Thānissaro Bhikkhu

De Agenda’s van Bewuste Aandacht

De Agenda’s van Bewuste Aandacht

De Pali term voor meditatie is bhāvanā: ontwikkeling. Het is een kort woord voor de ontwikkeling van vaardige kwaliteiten in het bewustzijn. Bhāvanā is een soort karma – de bewuste activiteit die uiteindelijk leidt tot het einde van karma – maar toch karma. Dit punt wordt onderstreept door een andere Pali term voor meditatie: kammaṭṭhāna, het werk in uitvoering; en door een Thais idioom voor meditatie: ‘moeite doen’. Deze termen zijn de moeite waard om in gedachten te houden, als tegenwicht tegen de gangbare veronderstelling dat meditatie een oefening is in nietsdoen of in passieve, allesomvattende aanvaarding. Eigenlijk is meditatie, zoals beschreven in de Pali teksten, een zeer proactief proces. Het heeft een agenda en werkt actief om die te verwezenlijken. Dit is te zien in de Pali beschrijving van hoe juiste opmerkzaamheid wordt bevorderd door satipaṭṭhāna.

Satipaṭṭhāna wordt vaak vertaald als ‘fundament van bewuste aandacht’, wat de indruk wekt dat het verwijst naar een object van meditatie. Deze indruk wordt versterkt als je ziet dat de vier satipaṭṭhāna’s worden opgesomd als lichaam, gevoelens, bewustzijn en mentale kwaliteiten. Maar als je naar de teksten kijkt, zie je dat ze satipaṭṭhāna onderwijzen als een proces, een manier om bewuste aandacht (sati) tot stand te brengen (upaṭṭhāna): vandaar de samengestelde term. Wanneer de teksten de samenstelling definiëren, geven ze geen lijst van objecten, maar vier formules die een activiteit beschrijven.

Hier is de eerste formule:

Een mediteerder blijft gericht op het lichaam in en op zichzelf – vurig, alert en opmerkzaam – en zet hebzucht en onrust met betrekking tot de wereld opzij.

Elk van de termen in deze formule is belangrijk. ‘Gericht blijven’ kan ook vertaald worden als ‘bijhouden’. Dit verwijst naar het element van concentratie in de beoefening, terwijl je vasthoudt aan één bepaald thema of referentiekader te midden van de tegenstrijdige stromen van ervaring. ‘Vurig’ verwijst naar de inspanning die je in de beoefening steekt, waarbij je probeert onbekwame zijnstoestanden op te geven en daarvoor in de plaats vaardige te ontwikkelen, terwijl je het verschil tussen beide probeert te onderscheiden. ‘Alert’ betekent je duidelijk bewust zijn van wat er in het heden gebeurt. ‘Bewuste aandacht’ betekent in staat zijn te onthouden of zich te herinneren. Soms wordt mindfulness vertaald als niet-reactief bewustzijn, vrij van agenda’s, gewoon aanwezig met wat zich voordoet, maar de formule voor satipaṭṭhāna ondersteunt die vertaling niet. Niet-reactieve opmerkzaamheid maakt eigenlijk deel uit van gelijkmoedigheid, een van de vele kwaliteiten die in de loop van satipaṭṭhāna worden bevorderd, maar de opmerkzaamheid die bij satipaṭṭhāna komt kijken heeft beslist een agenda, een taak die moet worden uitgevoerd, terwijl de rol van bewuste aandacht erin bestaat je taak voor ogen te houden.

De taak is hier tweeledig: gericht blijven op je referentiekader, en alle hebzucht en leed dat zou voortvloeien uit het verschuiven van je referentiekader terug naar de wereld opzijzetten. Dit is de betekenis van ‘het lichaam op zichzelf’. Met andere woorden, je probeert bij de ervaring van het lichaam te blijven zoals het onmiddellijk wordt gevoeld, zonder het te verwijzen naar de verhalen en opvattingen die jouw gevoel van de wereld vormen. Je blijft weg van verhalen over hoe je je in het verleden tot je lichaam hebt verhouden en hoe je hoopt er in de toekomst mee om te gaan. Je laat elke zorg varen over hoe je lichaam in de wereld past in termen van schoonheid, lenigheid of kracht. Je stemt je gewoon af op het lichaam op zijn eigen voorwaarden – de directe ervaring van zijn ademhaling, zijn bewegingen, zijn houdingen, zijn elementaire eigenschappen en zijn onvermijdelijke verval. Op deze manier leer je hoe je je vooronderstellingen over wat er wel of niet achter je ervaring van het lichaam schuilgaat, kunt wegnemen, en krijg je oefening in het verwijzen van alles naar de ervaring zelf.

Dezelfde benadering geldt voor de overige soorten satipaṭṭhāna: gerichtheid op gevoelens, op zijnstoestanden en op mentale kwaliteiten op zich. Op het eerste gezicht lijken dit misschien nieuwe en verschillende meditatieoefeningen, maar de Boeddha maakt duidelijk dat ze allemaal gericht kunnen zijn op één enkele praktijk: de adem in gedachten houden. Wanneer het bewustzijn bij de adem is, zijn alle vier de referentiekaders aanwezig. Het verschil ligt gewoon in de subtiliteit van je focus. Dus als je je vaardigheden hebt ontwikkeld met de eerste, meest flagrante vorm van satipaṭṭhāna, hoef je niet ver te gaan om de meer subtiele op te pakken. Blijf gewoon bij de adem en verleg je aandacht naar de gevoelens en zijnstoestanden die voortkomen uit het opmerkzaam zijn op de adem, en de mentale kwaliteiten die je aandacht in de weg staan of juist versterken. Zodra je je referentiekader hebt gekozen, behandel je het op dezelfde manier als je het lichaam hebt behandeld: je neemt het als je referentiekader op zich, zonder het te koppelen aan verhalen over jezelf of opvattingen over de wereld. Je scheidt gevoelens – van plezier, pijn, en noch-plezier, noch-pijn – van de verhalen die je er gewoonlijk omheen schept. Je scheidt toestanden van hebzucht, woede en waan van hun brandpunten in de wereld. Zo kun je ze zien voor wat ze zijn.

Toch heb je een agenda, gebaseerd op het verlangen naar Ontwaken – een verlangen dat de Boeddha classificeerde, niet als oorzaak van lijden, maar als onderdeel van het pad dat naar het einde ervan leidt. Dit wordt het duidelijkst in de satipaṭṭhāna die gericht is op mentale kwaliteiten op zich. Je maakt kennis met de onbekwame kwaliteiten die concentratie belemmeren – zoals zinnelijk verlangen, kwade wil en rusteloosheid – niet alleen om ze te ervaren, maar ook om ze te begrijpen zodat je ze kunt wegsnijden. Evenzo maak je jezelf vertrouwd met de vaardige kwaliteiten die onderscheidingsvermogen bevorderen, zodat je ze kunt ontwikkelen tot aan de bevrijding.

De teksten noemen deze vaardige kwaliteiten de zeven factoren van Ontwaken en laten zien dat satipaṭṭhāna-beoefening erop gericht is ze allemaal in volgorde te ontwikkelen. De eerste factor is opmerkzaamheid. De tweede wordt ‘analyse van kwaliteiten’ genoemd: het vermogen om in het bewustzijn bekwame van onbekwame kwaliteiten te onderscheiden en te zien wat aanvaardbaar is en wat veranderd moet worden. De derde factor is volharding – volharding in het opgeven van onbekwame kwaliteiten en het bevorderen van bekwame kwaliteiten in de plaats daarvan. De teksten beschrijven een grote verscheidenheid aan methoden die hierbij gebruikt kunnen worden, maar ze komen allemaal neer op twee soorten. In sommige gevallen verdwijnt een onbekwame eigenschap gewoon als je er voortdurend naar kijkt. In andere gevallen moet je een georkestreerde inspanning leveren en actief doen wat je kunt om een onbekwame kwaliteit tegen te gaan en te vervangen door een meer bekwame kwaliteit.

Naarmate bekwame kwaliteiten de overhand in je krijgen, zie je dat, hoewel bekwaam denken niet tot schadelijke handelingen leidt, lange vlagen ervan het bewustzijn kunnen vermoeien. Dus breng je je gedachten tot rust, waardoor je nog drie van de factoren van Ontwaken ontwikkelt: verrukking, sereniteit en concentratie. Deze verschaffen het bewustzijn een basis van welzijn.

De laatste factor is gelijkmoedigheid, en zijn plaats in de lijst is veelzeggend. Zijn non-reactiviteit is pas volledig op zijn plaats als de meer actieve factoren gedaan hebben wat ze kunnen. Dit geldt voor alle lijsten waarin gelijkmoedigheid is opgenomen. Het wordt nooit alleen genoemd, als voldoende voor Ontwaken; en het komt altijd als laatste, na de proactieve factoren in de lijst. Dit betekent niet dat het hen verdringt, maar alleen dat het deelneemt aan hun interactie. In plaats van ze te vervangen, biedt ze een tegenwicht, zodat je een stapje terug kunt doen en subtiele niveaus van stress en verlangen kunt zien die de meer proactieve factoren misschien hebben verdoezeld. Dan maakt het ruimte voor de proactieve factoren om in te werken op de nieuw ontdekte niveaus. Pas als alle niveaus van stress en verlangen verdwenen zijn, is het werk van zowel de proactieve als de niet-reactieve kant van meditatie gedaan. Dan kan het bewustzijn echt agenda-vrij zijn.

Het is net als piano leren spelen. Naarmate je proactiever wordt in het bekwamer spelen, word je ook gevoeliger in het niet-reactief luisteren, om steeds subtielere niveaus in de muziek te onderscheiden. Hierdoor kun je nog bekwamer spelen. Op dezelfde manier, als je meer bedreven raakt in het vestigen van bewuste aandacht op je gekozen referentiekader, krijg je meer gevoeligheid in het afpellen van steeds subtielere lagen van het huidige moment tot er niets meer in de weg staat van totale bevrijding.


Bovenstaande tekst is door de redactie van buddho.org naar het Nederlands vertaald. De Engelse versie, The Agendas of Mindfulness staat op dhammatalks.org.


Wil je beginnen met mediteren of ben je op zoek naar meer verdieping?
Wij bieden persoonlijke begeleiding, volledig op donatie basis.

Gratis Meditatiecursus

Over Thānissaro Bhikkhu

Thānissaro Bhikkhu (Geoffrey DeGraff) is een Amerikaanse boeddhistische monnik in de kammaṭṭhāna (Thaise bos) Traditie. Na zijn afstuderen op het Oberlin College in 1971 met een graad in Europese Intellectuele Geschiedenis, reisde hij naar Thailand, waar hij meditatie bestudeerde bij Ajahn Fuang Jotiko, die zelf een discipel was van de overleden Ajahn Lee.

Hij trad in 1976 in Wat Dhammasathit toe tot de orde van monniken, waar hij na de dood van zijn leraar in 1986 bleef. In 1991 reisde hij naar de heuvels van San Diego County in de VS, waar hij Ajahn Suwat Suwaco hielp met het oprichten van Metta Forest Monastery (Wat Mettavanaram). Sinds 1993 is hij abt van dat klooster.

Ṭhānissaro Bhikkhu is misschien wel het meest bekend om zijn vertalingen van de Dhammapada en de Sutta Pitaka - meer dan 1000 sutta’s - dat zo het hoofdaandeel aan sutta-vertalingen voor de website Accesstoinsight vormt, en zijn vertalingen van 'Dhamma-talks' van de Thaise (bos-) Ajahns. Hij heeft ook meerdere eigen werken over de Dhamma en studiegidsen voor zijn Pali vertalingen geschreven.

Je moet zelf de inspanning leveren, de Boeddhas wijzen slechts de weg

Boeddha, Dhp 276