Een korte toespraak gegeven als laatste instructie aan een oudere Engelse vrouw die eind 1978 en begin 1979 twee maanden onder begeleiding van Ajahn Chah doorbracht.
Deze korte toespraak is bedoeld voor een nieuwe leerling die binnenkort terugkeert naar Londen. Moge het dienen om je te helpen het onderricht te begrijpen dat je hier in Wat Pah Pong hebt bestudeerd. Heel eenvoudig gesteld is dit de beoefening om vrij te zijn van lijden in de cyclus van geboorte en dood.
Om deze beoefening te doen, moet je onthouden dat je alle verschillende activiteiten van het bewustzijn, al die waarvan je houdt en al die waarvan je niet houdt, op dezelfde manier moet beschouwen als je een cobra zou beschouwen. De cobra is een uiterst giftige slang, giftig genoeg om de dood te veroorzaken als hij ons zou bijten. En zo is het ook met onze stemmingen; de stemmingen die we leuk vinden zijn giftig, de stemmingen die we niet leuk vinden zijn ook giftig. Ze verhinderen ons bewustzijn vrij te zijn en belemmeren ons begrip van de waarheid zoals die door de Boeddha is onderwezen.
Op die manier is het nodig om te proberen onze opmerkzaamheid de hele dag en nacht door in stand te houden. Wat je ook doet, of je nu staat, zit, ligt, spreekt of wat dan ook, je moet het met opmerkzaamheid doen. Wanneer je in staat bent deze opmerkzaamheid tot stand te brengen, zul je merken dat er helder begrip mee gepaard gaat, en deze twee voorwaarden zullen wijsheid voortbrengen. Zo zullen opmerkzaamheid, helder begrip en wijsheid samenwerken, en zul je zijn als iemand die dag en nacht wakker is.
Deze door de Boeddha nagelaten leringen zijn geen leringen waarnaar je alleen maar hoeft te luisteren, of die je eenvoudigweg op een intellectueel niveau in je opneemt. Het zijn leringen die door beoefening in ons hart kunnen ontstaan en gekend worden. Waar we ook gaan, wat we ook doen, we zouden deze leringen moeten hebben. En wat we bedoelen met ‘deze leringen hebben’ of ‘de waarheid hebben’, is dat we alles wat we doen of zeggen met wijsheid doen en zeggen. Wanneer we denken en overwegen, doen we dat met wijsheid. Wij zeggen dat iemand die bewuste aandacht en helder begrip heeft, op deze manier gecombineerd met wijsheid, iemand is die dicht bij de Boeddha staat.
Als je hier weggaat, moet je oefenen om alles terug te brengen naar je eigen bewustzijn. Kijk naar je bewustzijn met deze opmerkzaamheid en helder begrip en ontwikkel deze wijsheid. Met deze drie voorwaarden zal er een ‘loslaten’ ontstaan. Je zult het voortdurend ontstaan en vergaan van alle verschijnselen kennen.
Je moet weten dat dat wat ontstaat en vergaat slechts de activiteit van het bewustzijn is. Wanneer iets ontstaat, gaat het voorbij en wordt het gevolgd door verder ontstaan en vergaan. In de Weg van de Dhamma noemen we dit ontstaan en vergaan ‘geboorte en dood’; en dit is alles – dit is alles wat er is!
Als lijden is ontstaan, gaat het voorbij, en als het voorbij is, ontstaat er weer lijden.[1] Er is alleen maar lijden dat ontstaat en vergaat. Als je zoveel ziet, zul je in staat zijn dit ontstaan en vergaan voortdurend te kennen; en als je weten voortdurend is, zul je zien dat dit werkelijk alles is wat er is. Alles is slechts geboorte en dood. Het is niet alsof er iets is dat voortduurt. Er is alleen dit ontstaan en vergaan zoals het is – dat is alles.
Dit soort zien zal leiden tot een rustig gevoel van passieloosheid ten opzichte van de wereld. Zo’n gevoel ontstaat wanneer we zien dat er eigenlijk niets is dat de moeite van het willen waard is; er is alleen maar ontstaan en vergaan, een geboren worden gevolgd door een sterven. Dan komt het bewustzijn tot ‘loslaten’, alles laten gaan volgens zijn eigen aard. Dingen ontstaan en vergaan in ons bewustzijn, en we weten het. Wanneer geluk ontstaat, weten we dat; wanneer ontevredenheid ontstaat, weten we dat. En dit ‘weten van geluk’ betekent dat we ons er niet mee identificeren alsof dat van ons is. En evenzo identificeren we ons met ontevredenheid en ongeluk niet alsof dat van ons is. Wanneer we ons niet langer identificeren met en vastklampen aan geluk en lijden, blijven we gewoon achter met de natuurlijke gang van zaken.
We zeggen dus dat mentale activiteit net zo is als de dodelijke giftige cobra. Als we ons niet met een cobra bemoeien, gaat hij gewoon zijn eigen weg. Ook al is hij uiterst giftig, we worden er niet door getroffen; we komen er niet in de buurt en grijpen hem niet vast, en hij bijt ons niet. De cobra doet wat natuurlijk is voor een cobra om te doen. Zo is het. Als je slim bent laat je hem met rust. En zo laat je het goede toe. Je laat ook datgene zijn wat niet goed is – laat het zijn volgens zijn eigen aard. Laat je voorkeur en afkeer toe, net zoals je je niet bemoeit met de cobra.
Zo zal iemand die intelligent is deze houding hebben ten opzichte van de verschillende stemmingen die in het bewustzijn opkomen. Wanneer het goede opkomt, laten we het goede zijn, maar we weten het ook. We begrijpen de aard ervan. En ook het niet-goede laten we zijn, we laten het zijn volgens zijn aard. We grijpen het niet aan omdat we niets willen. We willen geen kwaad, noch willen we goed. We willen zwaarte noch lichtheid, geluk noch lijden. Wanneer op deze manier een einde komt aan ons willen, ontstaat er vrede.
Als we dit soort vrede in ons bewustzijn hebben, kunnen we erop vertrouwen. Deze vrede, zeggen we, is ontstaan uit verwarring. Verwarring is beëindigd. De Boeddha noemde het bereiken van definitieve verlichting een ‘uitdoven’, op dezelfde manier als vuur wordt geblust. We blussen vuur op de plaats waar het verschijnt. Waar het heet is, daar kunnen we het afkoelen. En zo is het ook met verlichting. Nibbāna wordt gevonden in samsāra[2]. Verlichting en begoocheling (samsāra) bestaan op dezelfde plaats, net als warm en koud. Het is heet waar het koud was en koud waar het heet was. Als er hitte ontstaat, verdwijnt de koelte, en als er koelte is, is er geen hitte meer. Op deze manier zijn Nibbāna en samsāra hetzelfde.
Er wordt ons verteld een einde te maken aan samsāra, wat betekent de steeds weer draaiende cyclus van verwarring te stoppen. Dit beëindigen van verwarring is het doven van het vuur. Wanneer het externe vuur gedoofd is, is er koelte. Als het interne vuur van zinnelijk verlangen, afkeer en begoocheling gedoofd is, is er ook sprake van koelte.
Dit is de aard van verlichting; het is het doven van vuur, het afkoelen van wat heet was. Dit is vrede. Dit is het einde van samsāra, de cyclus van geboorte en dood. Wanneer je verlichting bereikt, is dit hoe het is. Het is een einde van het altijd draaiende en veranderende, een einde van hebzucht, afkeer en begoocheling in ons bewustzijn. We praten erover in termen van geluk, omdat wereldse mensen het ideaal zo opvatten, maar in werkelijkheid is het daarboven gegaan. Het overstijgt zowel geluk als lijden. Het is perfecte vrede.
Dus als je gaat moet je dit onderricht dat ik je heb gegeven goed overwegen. Je verblijf hier is niet gemakkelijk geweest en ik heb weinig gelegenheid gehad om je onderricht te geven, maar in deze tijd heb je de werkelijke betekenis van onze beoefening kunnen bestuderen. Moge deze beoefening je naar geluk leiden; moge het je helpen groeien in waarheid. Moge je bevrijd worden van het lijden van geboorte en dood.
Voetnoten
[1] Lijden in deze context verwijst naar de impliciete onbevredigendheid van alle samengesteld bestaan, te onderscheiden van lijden als louter het tegenovergestelde van geluk.
[2] Samsāra: lit. continue ronddwaling, is een naam waarmee de levenszee wordt aangeduid die steeds rusteloos op en neer golft, het symbool van dit voortdurende proces van steeds opnieuw geboren worden, oud worden, lijden en sterven.
Bovenstaande tekst is door de redactie van buddho.org naar het Nederlands vertaald. De Engelse versie, Living With the Cobra staat op ajahnchah.org.
Wil je beginnen met mediteren of ben je op zoek naar meer verdieping?
Wij bieden persoonlijke begeleiding, volledig op donatie basis.
Je moet zelf de inspanning leveren, de Boeddhas wijzen slechts de weg
Boeddha, Dhp 276