M.O’C. Walshe

Boeddhisme en Seks

Boeddhisme en Seks

Dit is de derde, verder herziene versie van de oorspronkelijke Sangha Guide on Buddhism and Sex, gepubliceerd door de English Sangha Trust, Dhammpadipa, London NW3. Het grootste deel ervan verscheen ook in het tijdschrift Sangha. Als iemand van de oudere generatie ben ik mij zeer bewust van mijn vermetelheid om te proberen iets over dit onderwerp te schrijven dat jongere mensen misschien willen lezen. In dit verband ben ik Alan en Jacqui James zeer dankbaar dat zij mij het voordeel van hun kritiek hebben gegeven, een taak waarvoor zij dubbel gekwalificeerd zijn, omdat zij zowel wijs zijn in de Dhamma als veel dichter bij de jongere generatie staan die dit misschien zal lezen. Maar de hier geuite meningen zijn natuurlijk de mijne.

– M.O’C Walshe, maart 1975

Boeddhisme en Seks

Dit is een tijdperk waarin seksuele zaken met grote openheid worden besproken. Er zijn velen die zich afvragen wat de boeddhistische houding ten opzichte van seks is, en het is daarom te hopen dat de volgende richtlijnen nuttig kunnen zijn voor een beter begrip. Het is natuurlijk waar dat het boeddhisme, in overeenstemming met het principe van de middenweg, noch extreem puritanisme noch extreme tolerantie voorstaat, maar dit lijkt, als leidend principe zonder verdere specificatie, voor de meeste mensen misschien niet voldoende behulpzaam.

In de eerste plaats moeten we onderscheid maken tussen de regels die boeddhistische monniken hanteren voor hun eigen gedrag, en eventuele leidende beginselen voor leken.

De Bhikkhu

Een bhikkhu, of volledig gewijde monnik in de Theravāda-traditie, heeft een reeks van 227 gedragsregels op zich genomen. Het doel van al deze regels is hem in staat te stellen zich zo te gedragen dat dit het meest bevorderlijk is voor het bereiken van Verlichting. De regels worden vrijwillig op zich genomen, en als een monnik zich niet in staat acht ze na te leven, staat het hem vrij de orde te verlaten, wat veel eerzamer wordt geacht dan hypocriet in het gewaad te blijven terwijl hij willens en wetens de regel overtreedt. Er zijn vier basisregels, waarvan overtreding wordt aangeduid als Pārājika of ‘nederlaag’, en onherroepelijke verbanning uit de orde inhoudt. De enige die we hier behandelen is de eerste, die betrekking heeft op seksuele gemeenschap.

Volledige seksuele onthouding wordt beschouwd als een essentieel kenmerk van het monastieke leven. Geslachtsgemeenschap van heteroseksuele of homoseksuele aard is automatisch een Pārājika overtreding. Een monnik die een dergelijke handeling verricht, wordt geacht zichzelf uit de orde te hebben gezet, en is niet langer in gemeenschap met de andere monniken. Elke daad van seksueel onbetamelijke aard die geen geslachtsgemeenschap is, leidt tot schorsing en vereist boetedoening. Samaneras, of beginnende monniken, die in dit opzicht hun training breken, moeten hun pij afleggen.

Hetzelfde principe geldt voor de Mahāyāna-scholen en natuurlijk voor nonnen in die scholen waar ze bestaan. Er bestaat niet zoiets als een ‘getrouwde monnik’, hoewel in bepaalde scholen, vooral in Japan, een vorm van ‘quasi-kloosterleven’ met getrouwde leraren die een vorm van inwijding behouden, onder bepaalde voorwaarden is toegestaan. Maar dit alles is niet relevant voor de Theravāda Sangha.

Het Oude India

Alvorens over te gaan tot ons hoofdthema, is het goed om enig idee te hebben van de seksuele zeden in het oude India ten tijde van de Boeddha. Gotama zelf, als prins, werd als vanzelfsprekend opgevoed omringd door concubines en danseressen. Polygamie was gebruikelijk. Ambapali, de courtisane van wie de Boeddha geschenken aannam, was een persoon van enige betekenis. Van jonge mannen werd niet verwacht dat zij een terughoudend leven zouden leiden, en de Boeddha met zijn diepgaande begrip van de menselijke natuur wist goed welke eisen hij in dit opzicht aan mensen moest stellen. Zo vinden we de volgende formulering van wat een man moet vermijden:

Hij vermijdt onwettige seksuele omgang, onthoudt zich ervan. Hij heeft geen gemeenschap met meisjes die nog onder de bescherming staan van vader of moeder, broer, zuster of familielid; noch met getrouwde vrouwen, noch vrouwelijke veroordeelden; noch ten slotte met verloofde meisjes.

Als een man een grotere terughoudendheid kan betrachten dan dit, zoveel te beter. De zienswijze van de Boeddha op deze kwestie was dus realistisch voor zijn tijd, en wij moeten proberen het onderwerp zo realistisch mogelijk te bekijken in het licht van de moderne omstandigheden.

De Lekenboeddhist

Het derde van de vijf voorschriften die door leken-boeddhisten worden onderschreven luidt: Kámesu micchácárá veramaóì sikkhápadaí samádiyámi, “Ik onderneem de training in het afzien van verkeerde handelingen met betrekking tot sensualiteit.” Sommige leken die, meestal voor een bepaalde periode, meer dan de gebruikelijke vijf leefregels naleven, nemen deze in de strengere vorm: Abrahmacariyá veramaóì…, die hen voor de duur van de verbintenis verplicht tot dezelfde terughoudendheid als de monniken. Ook hiermee houden wij ons verder niet bezig, aangezien hun positie nu duidelijk is.

Voor de gemiddelde leek staat het derde voorschrift op precies dezelfde voet als de andere vier. In de boeddhistische visie is er niets unieks aan seksuele overtredingen of fouten. Zij die geneigd zijn een schuldcomplex te ontwikkelen over hun seksleven moeten zich realiseren dat falen in dit opzicht niet meer en ook niet minder ernstig is dan het niet naleven van enig ander voorschrift. In feite is het moeilijkste voorschrift van allemaal voor bijna iedereen om na te leven het vierde – zich te onthouden van elke vorm van verkeerd spreken (waaronder vaak ook onbarmhartige opmerkingen over de werkelijke of vermeende seksuele tekortkomingen van anderen!)

Wat houdt het derde voorschrift dan precies in voor de gewone lekenboeddhist? Ten eerste is het, net als alle andere voorschriften, een regel voor training. Het is geen ‘gebod’ van God, de Boeddha of iemand anders dat zegt: “Gij zult niet…” Zulke geboden bestaan niet in het boeddhisme. Het is een verbintenis van jou aan jezelf, om je best te doen een bepaalde vorm van terughoudendheid in acht te nemen, omdat je begrijpt dat het goed is om te doen. Dit moet duidelijk begrepen worden. Als je denkt dat het niet goed is, moet je het niet doen. Als je het wel een goede zaak vindt, maar twijfelt aan je vermogen om het vol te houden, moet je je best doen, en waarschijnlijk kun je wat hulp en instructie krijgen om het gemakkelijker te maken. Als je het een goede zaak vindt om te proberen het boeddhistische pad te bewandelen, kunt je deze en de andere voorschriften met oprechtheid in dit bewustzijn uitvoeren.

Ten tweede, wat is de reikwijdte en het doel van dit voorschrift? Het woord kāma betekent in het Pali ‘zinnelijk verlangen’, wat niet uitsluitend seksueel is. Het wordt hier gebruikt in een meervoudsvorm die dicht in de buurt komt van wat bedoeld wordt met de Bijbelse uitdrukking ‘de begeerten van het vlees’. Hebzucht naar voedsel en ander zinnelijk genot vallen hier ook onder. De meeste mensen die sterk verslaafd zijn aan seksuele uitspattingen worden ook sterk aangetrokken door andere zintuiglijke genoegens. Hoewel wij ons hier alleen bezighouden met het seksuele aspect, moet dit punt worden opgemerkt. Voor degenen die ook maar enig begrip hebben van de boeddhistische beginselen zou de fundamentele reden voor een dergelijk gebod onmiddellijk duidelijk moeten zijn. Onze dukkha – ons gevoel van frustratie en ontevredenheid over het leven – is geworteld in onze verlangens en hunkeringen. Hoe meer deze onder controle kunnen worden gebracht, hoe minder dukkha we zullen ervaren. Zo eenvoudig is het. Maar wat eenvoudig is, is natuurlijk niet noodzakelijkerwijs gemakkelijk.

Dus hoewel er, om zo te zeggen, een aanzienlijke overlapping is in de inhoud van het derde voorschrift met het Joodse en Christelijke gebod “Gij zult niet echtbreken”, is er een groot verschil in de geest en de benadering. Aangezien de meeste mensen in het Westen enige christelijke conditionering hebben – al is het maar indirect – is het goed om hierover duidelijk te zijn. De traditionele christelijke opvatting is dat seksuele gemeenschap alleen is toegestaan binnen de huwelijksband. Zelfs dan is de implicatie dat het, behalve als noodzakelijk middel voor de voortplanting van kinderen, eigenlijk een nogal slechte zaak is, en zoveel mogelijk moet worden beperkt – vandaar het debat over ‘de pil’ en dergelijke. Bepaalde zaken zoals anticonceptie, homoseksuele activiteit, enz. worden vaak met afschuw bekeken en ‘onnatuurlijk’ verklaard (wat niet helemaal juist kan zijn, want het gebeurt toch!). Sommige van deze verboden worden tegenwoordig misschien meer geëerd in de overtreding dan in de naleving ervan, maar het lijdt geen twijfel dat dit soort starre opvattingen nog steeds op grote schaal worden aangehangen en officieel gepropageerd. De onvermijdelijke reactie, aangemoedigd door sommige echte of vermeende psychologische deskundigen, gaat in de richting van een houding van totale tolerantie, waarin ‘alles mag’. Zoals eerder gezegd zijn rigide puritanisme en totale tolerantie extreme opvattingen, die de boeddhistische leer geen van beide onderschrijft. Het ene is slechts een ontoereikende reactie op het andere. Wat we moeten doen – wat het boeddhisme ons in feite leert te doen – is een verstandige koers uitzetten tussen de twee.

Seksueel Genot en het Begrip ‘Zonde’

Teruggebracht tot de essentie draait het grote debat over seks voor veel mensen om het begrip ‘zonde’. Voor de puritein is overgave aan seksuele activiteit omwille van het genot slecht, verdorven, of, zoals hij pleegt te zeggen, ‘zondig’ (d.w.z. God onwelgevallig). Voor de permissivist (om een onhandige maar handige term te gebruiken) is dit onzin. Hij verwerpt waarschijnlijk de term ‘zonde’ als betekenisloos, en ziet niet alleen niets kwaads in seksueel genot, maar beschouwt het als zeer legitiem, misschien wel als het hoogste genot dat er is en zeker als iets waar, in principe althans, iedereen recht op heeft. Veel mensen, die uit een min of meer christelijke achtergrond komen met tenminste enige puriteinse trekjes, vinden de ware boeddhistische houding ten opzichte van dit probleem nogal moeilijk te zien. Misschien hebben ze er zelfs nooit een duidelijke uitleg over gekregen of, als ze die wel hebben gekregen, leek die voor hen te technisch en hebben ze het punt niet begrepen. Het punt is in feite van groot belang, dus is het de moeite waard te proberen het duidelijk te maken. Het vereist een behoorlijk elementair begrip van wat bedoeld wordt met karma – iets wat veel mensen, die misschien al jaren ‘boeddhist’ zijn, nooit hebben gehad.

Maar we kunnen misschien beter beginnen met het woord ‘zonde’. Voor een christen wordt ‘zonde’ vooral gezien als een overtreding van Gods geboden. Deze uitleg is natuurlijk niet verkeerd in termen van christelijke theologie, maar is niet van toepassing in het boeddhisme, waar er geen dergelijke geboden zijn die men kan overtreden. Zoals reeds aangegeven zijn de zogenaamde leefregels in feite verbintenissen aan zichzelf, wat iets anders is. Ze staan meer op één lijn met de instructie ‘Kijk naar beide kanten voordat je de weg oversteekt’. Toch is er veel overeenstemming tussen de inhoud van de vijf voorschriften en sommige van de tien geboden, zodat het in veel gevallen verstandig kan zijn zich dienovereenkomstig te gedragen, welke formulering men ook volgt. Er is echter een andere weergave van het woord ‘zonde’ zelf die in feite (hoewel minder bekend) veel dichter bij de boeddhistische kijk op de dingen komt. In de Bijbel geeft ‘zonde’ Hebreeuwse en Griekse woorden weer die letterlijk ‘het doel missen’ betekenen, d.w.z. zich inadequaat of onvakkundig gedragen. De zondaar is dus als een ongeschoolde boogschutter die zijn doel mist (zou dit de werkelijke betekenis kunnen zijn van Zen en de kunst van het boogschieten?). Maar dit komt wel heel dicht bij het idee van akusala kamma of ‘onheilzame handeling’ in het boeddhisme.

Het Pali woord kamma (karma) betekent letterlijk ‘actie’ (d.w.z. vrije wil: cetanā), die zowel heilzaam (kusala) als onheilzaam (akusala) kan zijn. De resultaten van actie (karma) komen de doener toe als vipāka, wat aangenaam is als de actie bedreven was, en onaangenaam als ze onbedreven was (als ik kijk voordat ik de weg oversteek, zal ik veilig oversteken, wat aangenaam is; als ik niet kijk, kan ik worden overreden, wat onaangenaam is). De gevoelens die we ervaren zijn in feite van de aard van vipāka – ze zijn afhankelijk van karma uit het verleden. En natuurlijk creëren we een groot deel van onze tijd voortdurend nieuw karma. Daarom moet worden opgemerkt dat het gevoel van genot (seksueel of anderszins) geen handeling is, maar een resultaat. Er is dus niets ‘bekwaam’ of ‘onbekwaam’ aan het ervaren van zo’n gevoel. We moeten het daarom niet beschouwen als ‘deugdzaam’ of ‘zondig’. Tot zover het goede. Dergelijke aangename gevoelens kunnen worden genoten met een zuiver geweten en zonder schuldgevoel. Als dit alles was, zou er geen probleem zijn. De puriteinen zouden verjaagd zijn en de toleranten gerechtvaardigd. Helaas is er een andere kant van de zaak. We herinneren ons misschien dat er een paar jaar geleden een lied was “Money is the Root of all Evil“. Sommige mensen wezen erop dat niet geld, maar de liefde voor geld de wortel is van alle kwaad (nou ja, van veel kwaad, in ieder geval). En hier zit het addertje onder het gras. Seksueel genot (zoals geld) is niet ‘slecht’ (of onbekwaam), maar gehechtheid aan seksueel genot (zoals de liefde voor geld) is dat wel. Als we het genot kunnen ervaren zonder gehechtheid, zitten we goed; als we eraan gehecht raken, ‘missen we het doel’. Nu is het natuurlijk nogal moeilijk (om het zacht uit te drukken) om welk plezier dan ook te ervaren zonder het gevoel eraan gehecht te zijn. Maar gehechtheid is karma, en nog wel onbekwaam karma. En het resultaat daarvan zal volgens het boeddhisme onvermijdelijk iets onaangenaams zijn in de toekomst.

Veel mensen zullen deze verklaring nieuw vinden. Sommigen zullen het raadselachtig vinden. Sommigen zullen het ongetwijfeld verwerpen – met of zonder onderzoek – met het excuus dat het te subtiel is, of willekeurig, of iets dergelijks. Wat ze bedoelen is natuurlijk dat ze het ongemakkelijk vinden. Maar het verdient veel aandacht en zorgvuldig onderzoek. Zorgvuldige bestudering zou in feite moeten aantonen dat het de sleutel is tot het hele probleem. De zaak kan ook beschouwd worden in termen van de wet van Afhankelijk Ontstaan: “Contact is de basis voor het ontstaan van gevoel; gevoel… van verlangen; verlangen… van vastklampen;” etc., met als uiteindelijk resultaat natuurlijk het voortdurende proces van worden, met alle lijden van dien.

Dus, als we willen oordelen tussen de puriteinen en de toleranten, kunnen we niet zeggen dat een van beide partijen volledig gelijk heeft. We zouden echter kunnen stellen dat de puriteinen gedeeltelijk gelijk hebben om de verkeerde redenen. Seksuele uitspattingen zijn niet slecht, maar in zekere mate wel onverstandig. De meeste mensen zullen zich niet helemaal kunnen onthouden (en ze worden er ook niet toe aangespoord), maar gematigdheid is een goede zaak.

Huwelijk

Wat is de boeddhistische houding ten opzichte van het huwelijk, afgezien van alle ideeën ontleend aan andere bronnen, andere religies en levensbeschouwingen? Voor veel boeddhisten, in het Oosten of het Westen, is er geen groot probleem. Zij leiden een redelijk normaal huwelijksleven, net als veel christenen, humanisten en anderen. We kunnen zeggen dat ze geluk hebben, of in dit opzicht de resultaten van gunstig karma genieten. Voor anderen, van alle geloofsovertuigingen of niet, doen zich ernstige problemen voor die op de een of andere manier onder ogen moeten worden gezien.

In de christelijke traditie wordt het huwelijk gewoonlijk een ‘sacrament’ genoemd. In sommige takken van het christendom wordt het behandeld als een onverbrekelijke band, hoewel er meestal een paar achterpoortjes zijn. Andere takken van het christendom staan echtscheiding toe in bepaalde, tamelijk nauw omschreven omstandigheden, en natuurlijk staat de staat in de meeste (maar lang niet alle) landen echtscheiding en hertrouwen van gescheiden personen toe, met of zonder goedkeuring van de kerk.

In het boeddhisme is het huwelijk geen ‘sacrament’, omdat een dergelijk concept niet bestaat. En het behoort niet tot de taken van boeddhistische monniken om leken in de echt te verbinden. Als dat tegenwoordig in Japan af en toe gebeurt, is dat slechts een modern idee, in overeenstemming met een algemene tendens onder Japanse boeddhisten om (vaak misschien onverstandig) christelijke instellingen te imiteren. In de boeddhistische traditie is het vaak de gewoonte dat bhikkhu’s hun ‘zegen’ geven nadat het burgerlijk huwelijk is voltrokken. Maar zelfs dit is eigenlijk meer een concessie aan de leken dan iets anders. En als het huwelijk geen succes wordt, heeft geen enkele bhikkhu het gezag om te zeggen dat dat huwelijk niet ontbonden mag worden. Echtscheiding is, net als het huwelijk, een burgerlijke zaak. Evenzo, als een getrouwd stel besluit anticonceptie te gebruiken, is dat geheel hun zaak. De Sangha zal zich niet geroepen voelen om in te grijpen of bezwaar te maken. Men moet toegeven dat sommige bhikkhu’s hebben horen verklaren dat anticonceptie verkeerd is en verboden zou moeten worden – maar dat is hun persoonlijke mening. Het maakt geen deel uit van de boeddhistische leer.

Abortus is natuurlijk een andere zaak. Aangezien het gaat om het nemen van leven, is het in strijd met het eerste voorschrift. Het kan alleen worden goedgekeurd in gevallen van ernstige gezondheidsrisico’s, waar het het minste kwaad kan vertegenwoordigen.

Door te trouwen nemen mensen duidelijk een verantwoordelijkheid op zich, zowel ten opzichte van elkaar als ten opzichte van de kinderen die ze krijgen. Elke vorm van onverantwoordelijk gedrag is duidelijk verwerpelijk naar elke redelijke maatstaf, of we onszelf nu boeddhist noemen of iets anders. Als we alle vijf leefregels in gedachten houden en proberen na te leven, worden de kansen op een succesvol huwelijk duidelijk groter. Overmatig drinken, bijvoorbeeld (in strijd met het vijfde voorschrift), is een krachtige bron van ongelukkige huwelijken.

Hoe zit het met ‘overspel’, d.w.z. seksuele betrekkingen buiten het huwelijk? Het korte antwoord is dat dit uiteraard moet worden vermeden. Maar er moet op gewezen worden dat het boeddhisme dit, of andere seksuele onregelmatigheden en afwijkingen, niet beschouwt als iets unieks goddeloos of andere seksuele onregelmatigheden en afwijkingen, niet beschouwt als iets unieks goddeloos. In nominaal christelijke landen kan de speciale soort afschuw waarmee dergelijke zaken worden, of onlangs werden, beschouwd tot groteske uitersten worden opgevoerd. Nog niet zo lang geleden werd een bepaalde politicus door sommigen plechtig ongeschikt verklaard om premier te worden, omdat hij de onschuldige partner was geweest in een echtscheidingszaak! Nog recenter werd een andere politicus uit zijn ambt gezet wegens overspel waarvan zijn vrouw hem vergaf! Toch zijn veel politici in alle landen weggekomen met veel ergere dingen van niet-seksuele aard zonder dat er een woord over werd gezegd. Boeddhisten moeten proberen zich seksueel, net als in andere opzichten, zo goed mogelijk te gedragen – maar ze moeten leren een maximum aan liefdadigheid te betrachten ten aanzien van de misstappen van anderen. Als een huwelijk onherroepelijk is stukgelopen, ook al wordt het in naam voortgezet, is de situatie natuurlijk heel anders. In zulke omstandigheden kan men het gevoel hebben dat volledige onthouding een grotere last is dan men redelijkerwijs kan dragen.

De dingen die mis kunnen gaan in een huwelijk zijn legio. Een partner kan impotent zijn, ziek, onverantwoordelijk, jaloers, dronken, een dwangmatige gokker, gestoord, promiscue, gierig, werkloos, of meerdere van deze dingen. Of beide partners kunnen heel charmante mensen zijn en toch totaal ongeschikt voor elkaar. Het kan zijn dat alleen de kinderen – arme stakkers – het ‘huwelijk’ bij elkaar houden. Tegelijkertijd kunnen er vele redenen zijn die een ontbinding onmogelijk of onuitvoerbaar maken. Een buitenechtelijke relatie kan dan dienen om de situatie draaglijk te maken. Wie zich in een dergelijke situatie bevindt, moet er het beste van maken. Het is niet aan anderen, die gelukkiger of schuchterder zijn, om buitensporig kritisch te zijn.

Seks Buiten het Huwelijk

Ook hier moeten we proberen de zaken rustig en duidelijk te bekijken, en vooral verantwoordelijk. Tegenwoordig wordt vrij eerlijk aanvaard wat altijd al het geval is geweest, namelijk dat veel mensen in feite geslachtsgemeenschap hebben zonder de formaliteit van het huwelijk te doorlopen. Ongetwijfeld gebeurt dat nu meer dan vroeger, enerzijds omdat anticonceptie veel efficiënter is dan vroeger en anderzijds omdat religieuze vooroordelen snel verdwijnen. Dit is een eenvoudige vaststelling van de feiten, niet van wat al dan niet het geval zou moeten zijn. In het geval van verloofde paren is het waarschijnlijk inmiddels gebruikelijk, en wordt het door de meeste mensen niet erg afgekeurd. Maar het kan niet bepaald zeldzaam worden genoemd bij paren die niet de minste intentie hebben om zich te verloven.

Vroeger werd algemeen aangenomen (en bijna openlijk toegegeven) dat seks voor het huwelijk een goede zaak was voor jonge mannen, maar een slechte zaak voor meisjes. Nu heeft de geslachtsgelijkheid dit ingehaald, zoals zoveel andere dingen. In ieder geval kunnen we net zo goed accepteren dat, wat we er ook van denken, prediking door de oudere generatie over het algemeen weinig effect heeft op de jongeren. Dit is waarschijnlijk iets waarover de meeste ouders zich zorgen maken.

De jongeren van vandaag zijn meestal niet erg onder de indruk van de wijsheid van hun ouderen. Vaak hebben zij volkomen gelijk met hun scepsis, maar daaruit volgt natuurlijk niet dat zij zelf echt wijzer zijn. Het kan zijn dat hun dwaasheid slechts een andere vorm aanneemt. Laten we niet vergeten dat, als het boeddhisme ons al iets leert, het is dat bijna alle mensen over het algemeen behoorlijk dom zijn. Daarom zijn we tenslotte hier. Maar toch, als de ouders erin slagen hun kinderen een gevoel van verantwoordelijkheid bij te brengen, is dat waarschijnlijk het enige wat ze kunnen doen. Er zijn geen gemakkelijke antwoorden.

Koningin Victoria regeerde zestig glorieuze jaren, en zelfs ondanks de baanbrekende inspanningen van haar zoon en opvolger Edward VII, duurde het nog eens zestig jaar (inclusief twee grote oorlogen) voordat Engeland de laatste flarden van de Victoriaanse respectabiliteit van zich afschudde. Nu is het eindelijk zover en kunnen naakte jongemannen op het podium staan en ondeugende woorden uitspreken zonder dat een Lord Chamberlain hen tegenspreekt. Is dit vooruitgang, of was Victoriaanse preutsheid te verkiezen boven moderne grofheid? We zijn weer terug bij de twee uitersten. We moeten de middenweg zoeken.

Natuurlijk, als de jongeren maar zouden luisteren, zouden wij ouderen hun ongetwijfeld allerlei echt goede raad kunnen geven. En er is maar één kans dat ze zullen luisteren: als we op de een of andere manier kunnen vermijden betuttelend te zijn. Maar de autoritaire vaderlijke rol is nu beslist uit de gratie, en de traditionele benadering heeft geen invloed meer. Als wij de jongeren van vandaag vertellen dat zij slecht zijn (ook al zijn sommigen van hen dat), zullen zij zich gewoon omdraaien en ons vertellen dat onze ideeën stinken.

Maar als we er al in slagen hen te bereiken, kunnen we misschien in alle bescheidenheid bepaalde dingen ter overweging meegeven. Seks is iets waar de jongere generatie van vandaag zich intens van bewust is. In feite zouden zij blind en doof geboren moeten zijn om dat niet te zijn. Het wordt tegenwoordig op alle mogelijke manieren commercieel uitgebuit. Onze hele commerciële beschaving is gebaseerd op het principe van het stimuleren van grotere en betere verlangens in ons allen, de hele tijd. En volgens een voorzichtige schatting bevat ongeveer 75% van alle reclame momenteel een element van seksuele prikkeling (soms listig vermomd, soms overduidelijk). Het is duidelijk gebleken dat seks de verkoop stimuleert van alles en nog wat, van typemachines tot onkruidverdelgers. Dat het de steunpilaar is van vrijwel elke denkbare vorm van ‘vermaak’ waaraan we vrijwillig of onvrijwillig worden onderworpen, spreekt voor zich. Met andere woorden, onze verlangens in het algemeen, en onze seksuele verlangens in het bijzonder, worden consequent en op grove wijze over-gestimuleerd zolang het doel is bepaald, en de flauwe veronderstelling is dat als dit alles plotseling zou stoppen, de hele economie van het land in puin zou liggen.

(Tussen twee haakjes, het zou best mogelijk kunnen zijn om onze economie op een andere basis te organiseren – maar daar gaat het ons hier niet om). Wij allen, jong en oud, moeten met deze situatie leven en, op zijn zachtst gezegd, het maakt zelfbeheersing er niet gemakkelijker op. Dus voordat we de jongeren de les gaan lezen, moeten we ons dit feit realiseren. In dit spel zijn de dobbelstenen tegen ons gericht.

Toch kunnen we misschien tot hen doordringen. Per slot van rekening zijn veel jongeren zelf tegen de gevestigde orde en rebelleren zij onder meer tegen de lelijkheid van ons leven. Hun ideeën mogen dan vaak helemaal verkeerd zijn en verward, maar ze verlangen tenminste oprecht naar iets beters, en in feite proberen ze wanhopig, zij het vaak onsamenhangend, een betere gang van zaken tot stand te brengen. Het ontbreekt hen geenszins aan idealisme, en zij hebben een scherp oog voor degenen die hun idealisme voor dubieuze doeleinden proberen uit te buiten. Wij kunnen ons aan hen optrekken als we hen er maar van kunnen overtuigen dat we tenminste oprecht zijn.

Laten we de kwestie van geslachtsgemeenschap voor het huwelijk onder jongeren eens kritisch bekijken. In de eerste plaats gebeurt het. En er zijn in principe maar twee manieren om er een einde aan te maken. Ofwel oefenen jongeren zelfbeheersing uit, ofwel gaan ze trouwen. Een paar doen het eerste, en heel veel doen het tweede. Natuurlijk kunnen zeer vroege huwelijken goed aflopen. Maar het is een feit dat dit vaak niet het geval is, om voor de hand liggende redenen. Daarom is het niet helemaal vanzelfsprekend dat een vroeg huwelijk als zodanig te verkiezen is boven een beetje ‘experimenteren’.

Het is natuurlijk erg moeilijk voor ouders om achterover te leunen en stilzwijgend toe te kijken hoe hun eigen kinderen een weg inslaan die hen misschien onverstandig lijkt, en dat ook is. Sommige jongeren zijn tegenwoordig alleen bereid en in staat om met vallen en opstaan te leren. Ze zijn niet bereid om advies te vragen, of zelfs om het ongevraagd te aanvaarden. Zij zouden zich er echter van bewust moeten zijn dat er ernstige gevaren schuilen in te overhaaste experimenten en het probleem is dat, terwijl ouders zich kunnen inhouden met adviezen over terughoudendheid, er anderen zijn die maar al te graag (uit misplaatst ‘idealisme’ of, vaak, omdat zij het zeer winstgevend vinden) ‘tolerante’ adviezen geven zonder de aandacht te vestigen op de risico’s. Het is de plicht van iemand, zowel ouders als leraren, om ervoor te zorgen dat jongeren op de hoogte zijn van enkele minder comfortabele ‘feiten des levens’ en ook van die welke zij willen weten. Venerische ziekten tieren welig en nemen toe. En het is lang niet altijd het ‘kleine ongemak’ dat er in sommige kringen van wordt gemaakt. Het kan nog steeds steriliteit, ernstige ziekten of zelfs de dood veroorzaken. Dat ‘de pil” geen bescherming biedt en ook niet bedoeld is als bescherming tegen geslachtsziekten lijkt duidelijk, maar veel meisjes lijken zich hiervan niet bewust – tot het te laat is. De pil zelf is ook niet zo onschuldig. Hij kan onaangename en soms vrij ernstige bijwerkingen hebben, en een recente (waarschijnlijk conservatieve) schatting is dat 25% van de vrouwen die de pil gebruiken dit om medische redenen niet zouden moeten doen. Zelfs gezond verstand zou kunnen suggereren dat langdurige chemische interferentie met de hormoonwerking problemen kan veroorzaken. Dit zijn slechts enkele van de meer voor de hand liggende fysieke gevaren. Er zijn ook veel emotionele problemen en gevaren. Om slechts één voorbeeld te noemen: er kunnen echte misverstanden ontstaan omdat tienerjongens ‘all the way’ willen en verwachten, terwijl de meisjes vaak alleen maar willen flirten. Deze situatie is zeker niet ongewoon: in het beste geval is ze gênant en in het slechtste geval kan ze tot zeer lelijke incidenten leiden.

De weg van zelfbeheersing is niet noodzakelijkerwijs voor iedereen gemakkelijk te volgen en is, vooral onder de huidige omstandigheden, bijna meer dan we redelijkerwijs kunnen verwachten. En het kan ook om de verkeerde redenen en op de verkeerde manier worden ondernomen. Het Engelse openbare schoolsysteem was gebaseerd op de scheiding der seksen en een ideaal van seksuele terughoudendheid, en tot op zekere hoogte werkte dat. Het leverde de voorspelbare oogst aan homoseksuelen op en ook heel wat geremde jonge mannen, maar het bracht een echt respect voor vrouwen bij, dat niet altijd zo belachelijk was als sommigen ons willen doen geloven. Per saldo heeft het misschien meer goed dan kwaad gedaan, vanuit seksueel oogpunt, aan de meerderheid van degenen die het ondergingen. Maar het was gebaseerd op een over gesimplificeerd idee. Het leven is subtieler dan Arnold van Rugby toeliet (zelfs als we het ‘klasse’-aspect van de hele zaak over het hoofd zien). En toch zijn de beste producten van dit onderwijssysteem in veel opzichten bewonderenswaardig. Zij hebben een diep gevoel voor zelfdiscipline en verantwoordelijkheid, kwaliteiten die vandaag de dag nogal schaars zijn.

Natuurlijk hebben veel van de jongeren van vandaag een dergelijk gevoel, in sommige opzichten zelfs heel sterk. Ze voelen zich verantwoordelijk – ze voelen zich diep ‘geëngageerd’ – over apartheid of andere sociale kwesties. En zelfs de meest ruig uitziende types verdragen vaak verrassende ontberingen in de vorm van ruig slapen en dergelijke, met een soort zelfdiscipline die er misschien vreemd genoeg niet op gericht lijkt, maar er toch is.

Seks, Religie en Anti-Religie

Het huidige tijdperk wordt terecht het post-christelijke tijdperk genoemd. De traditionele christelijke leer brokkelt overal af. Het is misschien niet erg moeilijk om argumenten te vinden ter ondersteuning van de opvatting dat dit een goede zaak is, of dat het een slechte zaak is. Het hangt er grotendeels vanaf wat we in de plaats van de dierbare overledenen willen stellen. Maar in ieder geval kan men zich nauwelijks onttrekken aan een gevoel van sympathie voor de christenen, vooral misschien voor de christelijke geestelijkheid. De meeste christelijke geestelijken van alle kerkgenootschappen zijn immers fatsoenlijke, eerlijke, hardwerkende en gewetensvolle mannen die wanhopig proberen hun werk goed te doen en tenminste iets waardevols uit de wrakstukken te redden. Zij worden gewoonlijk wanhopig onderbetaald, preken naar beste vermogen voor hun slinkende kudde en zitten vast in een onmogelijke situatie. Ze mogen dan vaak onwetend en soms onverdraagzaam zijn, maar ze worden bespot door hen die vaak genoeg even onwetend en onverdraagzaam zijn, en wier enige doel vaak is hun geloofsbelijdenis, hoe ontoereikend ook, te vervangen door iets dat steeds negatiever en destructiever is. Als de Kerk, zelfs in haar huidige verzwakte staat, volledig van het toneel zou verdwijnen, zou het verlies, ondanks alle leerstellige tekortkomingen en absurditeiten, zeker groter zijn dan enige denkbare winst. Het is niet helemaal waar dat elke godsdienst beter is dan geen godsdienst, want sommige vormen van godsdienst (waaronder sommige christelijke sekten) zijn ongelooflijk afschuwelijk. Maar het beste, of zelfs het op één na beste, van het christendom is zeker veel beter dan de meeste zuiver seculiere substituten ervan. Als boeddhisten zouden we bereid moeten zijn dit toe te geven, zonder daarbij in de val te lopen van de uitspraak: “Nou ja, het is eigenlijk allemaal hetzelfde”, terwijl dat overduidelijk niet zo is. De fundamentele christelijke houding tegenover seks is genoegzaam bekend, en is hierboven kort uiteengezet. Het kan zeer ongezonde vormen aannemen, maar in zijn meer gematigde aspecten kan het misschien nog dienen als een redelijk bruikbare basis voor fatsoenlijk gedrag. Het geeft tenminste enkele redenen die veel mensen kunnen aanvaarden als basis voor moraliteit.

Nu kan men natuurlijk een moraal hebben zonder religie. Het is niet al te moeilijk om zuiver sociale redenen aan te voeren voor veel moreel gedrag, seksueel of anderszins, en de beste antireligieuze propagandisten van tegenwoordig doen hun best om dit te doen. Maar sommige anderen doen dat niet. Hun beleid bestaat er eenvoudigweg in alles wat de kerken leren te betwisten en op zijn kop te zetten. Sensualiteit en agressie, zo beweert men, zijn basisdriften in de mens die gevaarlijk zijn om in te dammen en die dus vrij spel moeten krijgen. In het geval van agressie is de misvatting zo duidelijk dat weinigen dit letterlijk zullen onderschrijven, hoewel sommige samenlevingen er in de praktijk veel ruimte voor lijken te laten. Maar in het geval van seks wordt volledige tolerantie in sommige kringen echt openlijk gepredikt, en een Zweedse arts heeft zelfs aangekondigd dat hij een korps vrijwilligers wil organiseren om iedereen van seksuele gemeenschap te voorzien. Dit zou blijkbaar iedereen gelukkig maken en het millennium zou zijn aangebroken.

Waar Seks Werkelijk om Gaat

De seksuele drang is, in de meeste omstandigheden, zowat de sterkste drang die er bestaat bij de mens en bij de andere dieren. Dit is zo, of we nu denken (zoals sommigen) dat het door God of (anderen) door de duivel in ons is ingeplant. Men kan haar uiteraard elke directe uiting ontzeggen, en of dit al dan niet een goede zaak is, hangt sterk af van de manier waarop – en de reden waarom – dit gebeurt. Als we kijken naar seks en religie zien we dat dit in feite vaak gebeurt, in de boeddhistische Sangha en de rooms-katholieke kerk, om de twee duidelijkste voorbeelden te noemen. De ogenschijnlijke redenen voor een dergelijke gang van zaken in deze twee lichamen kunnen heel verschillend zijn, maar het is zeker niet zonder betekenis dat zij beiden – en sommige anderen – het belangrijk vinden om zelfs maar een poging te wagen tot een dergelijke schijnbaar onnatuurlijke oefening. Maar het lijdt geen twijfel dat een groot deel van het enorme respect voor de leden van beide gemeenschappen rechtstreeks voortvloeit uit de kennis van hun celibataire levenswijze. In sommige delen van de wereld worden zulke mannen beschouwd als supermensen of hypocrieten, omdat van geen enkele normale man verwacht kan worden dat hij een dergelijk leven volhoudt. En natuurlijk bevatten beide gemeenschappen nogal wat hypocrieten en waarschijnlijk ook een paar supermannen.

Voor de overgrote meerderheid van de mensen is er natuurlijk geen sprake van dat zij zoiets zullen proberen, behalve misschien voor relatief korte perioden. De dame die ooit in een klas vroeg: “Als iedereen een bhikkhu zou worden, wat zou er dan met de wereld gebeuren?” kon gerust gezegd worden dat ze zich geen zorgen hoefde te maken.

De biologische functie van seks is duidelijk en behoeft hier geen discussie. Maar het interessante voor ons is dat seks – zoals al het andere – een zuiver onpersoonlijke kracht is. Wij zijn geneigd er in intens persoonlijke termen over te denken, maar in feite is het een kracht die gewoon door ons heen stroomt en onze mooiste en meest inspirerende emoties gebruikt voor haar eigen doeleinden, die volledig gericht zijn op het voortbestaan van het ras als geheel. Het idee dat het slechts een privé en prachtig iets is tussen jou en mij is slechts een deel van onze algemene illusie. Al met al is het een vruchtbare kweker van illusies. Het kan ertoe leiden dat een man denkt dat hij de mooiste vrouw ter wereld heeft gevonden, terwijl alle anderen denken: ‘Wat kan hij in hemelsnaam in haar zien?’.

Voor de boeddhist is seks natuurlijk een uitdrukking – misschien wel de belangrijkste uitdrukking – van die taṇhā of hunkering die dukkha met zich meebrengt. Het is daarom heel logisch dat we proberen het onder controle te krijgen. In zekere zin is dat het enige wat telt. Het doel van de ware boeddhist is de beëindiging van hunkering, en vanuit individueel oogpunt is er geen andere reden voor seksuele terughoudendheid dan deze. Maar vanuit het bredere ethische gezichtspunt zijn er natuurlijk andere redenen die niet minder belangrijk zijn: als we ons roekeloos en onverantwoordelijk gedragen in seksuele zaken, kunnen we anderen onnoemelijk veel schade berokkenen; we kunnen op een heel duivelse manier met andermans emoties spelen, ongewenste kinderen ter wereld brengen, enzovoort. Maar dit alles zou natuurlijk niet gebeuren als we ‘onze eigen’ seksualiteit onder controle hadden: ‘onze eigen’ tussen aanhalingstekens omdat het, zoals we moeten onthouden, een onpersoonlijke kracht is die door ons heen werkt, en dat is precies waarom het zo moeilijk te controleren is.

Totale seksuele controle in de zin van volmaakte onthouding is uiteraard alleen weggelegd voor enkelingen. Het is misschien een fout van de rooms-katholieke kerk dat zij deze discipline aan te veel mensen en te absoluut wil opleggen, zoals sommige katholieken nu erkennen. Maar in feite zullen er altijd meer dan voldoende mensen bereid en zelfs vastbesloten zijn om het menselijk ras in stand te houden. Het probleem van de samenleving is veeleer te voorkomen dat de bevolkingsexplosie volledig uit de hand loopt – vandaar al die nogal sombere discussies over ‘de pil’.

Nu zijn er verschillende manieren om de geslachtsdrift te beheersen, sommige slecht, andere goed. Een daarvan is door angst: angst voor het hellevuur, angst voor geslachtsziekten, enzovoort. Dit is natuurlijk geen bijzonder goede manier, hoewel het zeker kan werken, en misschien niet altijd geheel schadelijk is. Er kunnen immers verschillende ongelukkige gevolgen zijn van geslachtsgemeenschap en daar moeten we ons bewust van zijn. Zelfs wedergeboorte in een of andere zeer onaangename ‘hellestaat’ is niet noodzakelijkerwijs een complete fantasie. Maar natuurlijk is een overdreven angst voor vreselijke straffen voor kleine overtredingen psychologisch niet erg nuttig.

Een andere weg is die van de verdringing. Dit is natuurlijk geen bewust proces. Het is een vorm van succesvol zelfbedrog, waardoor we ons nergens bewust van zijn. Repressie, zoals beter bekend zou moeten zijn dan in feite het geval lijkt te zijn, is geenszins hetzelfde als vrijwillige ‘onderdrukking’. Heel weinig mensen zijn werkelijk ‘over seks heen’ – hoewel heel wat mensen lijken te denken dat ze dat hebben gedaan. Zij verbinden hun resulterende psychologische problemen nooit met de onderliggende oorzaak – onderdrukte seks. Maar het moet duidelijk zijn dat, als we het kunnen, onderdrukking met bewustzijn weinig of geen kwaad kan.

Veel seksuele energie kan natuurlijk worden gekanaliseerd of ‘gesublimeerd’ in andere dingen: kunst, muziek, intens religieus geloof, enzovoort. In alle religieuze groeperingen zijn mensen bekend – vooral maar zeker niet alleen vrouwen – die dit met meer of minder succes hebben gedaan. En zij die de meditatieve absorpties hebben bereikt, die bekend staan als de jhāna’s, kunnen daarin een emotionele uitlaatklep vinden die superieur is aan die van seks. Dit is allemaal goed en wel. Maar zelfs deze dingen lossen op zichzelf het probleem niet helemaal op, althans niet in de uiteindelijke zin.

Seks en wedergeboorte

Zolang er zelfs maar een latent verlangen blijft bestaan (inclusief dat naar seks), zal volgens de boeddhistische leer de wedergeboorte onvermijdelijk blijven plaats vinden. Want we worden herboren, niet alleen vanwege de seksuele drift die de vereniging van onze ouders tot stand bracht, maar ook vanwege diezelfde seksuele drift in ‘onszelf’, d.w.z. in die bewustzijnsstroom die de wisselende reeks patronen van onze eigen specifieke individualiteit voortbrengt. En dit is in feite de diepere betekenis van het oedipuscomplex en andere dergelijke zaken die door Freud aan het licht zijn gebracht. Volgens het ‘Tibetaanse Dodenboek’ zien degenen wier karmische predisposities hen voorbestemmen tot wedergeboorte in menselijke vorm, paren in seksuele vereniging en ervaren zij verlangen naar een aantrekkelijk lid van het andere geslacht onder die paren. Door dit verlangen worden zij vervolgens in de baarmoeder getrokken en herboren – wat helemaal niet was wat zij wilden! De Theravāda-geschriften beschrijven het proces niet specifiek, en het is misschien eerder symbolisch dan letterlijk, maar psychologisch gezien is er tenminste zoiets aan de hand.

Het is duidelijk dat de gemiddelde boeddhistische leek momenteel niet van plan is een celibatair leven te leiden – en daar wordt hier ook niet op aangedrongen. Maar enige kennis van de aard van seksualiteit en van de manier waarop deze kan worden overstegen, kan hem helpen zijn seksuele problemen op te lossen, al was het maar door hem te helpen zelfbedrog te vermijden.

Seks en de Stadia op het Pad

Volgens de boeddhistische leer wordt het pad naar volledige verlichting gemarkeerd door het achtereenvolgens bereiken (en verwerkelijken) van vier stadia. Het eerste stadium is dat van de stroombetreder (sotāpanna), die drie van de tien boeien heeft verbroken en ‘een glimp heeft opgevangen van Nibbāna’. De essentiële factor hier is het duidelijke besef van onpersoonlijkheid (anattā). Deze realisatie elimineert tegelijkertijd sceptische twijfel en geloof in riten en rituelen. In ons huidige verband is het belangrijke punt om op te merken dit: op het moment dat anattā wordt gerealiseerd – wanneer, dat wil zeggen, de onechte aard van het ‘zelf’ duidelijk wordt gezien – kan er, vanzelfsprekend, geen enkel verlangen zijn naar dat ‘zelf’ en de bevrediging ervan.

Zeker, dit moment van diep inzicht gaat voorbij, maar de diepgaande gevolgen ervan blijven. Verlangens keren terug, maar hun wortel is onherstelbaar gebroken, zodat ze uiteindelijk moeten afsterven. In feite kunnen in dit stadium – en dit moet worden beseft – seksuele verlangens, en agressie, in sommige types van karakter nog vrij sterk zijn. Maar natuurlijk zullen zij nooit leiden tot de grovere vormen van wangedrag. Begeerte (inclusief de seksuele drift) in zijn meer latente vorm kan echter nog steeds krachtig genoeg zijn om te leiden tot herhaalde wedergeboorten – tot zeven keer toe, zegt men.

Het tweede stadium, dat van de eenmalige terugkeerder (sakadāgāmī), wanneer ‘Nibbāna een tweede maal is aanschouwd’, resulteert in een dramatische vermindering van deze beide driften. Voortaan hebben ze hoogstens nog ‘hinderlijke waarde’, en wedergeboorte in de wereld van de zinnelijkheid kan, zo wordt gezegd, niet meer dan één keer plaatsvinden. Pas in het derde stadium, dat van de niet-terugkeerder (anāgāmī), worden ze volledig geëlimineerd. Zo iemand heeft geen banden meer met deze wereld, en zal hier dus niet herboren worden, hoewel hij in een andere sfeer herboren kan worden voordat hij de volledige verlichting bereikt.

Uit dit alles kan de conclusie worden getrokken dat, hoewel het inderdaad mogelijk is in dit leven ‘seksualiteit te overstijgen’, het geenszins zo eenvoudig is als sommigen veronderstellen, en velen die denken dat zij het hebben gedaan, misleiden zichzelf. Niettemin zijn er velen in en uit het gewaad die, zonder dit stadium te hebben bereikt, in de praktijk volledige controle over de seksimpuls hebben verworven.

Controle Krijgen

Hoe kan dan controle over seksualiteit worden bereikt? Een grote mate van controle kan zeker worden verkregen door geconcentreerde (samatha) meditatiebeoefening, die het bewustzijn tot rust brengt en kan leiden tot de jhāna-zijnsstaten. In niet-boeddhistische systemen is dit waarschijnlijk het beste waarop gehoopt kan worden, en er moet niet op worden neergekeken. Veel mensen, vooral in het Westen (en waarschijnlijk ook, bijvoorbeeld, in het moderne Japan), zijn zelfs zo gestoord dat een dergelijke kalmerende praktijk bijna essentieel is, misschien wel voor een zeer lange tijd. Maar de andere weg, en de werkelijk boeddhistische weg, die rechtstreeks naar het doel kan leiden, is de weg van het Inzicht. De belangrijkste schriftelijke basis hiervoor is de Satipaṭṭhāna Sutta.

De vier grondslagen van bewuste aandacht die daarin worden uiteengezet zijn: bewuste aandacht met betrekking tot lichaam, gevoelens, gemoedstoestanden en bewustzijnsinhoud. Met betrekking tot ‘gemoedstoestanden’ wordt gezegd: “Hij kent het wellustige bewustzijn en het bewustzijn dat vrij is van lust. Hij weet hoe lust ontstaat en hoe het ophoudt.” Dit is geen handleiding voor meditatie, en het moet hier volstaan om aan te geven hoe men door bewuste aandacht ontdekt hoe mentale en fysieke verschijnselen ontstaan en ophouden, en dus uiteindelijk hoe men hun beëindiging kan bewerkstelligen.

In deze methode is er geen dwang. Rigide onderdrukking door een daad van wil is niet vereist – en zal hoe dan ook niet tot het doel leiden. Wanneer zelfs vrij hardnekkig lijkende persoonlijke problemen volledig in hun ware aard worden gezien, zullen zij oplossen. Het kan tijd en veel doorzettingsvermogen kosten, maar het is een weg van zachtmoedigheid, die geen geweld doet aan iemands natuur. Uiteindelijk kan het, als het standvastig wordt nagestreefd, leiden tot de oplossing van al onze problemen, niet alleen die welke met seks te maken hebben. Langzaam en geduldig kunnen we door bewuste aandacht alle schuldgevoelens en andere complicaties ontwarren die zich mogelijk hebben ontwikkeld. En we realiseren ons, waarschijnlijk tot onze verrassing, dat het zien de genezing is, als het zien diep genoeg is.

Conclusie

Seks is een sterke kracht in ons allen. Op zichzelf is het noch ‘goed’ noch ‘slecht’. Maar het kan zeker problemen veroorzaken. En de moderne westerse mens is bijzonder vatbaar voor zulke problemen, deels vanwege de hectiek en druk van het moderne leven, die al onze problemen overdrijft, en meer in het bijzonder vanwege zijn achtergrond. Een puriteinse kerkelijke traditie (het ene uiterste) is nu krachtig uitgedaagd door een seculiere geest van tolerantie (het andere uiterste). Voor veel mensen is het helemaal niet gemakkelijk om een middenweg te vinden tussen deze twee uitersten.

Er is niets ‘zondigs’ aan seks. Als we fouten maken, moeten we die erkennen en proberen ze niet te herhalen, maar we moeten er geen schuldcomplexen over ontwikkelen. Seksuele dwalingen zijn niet uniek slecht, en in feite zijn alle vormen van seksueel wangedrag, behalve de grovere, waarschijnlijk over het geheel genomen minder schadelijk voor de samenleving dan veel andere dingen die veel mensen doen. Maar men mag niet vergeten dat bij seks meestal minstens één andere persoon betrokken is, en mogelijk de volgende generatie. In dit opzicht is het onze strikte plicht om te allen tijde verantwoordelijk te handelen, wat mededogen betekent. Anders kunnen de fysieke en emotionele gevolgen voor iemand zeer ernstig zijn.

Het ideaal van alleen seks binnen het monogame huwelijk zou voor boeddhisten net zo geldig moeten zijn als voor christenen. Er mag in ieder geval niet lichtvaardig van worden afgeweken.

De weg van bewuste aandacht is hierboven aanbevolen. Toegegeven, niet iedereen is bereid om intensieve bewuste aandacht te beoefenen, welke voordelen er ook voor worden bepleit. Maar zelfs een bescheiden mate van gewone bewuste aandacht kan verrassende resultaten opleveren. Als we met onthechting leren kijken naar onze verlangens in het spel, is het vaak verbazingwekkend hoe ze bijna vanzelf lijken ‘weg te vallen’. Om een verwant probleem als voorbeeld te nemen: veel mensen die voor het eerst het boeddhisme leren kennen, maken zich zorgen over het vijfde voorschrift, dat gaat over dronkenschap. “Mag ik niet af en toe iets drinken?” vragen ze, vaak nogal angstig. Het antwoord is natuurlijk: “Het is aan jou.” Maar ook in dit geval zijn ze, nadat ze een beetje bewuste aandacht hebben geprobeerd, vaak verbaasd dat ze steeds minder willen drinken. In feite geldt ook hier hetzelfde principe. Als we het principe ontdekt hebben, het toepassen en merken dat het werkt, kunnen we zelf beslissen hoe ver we ermee willen gaan. Het zal ons zover brengen als we bereid zijn te gaan.

Sommige lezers vragen zich misschien af dat het woord ‘liefde’ in het voorgaande niet is genoemd. Het zou te ver voeren om daarop in te gaan. Ik citeer daarom slechts de volgende twee zinnen uit een krantencolumn:

‘Ik ben verliefd’ betekent ‘ik wil dat ik gelukkig ben’; ‘ik heb lief’ betekent ‘ik wil jou gelukkig maken’.

Boeddhisten zouden kunnen nadenken, en zelfs mediteren, over deze twee uitspraken – op verschillende niveaus.

Gouden regel: Laat passie nooit de overhand krijgen op mededogen.


Bovenstaande tekst is door de redactie van buddho.org naar het Nederlands vertaald. De Engelse versie, Buddhism and Sex staat op accesstoinsight.org.


Wil je beginnen met mediteren of ben je op zoek naar meer verdieping?
Wij bieden persoonlijke begeleiding, volledig op donatie basis.

Gratis Meditatiecursus

Over M.O’C. Walshe

Maurice O'C. Walshe is sinds 1951 actief boeddhist en is voormalig voorzitter van de English Sangha Trust.

Hij is auteur van talrijke artikelen over het boeddhisme en vertaler van de volledige Digha Nikaya onder de titel Thus Have I Heard: The Long Discourses of the Buddha.

Je moet zelf de inspanning leveren, de Boeddhas wijzen slechts de weg

Boeddha, Dhp 276