Een van de beschrijvende titels die aan de Boeddha worden gegeven is die van satthā-deva-manussānaṃ, de Leraar van Goden en Mensen. Deze wordt gevonden in de vroegste teksten van de Tipiṭaka en werd door de Boeddha zelf aanvaard.
Dat de uitdrukking geen oosterse overdrijving was, maar letterlijk moet worden opgevat, wordt bevestigd door de talrijke voorvallen waarin deva’s voorkomen in de boeddhistische canonieke literatuur, waar zij, net als mensen, tot de Meester komen voor religieus onderricht.
Deze wezens, wier generieke naam deva betekent Lichtende Wezens, komen zo vaak voor dat er alle reden is voor een onderzoek naar hun aard en de precieze plaats die zij innemen in de leerstellingen van het boeddhisme.
Wil je beginnen met mediteren of ben je op zoek naar meer verdieping?
Wij bieden persoonlijke begeleiding, volledig op donatie basis.
Je moet zelf de inspanning leveren, de Boeddhas wijzen slechts de weg
Boeddha, Dhp 276