dit glas al gebroken is. Telkens wanneer je dit glas gebruikt, moet je bedenken dat het al gebroken is. Begrijp je dit? Het begrip van de Boeddha was als volgt. Hij zag het gebroken glas in het ongebroken glas. Elke keer als de tijd om is, zal het breken. Ontwikkel dit soort begrip. Gebruik het glas, zorg ervoor, tot wanneer het op een dag uit je hand glijdt … ‘Smash!’ … geen probleem. Waarom is er geen probleem? Omdat je zijn gebrokenheid zag voordat het brak!

Maar meestal zeggen mensen: “Ik hou zo veel van dit glas, moge het nooit breken.” Later breekt de hond het … “Ik vermoord die verdomde hond!” Je haat de hond omdat hij je glas breekt . Als een van je kinderen het breekt, zul je het ook haten. Waarom is dat zo? Omdat je jezelf hebt ingedamd, kan het water niet stromen. Je hebt een dam gemaakt zonder overlaat. Het enige dat de dam kan doen, is barsten, toch? Als je een dam maakt, moet je ook een overlaat maken. Als het water te hoog stijgt, kan het water veilig wegstromen. Als het tot de rand vol is, open je je overlaat. Je moet een dergelijke veiligheidsklep hebben. Vergankelijkheid is de veiligheidsklep van de nobelen. Als je deze ‘veiligheidsklep’ hebt, heb je vrede. Dat is de beoefening van de Dhamma.

Staan, lopen, zitten, liggen, oefen constant, gebruik sati om over het bewustzijn te waken en te beschermen. Dit is samādhi en wijsheid. Ze zijn allebei hetzelfde, maar ze hebben verschillende aspecten.

Als we onzekerheid echt zien, wat betekent dat dingen niet zeker zijn, als we doordringen om duidelijk te zien dat dingen niet zeker zijn, dan is wat we zien zeker. Zeker op welke manier? Zeker dat het zo is. Ze veranderen niet op een andere manier. Begrijp je dat? Als je zoveel weet, ken je de Boeddha. Je hebt hem eerbied bewezen. Je hebt eerbied betoond aan zijn Dhamma. Neem dit principe over en denk erover na.

Zolang je de Boeddha niet verlaat, zul je niet lijden. Zodra je de Boeddha verlaat, zul je lijden ervaren. Zodra je de beschouwingen over vergankelijkheid, onvolmaaktheid en eigenaarloosheid verlaat, zul je lijden. Als je net dit kunt beoefenen, is het genoeg; lijden zal niet ontstaan, of als het zich voordoet, kun je het gemakkelijk oplossen, en het zal dan een oorzaak zijn voor lijden dat in de toekomst niet zal ontstaan. Dit is het einde van onze beoefening, op het punt waarop lijden niet meer optreedt. En waarom ontstaat er geen lijden? Omdat we de oorzaak van het lijden hebben uitgezocht, samudaya.

Als dit glas bijvoorbeeld zou breken, zou je normaal gesproken lijden. We weten dat dit glas een oorzaak van lijden zal zijn, dus we lossen de oorzaak op. Alle dhamma’s ontstaan door een oorzaak. Als ze stoppen is dat ook door een oorzaak. Als er hier lijden is vanwege dit glas, moeten we deze oorzaak loslaten. Als we van tevoren bedenken dat dit glas al gebroken is, ook als dat niet het geval is, houdt de oorzaak op. Als er geen oorzaak meer is, kan dat lijden niet meer bestaan, het houdt op. Dit is ophouden, nirodha.

Je hoeft niet verder te gaan dan dit punt, zoveel is genoeg. Overweeg dit in je eigen bewustzijn. In principe zouden jullie allemaal de vijf leefregels als basis voor gedrag moeten hebben. Het is niet nodig om de Tipitaka te gaan bestuderen, concentreer je eerst op de vijf voorschriften. Blijf er altijd aan werken. Doe dit met zorg. Eerst maak je fouten. Wanneer je dat beseft, stop dan, kom terug en bevestig je voorschriften opnieuw. Misschien dwaal je af en maak je nog een fout. Als je het beseft, begin dan opnieuw, elke keer opnieuw.

Door op deze manier te oefenen, zal je sati verbeteren en consistenter worden, net als het water dat uit een een ketel stroomt. Als we de ketel een klein beetje kantelen, vallen de druppels er langzaam uit … plop! … plop! … plop! … Als we de ketel een beetje meer kantelen, worden de druppels frequenter .. . plop, plop, plop !! … Als we de ketel nog verder kantelen, gaan de ‘plops’ weg en stroomt het water in een gestage stroom. Waar gaan de ‘plops’ naartoe? Ze gaan nergens heen, ze veranderen in een gestage stroom water.

We moeten op deze manier over de Dhamma praten, met behulp van gelijkenissen, omdat de Dhamma geen vorm heeft. Is hij vierkant of is hij rond? Dat kun je niet zeggen. De enige manier om erover te praten is door middel van gelijkenissen als deze. Als je dit begrijpt, begrijp je de Dhamma. Denk niet dat de Dhamma ver van je verwijderd is. Hij ligt overal bij jou. Kijk eens … het ene moment blij, het volgende verdrietig, het volgende boos … het is allemaal Dhamma. Kijk ernaar en begrijp het. Wat het ook is dat lijden veroorzaakt, je moet het verhelpen. Als er nog steeds lijden is, kijk dan nog eens, je ziet het nog niet duidelijk. Als je het duidelijk kon zien, zou je niet lijden, want de oorzaak zou er niet meer zijn. Als het lijden er nog steeds is, als je het nog steeds moet doorstaan, dan ben je nog niet op de goede weg. Waar je ook vastloopt, wanneer je te veel lijdt, daar heb je het mis. Als je zo blij bent dat je zweeft in de wolken … daar … weer fout! Van welke kant het ook komt, het maakt niet uit. Breng alles samen naar dit ene punt en blijf ontdekken.

Als je op deze manier oefent, heb je te allen tijde sati, in alle houdingen. Met sati, herinnering en sampajañña, zelfbewustzijn, zul je goed en kwaad, geluk en lijden kennen. Als je deze dingen kent, weet je hoe je ermee moet omgaan.

Ik onderwijs op deze manier meditatie. Als het tijd is om in meditatie te gaan zitten, dan is dat niet verkeerd. Je moet dit ook oefenen. Maar meditatie is niet alleen zitten. Je moet je bewustzijn dingen volledig laten ervaren, ze laten stromen en rekening houden met hun aard. Hoe moet je ze overwegen? Zie ze als voorbijgaand, onvolmaakt en zonder eigenaar. Het is allemaal onzeker. “Dit is zo mooi, ik moet het echt hebben.” Dat is niet zeker. “Ik vind dit helemaal niet leuk” … zeg meteen tegen jezelf: `”Niet zeker!” Is dit waar? Absoluut, geen vergissing. Maar kijk naar wat er gebeurt … “Ik ga dit zeker krijgen” … Je bent al van het pad af. Doe dit niet. Het maakt niet uit hoeveel je van iets houdt, je moet bedenken dat het onzeker is.

Sommige soorten voedsel lijken zo heerlijk, maar toch moet je bedenken dat het niet zeker is. Het lijkt misschien zo zeker, het is zo heerlijk, maar toch moet je tegen jezelf zeggen: “Niet zeker!” Als je wilt testen of het zeker is of niet, probeer dan elke dag je favoriete eten te eten. Let wel, elke dag. Uiteindelijk ga je klagen: “Dit smaakt niet zo lekker meer.” Uiteindelijk zul je denken, ‘eigenlijk heb ik liever dat soort eten.’ Dat is ook niet zeker! Je moet dingen laten stromen, net als het in- en uitademen. Er moet zowel de inademing als de uitademing zijn, de ademhaling is afhankelijk van verandering. Alles hangt af van deze verandering.

Deze dingen liggen bij ons, nergens anders. Als we er niet langer aan twijfelen of we nu zitten, staan, lopen of liggen, zullen we vrede hebben. Samādhi is niet alleen zitten. Sommige mensen blijven zitten tot ze verdoofd zijn. Ze kunnen net zo goed dood zijn, ze kunnen het noorden niet van het zuiden onderscheiden. Ga niet zo ver. Als je je slaperig voelt, loop dan en verander je houding. Ontwikkel wijsheid. Als je echt moe bent, rust dan uit. Zodra je wakker wordt, ga dan door met oefenen, laat jezelf niet in een verdoving afdrijven. Zo moet je oefenen. Heb redenen bij wat je doet, wijsheid, omzichtigheid.

Start de oefening bij je eigen bewustzijn en lichaam, en beschouw ze als vergankelijk. Al het andere is hetzelfde. Houd hier rekening mee als je denkt dat het eten zo lekker is … je moet tegen jezelf zeggen: “Het is niet zeker!” 

Je moet eerst je voorkeuren een opdoffer geven. Wat het bewustzijn ook fijn vindt, je moet het vertellen: “Het is niet zeker.” Geef het een klap. Maar meestal geven deze dingen jou gewoon elke keer een dreun. Als je iets niet leuk vindt en lijdt omdat je het niet leuk vindt, krijg je een opdoffer. “Als ze me leuk vindt, vind ik haar leuk”: Je krijgt weer een klap.. Jij deelt geen enkeke klap uit. Je moet het op deze manier begrijpen. Als je iets fijn vindt, zeg dan tegen jezelf: “Dit is niet zeker!” Als je iets niet leuk vindt, zeg dan tegen jezelf: “Dit is niet zeker!” Blijf hier bij en je zult de Dhamma zeker zien. Dat is hoe het moet zijn. Je moet een beetje tegen de stroom in gaan om de Dhamma echt te zien.

Oefen in alle houdingen. Zittend, staand, lopend, liggend … je kunt woede in elke houding ervaren, toch? Je kunt boos zijn tijdens het lopen, zitten of liggen. Je kunt verlangen ervaren in elke houding. Dus onze beoefening moet zich uitstrekken tot alle houdingen; staan, lopen, zitten en liggen. Het moet consistent zijn. Zet niet zomaar een show op, doe het echt.

Tijdens het mediteren kan er een probleem opkomen. Voordat dat is gesetteld, komt er een andere binnen racen. Wanneer deze dingen zich voordoen, zeg dan gewoon tegen jezelf: “Niet zeker, niet zeker.” Geef er gewoon een dreun op voordat het de kans krijgt om jou een dreun te verkopen.

Nu, dit is het belangrijkste punt. Als je weet dat alle dingen vergankelijk zijn, zal al je denken geleidelijk afnemen. Als je nadenkt over de onzekerheid van alles dat voorbijgaat, zul je zien dat alle dingen op dezelfde manier gaan. Telkens wanneer er iets gebeurt, hoef je alleen maar te zeggen: “Oh, nog een!”

Heb je ooit stromend water gezien? … Heb je ooit stilstaand water gezien? … Als je bewustzijn vredig is, zal het net als stilstaand, stromend water zijn. Heb je ooit stilstaand, stromend water gezien? Daar! Je hebt alleen maar stromend water en stilstaand water gezien, nietwaar? Maar je hebt nog nooit stilstaand, stromend water gezien. Precies daar, waar je denken je niet kan brengen, ook al is het stil, kun je wijsheid ontwikkelen. Je bewustzijn zal zijn als stromend water, en toch staat het stil. Het is bijna alsof het stilstaat, en toch stroomt het. Dus ik noem het ‘stilstaand, stromend water’. Hier kan wijsheid ontstaan.


Bovenstaande tekst is door de redactie van buddho.org naar het Nederlands vertaald. De Engelse versie, Still, Flowing Water staat op ajahnchah.org en dhammatalks.org.


Wil je beginnen met mediteren of ben je op zoek naar meer verdieping?
Wij bieden persoonlijke begeleiding, volledig op donatie basis.

Gratis Meditatiecursus

Over Ajahn Chah

De Eerwaarde Ajahn Chah Subhaddo (17 juni 1918 – 16 januari 1992), was een invloedrijke meditatieleraar binnen het boeddhisme en de oprichter van twee grote kloosters in de Thaise bostraditie.

Hij werd gerespecteerd en was geliefd in zijn eigen land als een man met grote wijsheid, en was instrumenteel in het vestigen van het Theravāda-boeddhisme in het Westen. Beginnend in 1979 met het oprichten van Cittaviveka (beter bekent als Chithurst Buddhist Monastery) in Groot Brittannië, heeft de Thaise bostraditie van Ajahn Chah zich door heel Europa, de VS en het Britse Gemeengoed verspreid.

De ‘Dhamma-talks’ van Ajahn Chah zijn opgenomen en vertaald in verschillende talen. Hij stond bekend om zijn simpele en heldere presentatie van de Dhamma, die zowel de lokale dorpelingen als de hoogste sociale klasse in Bangkok inspireerde. 

Hij stond ook bekend als de meester met de meeste westerse monnik-discipelen, waarvoor hij een apart klooster (Wat Pah Nanachat) opende vlakbij zijn eigen klooster Wat Nong Pah Pong. Meer dan een miljoen mensen, waaronder de Thaise Koninklijke familie, kwamen op de begrafenis van Ajahn Chah in 1992. Hij heeft een erfenis aan ‘Dhamma-talks’, leerlingen en kloosters nagelaten.

Je moet zelf de inspanning leveren, de Boeddhas wijzen slechts de weg

Boeddha, Dhp 276