Alle leringen of overtuigingen buiten de Boeddha’s Dispensatie vallen onder de categorie van overtuigingen in een zelf, attā. Zij houden vast aan de opvatting dat er zoiets bestaat als een ziel, een levende entiteit, die feitelijk in alle levende wezens huist.
Temidden van de wereld die vasthield aan begrippen als zelf of ziel, verklaarde de Boeddha: “Attā, ziel of levende entiteit, is geen werkelijkheid; het is slechts een conventionele nomencla-tuur. Wat werkelijk bestaat, in de uiteindelijke zin, is een voortdurende stroom van lichamelijke en mentale processen, onpersoonlijke verschijnselen.”
Het is van essentieel belang om anattā, de leer van geen-zelf die door de Boeddha werd verkondigd, grondig en volledig te begrijpen. Hij raakte de leer voor het eerst aan in zijn uiteenzetting van de Vier Edele Waarheden in de Dhammacakka Sutta. Hij bracht het opnieuw ter sprake toen hij de Hemavata Sutta onderwees, waarin hij uitlegde dat “met het ontstaan van de zes zintuiglijke bases, (oog, oor, neus, tong, lichaam, geest) er een wereld ontstaat, een wezen.” Daarna bracht de Boeddha de leer van het geen-zelf expliciet en uitvoerig naar voren in deze Anattalakkhaṇa Sutta.
Wil je beginnen met mediteren of ben je op zoek naar meer verdieping?
Wij bieden persoonlijke begeleiding, volledig op donatie basis.
Je moet zelf de inspanning leveren, de Boeddhas wijzen slechts de weg
Boeddha, Dhp 276